ECLI:NL:RBLIM:2015:552

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
03/700570-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Caféruzie met openlijke geweldpleging en lichamelijk letsel

Op 26 januari 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een caféruzie op 25 september 2014. Tijdens deze ruzie, die plaatsvond in café [naam café] te Maastricht, hebben de verdachten openlijk geweld gepleegd tegen de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers als gevolg van het geweld lichamelijk letsel hebben opgelopen, waaronder een gebroken oogkas en andere verwondingen. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D. Moszkowicz, heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en ontkende de geweldshandelingen. De rechtbank heeft echter op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, meermalen geweld heeft gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en dat hij niet kon worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij rekening is gehouden met de rol van de verdachte in de geweldsincidenten en de ernst van de verwondingen van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700570-14
Datum uitspraak : 26 januari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman is mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2015. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen;
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de camerabeelden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich niet, althans niet bewijsbaar, schuldig heeft gemaakt aan geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] en/of tegen [slachtoffer 2].
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte betrokken was bij de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], dan kan verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor de eerste klappen tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de laatste twee trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1]. Verdachte was op die momenten namelijk geen deelnemer aan het geweld. De raadsman heeft voorts betoogd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast:
Op 25 september 2014 bevonden aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich samen met enkele collega’s in café [naam café] te Maastricht. Ook de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte] (om verwarring te voorkomen zal de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten hierna telkens bij de voornaam noemen) en hun vriend [getuige 1] waren in dit café aanwezig. Op enig moment betaste [medeverdachte 2] de billen van een vrouwelijke collega van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] sprak [medeverdachte 2] hierop aan. Kort daarna ontstond een vechtpartij. [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] werden als verdachten aangemerkt.
Bewijsmiddelen
Op 25 september 2014, omstreeks 22.50 uur, kregen verbalisanten een melding van een vechtpartij bij café [naam café] te Maastricht. Ter plaatse zagen verbalisanten bij de ingang in het café een man op de grond liggen, naar later bleek [slachtoffer 1]. Zijn gezicht zat volledig onder het bloed en hij verloor af en toe het bewustzijn. Bij de ingang van het café stond nog een man met een wond aan zijn linkeroog. Dit bleek [slachtoffer 2] te zijn. [2]
Beide slachtoffers werden per ambulance naar het ziekenhuis overgebracht. Onderzoek wees uit dat de linkeroogkas van [slachtoffer 1] was gebroken. Zijn linkeroog was gezwollen en er zat een forse blauwe plek onder dit oog. Ook had hij een gezwollen bovenlip. [3] [slachtoffer 2] had een gebroken oogkas en daarnaast een breuk in de bovenkaakholte. Hij had een wondje boven zijn rechteroog. Ook had hij een wondje op het voorhoofd. Deze wond werd gehecht. [4]
Door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd aangifte gedaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij vrijwel direct een harde klap in zijn gezicht kreeg op het moment dat hij een jongen aansprak op diens gedrag. Er ontstond vervolgens een vechtpartij. Hij werd onder andere geslagen door een man met een ontbloot bovenlijf. [slachtoffer 1] verloor af en toe het bewustzijn. Hij kon zich verder niets herinneren. [5]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] klappen kreeg van onbekende mannen. [slachtoffer 1] viel als gevolg van een vuistslag op de grond. [slachtoffer 2] probeerde de vechtende mannen tegen te houden. Hij voelde dat hij een harde klap tegen zijn hoofd kreeg, waarna hij het bewustzijn verloor. [6]
Op vordering van de officier van justitie werden camerabeelden van café [naam café] ter beschikking gesteld. Deze werden door de politie bekeken. De beelden bevinden zich in het dossier. Ter zitting werd een compilatie van de camerabeelden bekeken. [7]
In het proces-verbaal van de politie worden de verdachten aangeduid als verdachte 1, 2 en 3. [8] Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte 1, 2 en 3 achtereenvolgens de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn. [9] Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij degene is die op de compilatie van de camerabeelden wordt aangemerkt als [verdachte]. [10]
Op basis van de bevindingen van de politie en de waarneming van de rechtbank ter terechtzitting naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden, stelt de rechtbank vast dat de caféruzie als volgt is verlopen.
[medeverdachte 2] werd door [slachtoffer 1] aangesproken. [11] [medeverdachte 1], die naast [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] stond, stapte vervolgens naar achteren, koos positie en balde zijn vuist. [12] Hij sloeg daarna twee keer met een vuist op het linker gedeelte van het gezicht van [slachtoffer 1], waarna deze op de grond viel. [13] [slachtoffer 2] probeerde de ruzie te sussen, [14] maar werd door [medeverdachte 2] met een vuist in het gezicht geslagen, waarna [slachtoffer 2] eveneens op de grond viel. Daarna sloeg [medeverdachte 2] met een vuist naar de nog op de grond liggende [slachtoffer 1]. [15] Vervolgens vond er een schermutseling plaats, waarbij aan [slachtoffer 1] werd getrokken. [verdachte] gaf hem een knietje. [medeverdachte 2] trok daarna zijn shirt uit en zocht opnieuw de confrontatie met [slachtoffer 1], waarbij hij aan [slachtoffer 1] trok. [16] [verdachte] trapte vervolgens naar [slachtoffer 1] die op de grond lag. [17] Ook [medeverdachte 1] schopte naar [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] werd even later vastgehouden en weggeduwd. Ook hield [verdachte] [medeverdachte 2] tegen. [18] Uiteindelijk verlieten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en hun vriend [getuige 1] het café. Te zien is dat zij voor de ingang van het café blijven staan. [19]
Even later wilde [medeverdachte 2] opnieuw het café betreden. Zijn vrienden probeerden hem tevergeefs tegen te houden. [20] [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] kwamen vervolgens het café weer binnen, waarna opnieuw een gevecht ontstond. Eén van de collega’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] haalde direct uit naar [medeverdachte 2]. [21] [slachtoffer 1] stond op dat moment nog achterin het café en zag het gevecht plaatsvinden. Terwijl hij zich verder terugtrok, [22] werd hij aangevallen door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. [verdachte] sloeg daarbij vijf keer met een vuist op het hoofd dan wel het bovenste gedeelte van de rug van [slachtoffer 1]. Ook trapte hij naar [slachtoffer 1]. [23] Er ontstond daarna een gevecht tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1], waarbij over en weer werd geslagen. Het gevecht verplaatste zich vervolgens weer naar de voorkant, bij de ingang, van het café. [slachtoffer 1] werd daar tot twee keer toe naar de grond gewerkt. Terwijl hij op de grond lag, werd hij door [verdachte] getrapt. [24] [medeverdachte 1] sloeg twee keer naar het hoofd dan wel het bovenlichaam van [slachtoffer 1]. [25] Op het moment dat [slachtoffer 1] overeind probeerde te komen, haalde [medeverdachte 2] zijn rechterbeen naar achteren en gaf [slachtoffer 1] een trap in zijn gezicht. [26] Opnieuw viel [slachtoffer 1]. Omstanders bogen zich over [slachtoffer 1] heen. Zij werden door [medeverdachte 2] aan de kant geduwd, kennelijk met de bedoeling om opnieuw naar [slachtoffer 1] te trappen. Vervolgens duwde [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] aan de kant. [27] [medeverdachte 1] trapte daarna in de richting van het gelaat van [slachtoffer 1]. [28]
Aanvullend bij deze camerabeelden betrekt de rechtbank nog het volgende.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een schop gaf tegen het hoofd van een man die al bewusteloos op de grond lag. [29]
Openlijke geweldpleging?
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] meermalen tegen het gezicht en het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen en meermalen naar hem heeft geschopt/getrapt, waarvan een keer tegen het hoofd op het moment dat [slachtoffer 1] bewusteloos op de grond lag. Ook [medeverdachte 2] heeft meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en een keer tegen zijn hoofd geschopt/getrapt. Verdachte ([verdachte]) heeft meermalen tegen het hoofd dan wel het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] getrapt.
De rechtbank stelt voorts vast dat [medeverdachte 2] een keer tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen.
De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen de tenlastegelegde openlijke geweldpleging bewezen. Verdachte heeft immers samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in een openbare gelegenheid, een café, geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Hoewel [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanuit het niets naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sloegen, moet dit geweld worden gezien als het begin van een vechtpartij, waarbij het gebruik van geweld werd voortgezet door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De eerste slagen tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen om die reden ook aan verdachte worden toegerekend. Hij heeft zich daarbij aangesloten door vervolgens ook zelf geweld te gebruiken. Dat hier geen overleg aan vooraf was gegaan, maakt dat niet anders.
Op de camerabeelden lijkt het dat verdachte op enkele momenten de ruzie probeert te sussen of een volgende confrontatie wil voorkomen. Kort daarna slaat en schopt hij echter toch weer naar [slachtoffer 1]. Verdachte is weliswaar niet de initiator van het geweld, maar hij sluit zich aan bij het geweld tegen [slachtoffer 1] op het moment dat deze op de grond ligt, omver wordt getrokken of door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] wordt belaagd. Van een zuiver de-escalerende rol of het zich distantiëren van het geweld is dan ook geen sprake. Daarbij betrekt de rechtbank ook de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft zich vanaf het begin op zijn zwijgrecht beroepen. Hoewel dat een recht is dat verdachte toekomt, maakt die omstandigheid het voor de rechtbank lastig om de exacte rol van verdachte goed te beoordelen. Wat immers op de camerabeelden in eerste instantie lijkt op een sussend gebaar, kan net zo goed worden uitgelegd als een dreigend gebaar richting [slachtoffer 1] om vooral in ‘zijn hoek’ te blijven. Of verdachte daadwerkelijk de bedoeling had de ruzie te sussen en het gevecht te doen stoppen, is dus niet vast te stellen. Wat overblijft zijn de momenten waarop verdachte in ieder geval duidelijk en bewust deelneemt aan het gevecht.
Om die reden is de rechtbank van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het in vereniging plegen van openlijk geweld.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben elkaar niet alleen getalsmatig versterkt, maar zij zijn ook welbewust de confrontatie aangegaan en meegegaan in de geweldsgolf. De geweldsgolf eindigt pas op het moment dat de bewusteloze [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] tegen zijn hoofd wordt getrapt/geschopt. Ook dit geweld kan aan verdachte worden toegerekend.
Zwaar lichamelijk letsel?
Voor zover bij de openlijke geweldpleging het ontstaan van zwaar lichamelijk geweld ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel hebben opgelopen, waaronder een gebroken oogkas ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) en een breuk in de bovenkaakholte ([slachtoffer 2]). De rechtbank overweegt dat de enkele vaststelling van een breuk onvoldoende is om van zwaar lichamelijk letsel te kunnen spreken. Over het genezingsproces van de breuken, eventueel verder medisch ingrijpen en het al dan niet kunnen hervatten van de dagelijkse werkzaamheden is niets bekend. Gelet op het ontbreken van deze informatie kan de rechtbank niet vaststellen of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Wel is er sprake van enig lichamelijk letsel. Het toebrengen van dit letsel kan ingevolge artikel 141, tweede lid, onder 1 Sr, enkel worden toegerekend aan de dader van wie is komen vast te staan, dat hijzelf het lichamelijk letsel heeft veroorzaakt met het door hemzelf gepleegde geweld (HR 6 maart 1990, NJ 1990,637).
[medeverdachte 2] is de enige die geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2]. Dit letsel kan dan ook alleen door [medeverdachte 2] zijn toegebracht. Verdachte kan hiervoor, gelet op het voorgaande, niet verantwoordelijk worden gehouden. Wel heeft verdachte geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1]. Hoewel niet kan worden vastgesteld welk letsel verdachte exact bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt, kan op basis van algemene ervaringsregels wel worden vastgesteld dat het door hem uitgeoefende geweld enig letsel (zoals bijvoorbeeld minst genomen een blauwe plek) tot gevolg heeft gehad. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de uit de camerabeelden af te leiden kracht waarmee het geweld is uitgeoefend, de plek waarop het geweld werd toegepast en de - naar ervaringsregels te verwachten - impact van een dergelijke geweldstoepassing op deze plek van het lichaam. Zulks geldt te meer nu verdachte een geoefend bokser is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de geweldshandelingen van verdachte tot enig lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] hebben geleid.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 september 2014 in de gemeente Maastricht, openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam café], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke geweld bestond uit het meermalen slaan en schoppen en trappen tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] en het slaan tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2], terwijl vorenomschreven geweld voor voornoemde [slachtoffer 1] lichamelijk letsel ten gevolge had.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft samen met zijn neven [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tijdens een caféruzie geweld gebruikt tegen de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Kort daarvoor had [medeverdachte 2] de billen van een vrouw betast. Terwijl [slachtoffer 1] [medeverdachte 2] hierop aansprak, koos [medeverdachte 1] direct voor de aanval en sloeg de nietsvermoedende [slachtoffer 1] tegen de grond. Vervolgens sloeg [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] tegen de grond. [slachtoffer 2] werd daarbij met één klap uitgeschakeld. Het geweld werd daarna voortgezet, waarbij verdachte zich ook niet onbetuigd heeft gelaten.
Nadat verdachte en zijn mededaders korte tijd buiten waren geweest, ging men weer naar binnen en werd opnieuw de confrontatie met [slachtoffer 1] opgezocht. Hoewel de agressie met name tegen [slachtoffer 1] was gericht, moesten ook omstanders die het slachtoffer probeerden te beschermen of het gevecht probeerden te stoppen het ontgelden. Ook zij werden geslagen.
Tijdens het gevecht kreeg [slachtoffer 1] letterlijk alle hoeken van het café te zien. Hij kon niet anders dan zich proberen te verweren tegen het aanhoudende geweld in de vorm van slaan en schoppen, met als absolute dieptepunt het moment waarop [slachtoffer 1] twee schoppen in zijn gezicht kreeg.
[slachtoffer 1] liep als gevolg van het geweld een gebroken oogkas op. Hij mag van geluk spreken dat de gevolgen niet ernstiger waren. Dit is geenszins een omstandigheid die aan verdachte te danken is.
Ook [slachtoffer 2] liep als gevolg van het geweld lichamelijk letsel op, te weten een gebroken oogkas en een breuk in de bovenkaakholte. Hoewel verdachte dit letsel niet heeft veroorzaakt en dit letsel daarom niet in strafverzwarende zin aan verdachte kan worden toegerekend, is [slachtoffer 2] wel gewond geraakt als gevolg van de openlijke geweldpleging waaraan ook verdachte heeft deelgenomen door zich bij dat geweld aan te sluiten en zich als deelnemer aan de groep Ter Linde te manifesteren.
Uitgaansgeweld als dit brengt een gevoel van onveiligheid met zich mee. De bezoekers van café [naam café], die getuige waren van de ruzie, waren geschokt door het aanhoudende en forse geweld dat door verdachte en zijn mededaders werd gebruikt. Enkele bezoekers hebben zelfs aangegeven dat zij in hun hele leven nog nooit zulke agressie hadden meegemaakt.
Gelet op de ernst van het feit is enkel oplegging van een gevangenisstraf passend. De straf die aan verdachte zal worden opgelegd, is lager dan de straffen die aan zijn medeverdachten worden opgelegd. De rechtbank heeft namelijk rekening gehouden met de rol van verdachte bij de caféruzie. Met name het trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank als een strafverzwarende omstandigheid, die bij het bepalen van de straf voor [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een grote rol heeft gespeeld. Hoewel verdachte als medepleger verantwoordelijk kan worden gehouden voor dit geweld, zal de rechtbank in de strafmaat rekening houden met het feit dat verdachte zelf niet naar het hoofd van [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt. Verdachte nam niet het initiatief tot het gebruik van geweld en probeerde op sommige momenten – zo lijkt het – de agressie te sussen.
Al deze omstandigheden zijn voor de officier van justitie kennelijk aanleiding geweest om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te eisen. De rechtbank ziet dit toch anders. Verdachte heeft zich namelijk steeds weer aangesloten bij het geweld tegen [slachtoffer 1]. Zo is hij opnieuw mee naar binnen gegaan, toen hij inmiddels door had dat [medeverdachte 2] door het dolle heen was en heeft hij vervolgens meerdere klappen en schoppen uitgedeeld. Daar komt nog bij dat verdachte geweld gebruikt op het moment dat [slachtoffer 1] op de grond ligt, omver wordt getrokken of al door de medeverdachten wordt belaagd. De rechtbank vindt het een uitermate laffe daad om op die momenten het weerloze slachtoffer ook te slaan en te trappen. Bovendien is verdachte een geoefend bokser en is hij dus in staat om met krachtige slagen iemand uit te schakelen. Hij had beter moeten weten.
De rechtbank merkt ten slotte nog op dat het voor haar moeilijk te duiden is of verdachte de agressie lijkt te sussen dan wel de andere groep ([slachtoffer 1] c.s.) lijkt te vermanen om vervolgens weer zelf deel te nemen aan de geweldsgolf. Verdachte heeft geen inzicht gegeven in zijn motieven en heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank kan dan ook geen rekening houden met verzachtende omstandigheden, anders dan die welke hiervoor al werden meegenomen.
Alles overwegende acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 januari 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 september 2014 in de gemeente Maastricht, openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam café], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of schoppen en/of trappen tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2], terwijl vorenomschreven geweld voor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2014109898 d.d. 5 november 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2014, p. 48.
3.Het geschrift, te weten medische informatie over [slachtoffer 1] d.d. 26 september 2014, p. 24 en 25.
4.Het geschrift, te weten medische informatie over [slachtoffer 2] d.d. 26 september 2014, p. 36.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 26 september 2014, p. 15.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 27 september 2014, p. 28.
7.CD-rom met opschrift: 2014109898, Videobeelden café [naam café] compilatie.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 179.
9.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
12.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
14.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
16.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
18.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
20.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 180.
22.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 182 en 183.
24.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 182.
26.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
27.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 182.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 6 oktober 2014, p. 97.