Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 3],vennote van gedaagde sub 1,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties van [eiser].
2.Het geschil
- hij verbleef van vrijdag 18 april tot zondag 20 april 2014 in het [naam hotel] (hierna: "het hotel");
- op 18 april 2014 heeft hij aan één van de medewerkers van het hotel gevraagd of zijn fiets en de fietsen van zijn reisgenoten veilig gestald konden worden, wat werd bevestigd;
- hij mocht zijn fiets stallen in de garage van het hotel;
- van de medewerker ontving hij een garage-opener om toegang te krijgen tot de afgesloten garage;
- hij heeft op 18 april 2014 zijn fiets in de garage gestald, en hij heeft zijn fiets met een geplastificeerde staalkabel en een hangslot aan de eveneens daar gestalde vier fietsen van zijn reisgenoten bevestigd;
- de garage-opener heeft hij - zoals afgesproken - vervolgens weer afgegeven aan de medewerker van de receptie van het hotel;
- op zaterdag heeft hij zijn fiets uit de garage gehaald om de Amstel Gold Race te fietsen;
- ook zijn reisgenoten hebben hun fiets op dat moment opgehaald;
- diezelfde avond heeft het gehele reisgezelschap hun fietsen weer in de garage gestald;
- zowel bij het ophalen van de fietsen als het opnieuw stallen is dezelfde procedure gevolgd, namelijk het ophalen en weer terugbrengen van de garage-opener bij de receptiemedewerker van het hotel;
- op 20 april 2014 wilde hij zijn fiets wilde ophalen, en hij haalde bij de receptiemedewerker van het hotel de garage-opener weer op;
- bij het openen van de garage constateerde hij dat zijn fiets was verdwenen;
- hij heeft vervolgens aangifte gedaan van de diefstal van zijn fiets;
- hij heeft het hotel aangeschreven en verzocht zijn schade te vergoeden, maar het hotel heeft de aansprakelijkheid afgewezen, en heeft op een schikkingsvoorstel afwijzend gereageerd;
- het hotel dient als bewaarnemer zorg te dragen voor de zaken die een gast in het hotel heeft meegebracht, en het hotel is op grond van art. 7:609 BW aansprakelijk voor de schade die hij lijdt wegens het verlies van zijn fiets;
- zijn schade bedraagt € 2.027,95 wegens de aanschafwaarde van zijn fiets en de accessoires;
- hij vordert tevens vergoeding van de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf de dag van verzuim, en van de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 304,19;
- nu het hotel in der minne niet tot betaling van zijn vordering wil overgaan heeft hij recht en belang bij zijn vordering.
3.De beoordeling
inhet hotel zijn meegebracht door een gast die daar zijn intrek heeft genomen.
inhet hotel meegebrachte zaken.
iederehotelgast die zijn fiets, scooter of motor in de garage wilde stallen bij de receptiemedewerker van het hotel de garage-opener kon ophalen, om vervolgens - zonder begeleiding door een medewerker van het hotel - zijn fiets, scooter of motor in de garage te stallen/uit de garage te halen, waarna de betreffende hotelgast de garage-opener weer terugbracht bij de receptiemedewerker. [eiser] wist ook dat het hotel
Personeel en directie van [naam hotel] zijn niet aansprakelijk was voor eventuele beschadigingen en/of diefstal van uw fietsen, scooters en motoren." [eiser] heeft weliswaar gesteld dat hij een dergelijk bord in de garage niet heeft gezien, maar heeft de aanwezigheid van dat bord ook niet betwist.
inhet hotel meegebrachte zaak, waarvoor het hotel als bewaarnemer ex art. 7:609 BW aansprakelijk was. De vordering tot schadevergoeding van [eiser] zal dan ook worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.