In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Ontvanger der Belastingen. [eiser], die als directeur groot aandeelhouder van Helvet Investments B.V. en PWT Advocaten & Belastingkundigen N.V. fungeerde, vorderde een voorschot op schadevergoeding van de Ontvanger. Dit naar aanleiding van betalingen die Helvet had verricht aan de Ontvanger ter voldoening van belastingschulden van PWT, waarvan [eiser] stelde dat deze betalingen onverplicht waren en hem als schuldeiser benadeelden. De Ontvanger voerde verweer en stelde dat de mogelijkheid om de vernietiging van de rechtshandelingen in te roepen was verjaard, omdat [eiser] als bestuurder op de hoogte had moeten zijn van de financiële situatie van PWT en de gevolgen van de betalingen.
De rechtbank oordeelde dat [eiser] niet kon aantonen dat hij niet op de hoogte was van de gevolgen van de betalingen en dat hij de vernietiging van de rechtshandelingen niet meer kon inroepen. De voorzieningenrechter wees de vordering van [eiser] af, omdat de verjaringstermijn was verstreken en er geen stuitingshandelingen waren verricht. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Ontvanger waren begroot op € 3.864,00. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van de Ontvanger en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het kader van rechtshandelingen en verjaring.