4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
[slachtoffer] is drie keer gehoord door de politie. Op 15 oktober 2014 heeft een informatief gesprek met haar plaatsgevonden en op 3 december 2014 en 11 maart 2015 is zij als getuige gehoord. Daar de laatste twee verklaringen qua inhoud met de eerste verklaring wezenlijk verschillen, dient de rechtbank in het kader van de waarheidsvinding te beoordelen aan welke verklaring(en) zij meer gewicht toekent en welke verklaring(en) zij als bewijsmiddel zal bezigen. De rechtbank heeft gekeken of een van de verklaringen wordt ondersteund door andere verklaringen in het dossier en overweegt het volgende. De politie heeft een aantal personen gehoord waaronder de ouders van [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5], vrienden of bekenden van [slachtoffer]. Allen verklaren iets over de relatie tussen verdachte en [slachtoffer]. De rechtbank leidt uit die verklaringen (onder meer) af dat de ouders van [slachtoffer] de relatie tussen haar en verdachte niet goedkeurden, terwijl [slachtoffer] stapelverliefd was op verdachte. Ook blijkt dat verdachte [slachtoffer] inpalmde en op momenten aantrok. Verdachte zei dat hij ook verliefd was op [slachtoffer] en schonk haar veel aandacht. Daarna duwde verdachte haar ook weer keihard weg door ieder contact te weigeren. Verdachte bezigde de woorden ‘kankerhoer’ jegens haar en uit de verklaringen proeft de rechtbank de sfeer dat verdachte [slachtoffer] manipuleerde en haar op negatieve wijze beïnvloedde, tot zij alles wilde doen om verdachte te kunnen zien. “Zij deed alles voor hem”, blijkt ook uit de verklaring van [getuige 3]. Dit tekent de verhouding tussen hen beiden en dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat aan de verklaring die [slachtoffer] op 3 december 2014 en 11 maart 2015 als getuige heeft afgelegd meer gewicht toekomt dan aan haar eerste verklaring.
Feit 1 en Feit 3
In het kader van de vermissing van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] te Heerlenwerd verbalisant [verbalisant 1] op 14 oktober 2014 tweemaal telefonisch benaderd door [vader slachtoffer], de vader van [slachtoffer].
In het tweede gesprek deelde de vader mee dat zijn dochter mogelijk in hotel [naam hotel 1] of [naam hotel 2] te Valkenburg zou verblijven en dat er foto’s van haar op een internet site - genaamd [naam 1].nl - stonden.[naam 1].nl is een site waar men als prostituee diensten aanbiedt.
Door verbalisant [verbalisant 1] werd bedoelde site bezocht en werden foto’s aangetroffen van een vrouwelijk persoon die adverteerde onder de naam “[bijnaam] 18 jaar”. Dit was een foto van een schaars geklede vrouw/meisje. Ook een foto van een vrouw/meisje in een zwarte rok stond bij deze advertentie afgebeeld.
De vader van [slachtoffer] bevestigde dat deze foto’s van [bijnaam] 18 jaar inderdaad foto’s waren van zijn dochter.
Door verbalisant [verbalisant 2] is een onderzoek gedaan op de site [naam 2].nl. In een advertentie met telefoonnummer [telefoonnummer] biedt [bijnaam] zich aan met een soortgelijke tekst als in de advertentie van [naam 1].nl en met dezelfde foto’s en telefoonnummer [telefoonnummer]. De advertenties zouden op de sites sinds 28 september 2014 ([naam 1].nl) respectievelijk 30 september 2014 ([naam 2].nl) actief zijn.
Op 14 oktober 2014 hebben verbalisanten het appartementencomplex behorende bij het hotel “[naam hotel 1]” te Valkenburg aan de Geul geobserveerd. Zij zien dat verdachte op verschillende tijdstippen (14.37 uur, 15.03 uur en 15.23 uur) een man (NN1, NN2 en NN3) de toegang biedt via de algemene toegangsdeur van het appartementencomplex. Een observant ziet ook op de derde verdieping van het complex dat een blonde jonge vrouw even door het raam kijkt. Deze observant herkent de blonde vrouw als [slachtoffer] . Omstreeks 15.50 uur werden verdachte, [slachtoffer] en NN3 door het tactisch team in het appartementencomplex aangehouden.
[slachtoffer] heeft als volgt verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik bleef het contact met [verdachte] opzoeken. Ik was smoorverliefd. Op een gegeven moment zei [verdachte], “als je mij wil zien, dan moet je 100 euro betalen”. Ik heb gezegd dat het goed was en ik heb [verdachte] toen ook gezien. Ik had geen geld bij me. Hij was boos. [verdachte] vroeg toen aan me waarom ik geen seks wilde voor geld. [naam 3], een meisje dat bij [verdachte] woonde, had hem verteld dat zij geld had verdiend met seks. Ik heb toen aan [verdachte] gevraagd of hij dat voor mij kon regelen. [verdachte] zei: “ ik regel alles voor jou”. Hij heeft tegen mij gezegd dat hij er eerder aan gedacht had maar hij vond mij echter niet geschikt voor het werk. Ik heb een paar dagen geen contact gehad. Ik heb daarna met [verdachte] contact opgenomen. Hij wist wel een paar dingen, hij had de verblijfplaats al geregeld. [verdachte] vroeg mij of ik foto’s kon maken. Verder vroeg hij mij of ik mij kon aanmelden op de websites. Hij vertelde op welke sites ik dit moest doen. Ik denk dat ik me thuis aangemeld heb met mijn eigen computer. Drie weken voordat ik ben weggelopen, heb ik een profiel aangemaakt. Ik schreef me in op [naam 1].nl en op een andere site.
Een vriend van [verdachte] heeft ons naar het station gebracht. We gingen naar het hotel om alles te regelen. [verdachte] legde mij alles uit hoe alles in zijn werk ging. Die dag had ik ook een simkaart gekocht. Die dag kreeg ik allemaal berichten en telefoontjes. [verdachte] zei dat ik de telefoon moest opnemen. Ik zei tegen [verdachte] dat ik niet wilde. Die dagen heb ik ook niets gedaan. We zaten toen in een ander hotel ([naam hotel 2]).
[verdachte] vertelde dat we voorzichtig te werk moesten gaan, niemand mocht de klanten zien. De klanten moesten vooraf betalen en ik moest het geld bij me houden. Hij zei tegen mij dat hij altijd daar zou zijn als ik klanten zou krijgen.
Mijn eerste klant heb ik in hotel [naam hotel 1] gehad. Verder weet ik nog dat we de dinsdag voordat ik wegliep in [naam hotel 2] verbleven. Die woensdag erna ben ik weggelopen. Daarna heb ik al die tijd verbleven in hotel [naam hotel 1].
Ik wist niet wat ik met de eerste klant moest doen. Ik wilde het alleen goed doen voor [verdachte]. Ik heb klanten ontvangen in de hotels [naam hotel 2] en [naam hotel 1]. Ik heb € 3000 verdiend. Het geld dat hij meenam naar het casino was mijn verdiende geld. [verdachte] vertelde dat het geld zou worden bewaard door een vriend. De klant betaalde aan mij en als [verdachte] naar het casino ging dan gaf ik hem de helft van het door mij verdiende geld en uiteindelijk heb ik hem al mijn verdiende geld gegeven zodat hij dit kon wegleggen bij een vriend. Een witte I-phone was mijn werktelefoon. De zwarte Samsung is van [verdachte].
[verdachte] wachtte meestal totdat de klant klaar was. Als ik een klant had, nam [verdachte] de telefoon mee. Als ik geen klant had beantwoordde ik de sms’jes zelf. Ik weet niet waarom [verdachte] dit gedaan heeft. Ik voel mij gebruikt en misbruikt. [verdachte] zei dat hij met mij een groot risico liep om opgepakt te worden. Het is wel eens gebeurd dat ik geen condoom gebruikte. Toen ik dit met [verdachte] besprak zei hij dat ik zeker 100 euro extra moest vragen.
In het begin mocht ik gewoon appen met mijn vader en moeder. Ik ging me ergeren en ik werd er emotioneel van. [verdachte] vond dat niet fijn en ik reageerde me ook op hem af. [verdachte] gaf toen aan dat ik beter niet meer met mijn ouders moest app’n.
Ik denk dat ik ongeveer 30 klanten heb gehad. Het gemiddeld aantal klanten was 4 à 5 per dag.
De getuige [getuige 6] heeft verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik ben eigenaresse van hotel [naam hotel 1] te Valkenburg a/d Geul. Ik verhuur de kamer met nummer 5 aan een Marokkaanse jongen. Hij verblijft daar samen met een meisje. De jongen heeft de kamer gehuurd vanaf 9 oktober 2014 en had nu betaald tot en met 17 oktober 2014. Ik noteer enkel de adresgegevens en mijn computersysteem koppelt dit aan een naam. De computer gaf als naam [verdachte].
De getuige [getuige 7] heeft verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik ben werkzaam bij hotel [naam hotel 1]. Het klopt dat [verdachte] hier kamer 5 in het appartementencomplex heeft gehuurd van 29 september 2014 tot en met 2 oktober 2014. Zover ik weet heeft hij deze contant betaald.
Blijkens de processen-verbaal van bevindingen inzake de afrekeningen van het verblijf in hotel [naam hotel 1] respectievelijk in [naam hotel 2] heeft een persoon genaamd [verdachte] een kamer in hotel [naam hotel 1] gehuurd van 6 oktober 2014 tot 7 oktober 2014 en van 9 oktober 2014 tot 15 oktober 2014 en een persoon ‘[verdachte]’ een kamer in [naam hotel 2] gehuurd op 4 oktober 2014.
Verdachte heeft als volgt verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik wist dat [slachtoffer] prostitutiewerk ging doen en ik wist dat [slachtoffer] 16 jaar is. Ik heb kamers gehuurd. Het was haar eigen keuze om prostitutiewerk te gaan doen. Dat ik haar heb ingecheckt is misschien fout. Ik heb op haar gelet. Ik wilde haar niet alleen laten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik wist wanneer er afspraken met klanten waren gemaakt. Ik heb vaker de centrale deur van het appartementencomplex voor klanten geopend, waarna ik ze de weg naar de kamer heb gewezen. Ik heb wel eens geld aangenomen van klanten.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen
SMS verkeer werktelefoon [telefoonnummer] en klantenwordt in samenhang met de bevindingen van het observatieteam geconcludeerd dat [slachtoffer] op het moment dat zij op 14 oktober 2014 met klanten bezig was, geen gebruik heeft gemaakt van de werktelefoon met nummer [telefoonnummer]. De telefoon was wel actief op die momenten. Naar alle waarschijnlijkheid heeft verdachte de werktelefoon toen bediend.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het betreden van het appartementencomplex [adres] te Valkenburg is verdachte [verdachte] alleen aangetroffen op de badkamer van het appartement met nummer 5. In de wasbak op de badkamer lag een gsm, een witte Iphone 4.
[getuige 8] heeft verklaard dat een jongen de telefoon aannam toen hij met het nummer [telefoonnummer] belde. Met die jongen werd besproken ‘wanneer en wat het kost’.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen de feiten 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen in dier voege dat verdachte de minderjarige [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling, op de wijze als omschreven onder
4.4. Hierbij merkt de rechtbank tevens op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de werktelefoon mede door de verdachte werd bediend en dat hij met klanten contacten onderhield. Aan de verklaring van verdachte dat hij nimmer de werktelefoon bediende, wordt geen geloof gehecht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte [slachtoffer] niet ertoe heeft gebracht om prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Dit was namelijk volgens de raadsman haar vrijwillige keuze. De rechtbank volgt dit standpunt niet omdat het feit dat een minderjarige heeft ingestemd met het verrichten van prostitutiewerkzaamheden niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van dit onderdeel.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van hetgeen bij feit 1 onder het tweede gedachtestreepje aan hem ten laste is gelegd, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf (erotische) foto’s van [slachtoffer] heeft gemaakt noch dat hij zelf de advertenties heeft aangemaakt en geplaatst.
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken moet worden. De wetgever heeft bedoeld artikel 248c van het Wetboek van Strafrecht van toepassing te laten zijn op iemand die opzettelijk aanwezig is geweest bij het plegen van ontuchtige handelingen door een minderjarige, dan wel op iemand die aanwezig is geweest bij het vertonen van afbeeldingen van dergelijke handelingen in een daarvoor bestemde gelegenheid. Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat het artikel slaat op het bijwonen van (en dus lijfelijk aanwezig zijn bij) een vertoning van een kinderpornofilm of een erotische show waarin kinderen optreden. De wetgever heeft bij het opstellen van dit artikel dan ook specifiek de klant voor ogen gehad. Een dergelijke situatie doet zich in dit geval niet voor. Immers verdachte was geen klant, noch is verdachte lijfelijk aanwezig geweest bij het plegen van ontuchtige handelingen door de minderjarige.
Feit 4
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beslissende invloed zou hebben gehad op de onttrekking aan het wettig gezag van [slachtoffer]. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat uit de stukken genoegzaam blijkt dat de handelingen en het verlaten van het ouderlijk huis een volledig eigen en zelfstandige beslissing is geweest van [slachtoffer]. Verdachte heeft niet op haar ingesproken, heeft haar niet overgehaald om weg te gaan en heeft haar niet beslissend beïnvloed om weg te blijven.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit voornoemde feiten onder 1 en 3 volgt dat:
- [slachtoffer] en verdachte al langer een (vriendschappelijke) relatie hadden,
- [slachtoffer] zich afhankelijk van hem voelde,
- verdachte wist dat [slachtoffer] zestien jaar (dus minderjarig) was,
- verdachte en [slachtoffer] voorbereidingen hebben getroffen om in de illegale prostitutie werkzaam te zijn,
- verdachte haar heeft gebracht naar hotels ([naam hotel 2] en Hotel [naam hotel 1]) in Valkenburg, alwaar zij beiden verbleven en waar [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden heeft verricht,
- verdachte de kamers huurde en in eerste instantie betaalde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ten tijde van ons verblijf in de hotels wist ik dat [slachtoffer] van huis weggelopen was. Ik heb geen contact opgenomen met haar ouders.
Onder “onttrekken” in artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht valt niet alleen het dynamische moment van het wegvoeren, maar ook het doen verkeren van een minderjarige buiten het (wettige) gezag. Dat een minderjarige zelf het initiatief heeft genomen om weg te lopen, staat een bewezenverklaring dan niet in de weg (Vgl. LJN: BM3959, Hoge Raad, 14 september 2010, 08/04135).
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] een dochter is van [vader slachtoffer] (de vader) en [moeder slachtoffer] (de moeder).
De rechtbank stelt verder vast dat de ouders volledig in het ongewisse zijn gebleven over de verblijfplaats van hun dochter daar zij bij de politie tot twee keer toe melding hebben gemaakt van vermissing. Verdachte heeft door zijn handelen in zodanige mate bijgedragen aan de scheiding van [slachtoffer] en haar ouders, dat zij daardoor buiten het gezag van haar ouders kwam te staan, en gezegd kan worden dat verdachte haar aan het wettig gezag heeft onttrokken in de zin van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht derhalve ook het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.