ECLI:NL:RBLIM:2015:549

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
03/700567-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Caféruzie met openlijke geweldpleging en lichamelijk letsel

Op 26 januari 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een caféruzie in Maastricht op 25 september 2014. Tijdens deze ruzie werden twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], het slachtoffer van openlijke geweldpleging, waarbij zij lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, geweld heeft gebruikt tegen de slachtoffers, wat resulteerde in een gebroken oogkas voor beiden. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij opzettelijk de dood van de slachtoffers wilde veroorzaken. De rechtbank oordeelde echter dat er wel sprake was van openlijke geweldpleging, aangezien de verdachte en zijn medeverdachten in vereniging geweld hebben gepleegd tegen de slachtoffers in een openbare ruimte. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers, evenals het feit dat de verdachte het initiatief tot het geweld had genomen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700567-14
Datum uitspraak : 26 januari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530 Roermond.
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2015. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven;
subsidiair:openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen;
Meer subsidiair:al dan niet samen met een ander of anderen aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard ten aanzien van [slachtoffer 1]. Uit de camerabeelden en de verklaring van getuige [getuige 3] blijkt dat verdachte een trap heeft gegeven in het gezicht van [slachtoffer 1], terwijl deze op de grond lag. Dit had tot de dood kunnen leiden.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden ten aanzien van [slachtoffer 2]. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 2] en de camerabeelden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt. Mocht dit al het geval zijn, dan is - bij gebrek aan bewijs - onvoldoende duidelijk of dit tot de dood van [slachtoffer 1] had kunnen leiden. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat verdachte niet het opzet had om [slachtoffer 1] dan wel [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
De raadsman heeft voorts betoogd dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, voor zover dit ziet op de openlijke geweldpleging. Bij gebrek aan medische informatie kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel.
3.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast:
Op 25 september 2014 bevonden aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich samen met enkele collega’s in café [naam café] te Maastricht. Ook de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] (om verwarring te voorkomen zal de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten hierna telkens bij de voornaam noemen) en hun vriend [getuige 1] waren in dit café aanwezig. Op enig moment betaste [medeverdachte 1] de billen van een vrouwelijke collega van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] sprak [medeverdachte 1] hierop aan. Kort daarna ontstond een vechtpartij. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] werden als verdachten aangemerkt.
Bewijsmiddelen
Op 25 september 2014, omstreeks 22.50 uur, kregen verbalisanten een melding van een vechtpartij bij café [naam café] te Maastricht. Ter plaatse zagen verbalisanten bij de ingang in het café een man op de grond liggen, naar later bleek [slachtoffer 1]. Zijn gezicht zat volledig onder het bloed en hij verloor af en toe het bewustzijn. Bij de ingang van het café stond nog een man met een wond aan zijn linkeroog. Dit bleek [slachtoffer 2] te zijn. [2]
Beide slachtoffers werden per ambulance naar het ziekenhuis overgebracht. Onderzoek wees uit dat de linkeroogkas van [slachtoffer 1] was gebroken. Zijn linkeroog was gezwollen en er zat een forse blauwe plek onder dit oog. Ook had hij een gezwollen bovenlip. [3] [slachtoffer 2] had een gebroken oogkas en daarnaast een breuk in de bovenkaakholte. Hij had een wondje boven zijn rechteroog. Ook had hij een wondje op het voorhoofd. Deze wond werd gehecht. [4]
Door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd aangifte gedaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij vrijwel direct een harde klap in zijn gezicht kreeg op het moment dat hij een jongen aansprak op diens gedrag. Er ontstond vervolgens een vechtpartij. Hij werd onder andere geslagen door een man met een ontbloot bovenlijf. [slachtoffer 1] verloor af en toe het bewustzijn. Hij kon zich verder niets herinneren. [5]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] klappen kreeg van onbekende mannen. [slachtoffer 1] viel als gevolg van een vuistslag op de grond. [slachtoffer 2] probeerde de vechtende mannen tegen te houden. Hij voelde dat hij een harde klap tegen zijn hoofd kreeg, waarna hij het bewustzijn verloor. [6]
Op vordering van de officier van justitie werden camerabeelden van café [naam café] ter beschikking gesteld. Deze werden door de politie bekeken. De beelden bevinden zich in het dossier. Ter zitting werd een compilatie van de camerabeelden bekeken. [7]
In het proces-verbaal van de politie worden de verdachten aangeduid als verdachte 1, 2 en 3. [8] Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte 1, 2 en 3 achtereenvolgens de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn. [9] Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij degene is die op de compilatie van de camerabeelden wordt aangemerkt als [verdachte]. [10]
Op basis van de bevindingen van de politie en de waarneming van de rechtbank ter terechtzitting naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden, stelt de rechtbank vast dat de caféruzie als volgt is verlopen.
[medeverdachte 1] werd door [slachtoffer 1] aangesproken. [11] [verdachte], die naast [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] stond, stapte vervolgens naar achteren, koos positie en balde zijn vuist. [12] Hij sloeg daarna twee keer met een vuist op het linker gedeelte van het gezicht van [slachtoffer 1], waarna deze op de grond viel. [13] [slachtoffer 2] probeerde de ruzie te sussen, [14] maar werd door [medeverdachte 1] met een vuist in het gezicht geslagen, waarna [slachtoffer 2] eveneens op de grond viel. Daarna sloeg [medeverdachte 1] met een vuist naar de nog op de grond liggende [slachtoffer 1]. [15] Vervolgens vond er een schermutseling plaats, waarbij aan [slachtoffer 1] werd getrokken. [medeverdachte 2] gaf hem een vervolgens knietje. [medeverdachte 1] trok daarna zijn shirt uit en zocht opnieuw de confrontatie met [slachtoffer 1], waarbij hij aan [slachtoffer 1] trok. [16] [medeverdachte 2] trapte vervolgens naar [slachtoffer 1] die op de grond lag. [17] Ook [verdachte] schopte naar [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] werd even later vastgehouden en weggeduwd. Ook hield [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] tegen. [18] Uiteindelijk verlieten [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en hun vriend [getuige 1] het café. Te zien is dat zij allen voor de ingang van het café blijven staan. [19]
Even later wilde [medeverdachte 1] opnieuw het café betreden. Zijn vrienden probeerden hem tevergeefs tegen te houden. [20] [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] kwamen vervolgens het café weer binnen, waarna opnieuw een gevecht ontstond. Eén van de collega’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] haalde direct uit naar [medeverdachte 1]. [21] [slachtoffer 1] stond op dat moment nog achterin het café en zag het gevecht plaatsvinden. Terwijl hij zich verder terugtrok, [22] werd hij aangevallen door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] sloeg daarbij vijf keer met een vuist op het hoofd dan wel het bovenste gedeelte van de rug van [slachtoffer 1]. Ook trapte hij naar [slachtoffer 1]. [23] Er ontstond daarna een gevecht tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1], waarbij over en weer werd geslagen. Het gevecht verplaatste zich vervolgens weer naar de voorkant, bij de ingang, van het café. [slachtoffer 1] werd daar tot twee keer toe naar de grond gewerkt. Terwijl hij op de grond lag, werd hij door [medeverdachte 2] getrapt. [24] [verdachte] sloeg twee keer naar het hoofd dan wel het bovenlichaam van [slachtoffer 1]. [25] Op het moment dat [slachtoffer 1] overeind probeerde te komen, haalde [medeverdachte 1] zijn rechterbeen naar achteren en gaf [slachtoffer 1] een trap in zijn gezicht. [26] Opnieuw viel [slachtoffer 1]. Omstanders bogen zich over [slachtoffer 1] heen. Zij werden door [medeverdachte 1] aan de kant geduwd, kennelijk met de bedoeling om opnieuw naar [slachtoffer 1] te trappen. Vervolgens duwde [verdachte] [medeverdachte 1] aan de kant. [27] [verdachte] trapte daarna in de richting van het gelaat van [slachtoffer 1]. [28]
Aanvullend bij deze camerabeelden betrekt de rechtbank nog het volgende.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [verdachte] een schop gaf tegen het hoofd van een man die al bewusteloos op de grond lag. [29] Ook de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] een trap gaf tegen het hoofd van de jongen die op de grond lag. [30] De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de jongen met de leren jas naar de man op de grond trapte, waarbij het leek alsof hij een vrij trap nam. [31] [verdachte] droeg op die avond een leren jas. [32]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij samen met zijn neef, [medeverdachte 1], heeft gevochten. Zij hebben geslagen. Hij heeft voorts verklaard dat hij als eerste heeft geslagen. [33]
Poging tot doodslag, openlijke geweldpleging of zware mishandeling?
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte ([verdachte]) meermalen tegen het gezicht en het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen en meermalen naar hem heeft geschopt/getrapt, waarvan een keer tegen het hoofd op het moment dat [slachtoffer 1] bewusteloos op de grond lag. Ook [medeverdachte 1] heeft meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en een keer tegen zijn hoofd geschopt/getrapt. [medeverdachte 2] heeft meermalen tegen het hoofd dan wel het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] getrapt.
De rechtbank stelt voorts vast dat [medeverdachte 1] een keer tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen.
Vervolgens is de juridische vraag of de geweldshandelingen als medeplegen van een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg dan wel medeplegen van zware mishandeling moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In geval van poging tot doodslag zou verdachte de opzet moeten hebben gehad om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te doden, dat wil zeggen dat hij met volle bewustzijn willens en wetens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft willen doden. De rechtbank is van oordeel dat hiervoor geen bewijs is. De context waarin het gewraakte gebeuren zich heeft afgespeeld biedt daarvoor ook geen aanknopingspunten. Verdachte heeft ook verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te doden.
Is bij verdachte dan sprake geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], doordat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] het leven zouden laten? Hierbij dient gekeken te worden naar de feitelijke gang van zaken, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht relevant zijn.
Voor wat betreft het geweld tegen [slachtoffer 2], een enkele (harde) klap tegen het hoofd, overweegt de rechtbank dat hierbij naar algemene ervaringsregels geen sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood. Dit kan anders liggen voor wat betreft het geweld dat tegen [slachtoffer 1] werd gebruikt. [slachtoffer 1] is immers niet alleen veelvuldig (en hard) geslagen, maar ook is er (minimaal) twee keer tegen zijn hoofd geschopt door verdachte en [medeverdachte 1]. Bij de laatste trap van verdachte lag [slachtoffer 1] al bewusteloos op de grond. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om te kunnen vaststellen of het tegen [slachtoffer 1] gebruikte geweld tot de dood had kunnen leiden. De rechtbank mist daarvoor de relevante forensische, geneeskundige informatie over de relatie tussen het gepleegde geweld en het geconstateerde letsel. Ook de vraag of en zo ja, in hoeverre, de omstandigheid dat [slachtoffer 1] ten tijde van de laatste schop al bewusteloos was, van invloed is op de aanmerkelijke kans op de dood, wordt in het dossier niet beantwoord. Is de kans dat iemand overlijdt na een schop tegen zijn hoofd groter als iemand op dat moment al bewusteloos is dan wanneer dat niet het geval is? De rechtbank weet het niet en het dossier biedt op dit punt geen uitkomst. In zaken als deze worden zulke vragen doorgaans voorgelegd aan een forensisch geneeskundige, maar om onduidelijke redenen is dat hier niet gebeurd. Dat zou in deze zaak alsnog kunnen gebeuren, maar de rechtbank acht dit weinig zinvol, aangezien voor beantwoording van voornoemde vragen ook andere informatie relevant is, die nu niet meer te achterhalen is. Zoals de vraag welke schoenen (zachte sportschoenen of leren cowboylaarzen, zoals ergens in het dossier wordt opgemerkt) verdachte en [medeverdachte 1] die avond droegen. Die vraag kan nu, vier maanden na dato, niet meer objectief worden beantwoord.
Nu de rechtbank - bij gebrek aan bewijs - niet kan vaststellen of er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood, zal verdachte worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging doodslag.
Wel acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging bewezen. Verdachte heeft immers samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een openbare gelegenheid, een café, geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Hoewel [medeverdachte 1] de enige is die geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2], kan ook dit geweld aan verdachte worden toegerekend. De eerste slagen door verdachte en [medeverdachte 1] waren namelijk het begin van een vechtpartij, waarbij het gebruik van geweld werd voorgezet door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Verdachte en zijn medeverdachten hebben elkaar niet alleen getalsmatig versterkt, maar zij zijn ook welbewust de confrontatie aangegaan en meegegaan in de geweldsgolf. Daarmee hebben zij ieder, opzettelijk, een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het in vereniging plegen van openlijk geweld.
Zwaar lichamelijk letsel?
Voor zover bij de openlijke geweldpleging het ontstaan van zwaar lichamelijk geweld ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat zowel [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel hebben opgelopen, waaronder een gebroken oogkas ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) en een breuk in de bovenkaakholte ([slachtoffer 2]). De rechtbank overweegt dat de enkele vaststelling van een breuk onvoldoende is om van zwaar lichamelijk letsel te kunnen spreken. Over het genezingsproces van de breuken, eventueel verder medisch ingrijpen en het al dan niet kunnen hervatten van de dagelijkse werkzaamheden is
nietsbekend. Gelet op het ontbreken van deze informatie kan de rechtbank niet vaststellen of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Wel is sprake van enig lichamelijk letsel. Het toebrengen van dit letsel kan ingevolge artikel 141, tweede lid, onder 1 Sr, enkel worden toegerekend aan de dader van wie is komen vast te staan, dat hijzelf het lichamelijk letsel heeft veroorzaakt met het door hemzelf gepleegde geweld (HR 6 maart 1990, NJ 1990, 637).
[medeverdachte 1] is de enige die geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2]. Dit letsel kan dan ook alleen door [medeverdachte 1] zijn toegebracht. Verdachte kan hiervoor, gelet op het voorgaande, niet verantwoordelijk worden gehouden. Wel heeft verdachte geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1]. Hoewel niet kan worden vastgesteld welk letsel verdachte exact bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt, kan op basis van algemene ervaringsregels wel worden vastgesteld dat het door hem uitgeoefende geweld enig letsel (zoals bijvoorbeeld minst genomen een blauwe plek) tot gevolg heeft gehad. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de uit de camerabeelden af te leiden kracht waarmee het geweld is uitgeoefend, de plek waarop het geweld werd toegepast en de - naar ervaringsregels te verwachten - impact van een dergelijke geweldstoepassing op deze plek van het lichaam. Hierdoor kan bewezen worden dat de geweldshandelingen van verdachte tot enig lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] hebben geleid.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 september 2014 in de gemeente Maastricht, openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam café], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke geweld bestond uit het meermalen slaan en schoppen en trappen tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] en het slaan tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2], terwijl vorenomschreven geweld voor voornoemde [slachtoffer 1] lichamelijk letsel ten gevolge had.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Ten aanzien van subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is. Hij heeft verzocht de straf te verlagen en een forse voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft samen met zijn neven [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tijdens een caféruzie geweld gebruikt tegen de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Kort daarvoor had [medeverdachte 1] de billen van een vrouw betast. Toen [slachtoffer 1] [medeverdachte 1] hierop aansprak, koos verdachte direct voor de aanval en sloeg de nietsvermoedende [slachtoffer 1] tegen de grond. Het initiatief tot het gebruik van geweld kwam dan ook van verdachte. Vervolgens sloeg [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] tegen de grond. [slachtoffer 2] werd daarbij met één klap uitgeschakeld. Het geweld werd daarna voortgezet.
Nadat verdachte en zijn mededaders korte tijd buiten waren geweest, ging men weer naar binnen en werd opnieuw de confrontatie met [slachtoffer 1] opgezocht. Hoewel de agressie met name tegen [slachtoffer 1] was gericht, moesten ook omstanders die het slachtoffer probeerden te beschermen of het gevecht probeerden te stoppen het ontgelden. Ook zij werden geslagen.
Tijdens het gevecht kreeg [slachtoffer 1] letterlijk alle hoeken van het café te zien. Hij kon niet anders dan zich proberen te verweren tegen het aanhoudende geweld in de vorm van slaan en schoppen, met als absolute dieptepunt het moment waarop [slachtoffer 1] twee schoppen in zijn gezicht kreeg. Nadat [slachtoffer 1] door een eerste schop in zijn gezicht door [medeverdachte 1] bewusteloos op de grond viel, was het verdachte die nogmaals in het gezicht van de weerloze en bewusteloze [slachtoffer 1] trapte. Dit getuigt van buitensporig agressief gedrag. Het is bovendien een uitermate laffe daad. Verdachte was kennelijk door het dolle heen. Illustratief hiervoor is het voorval waarbij hij meermalen naar zijn neef [medeverdachte 2] slaat, om er vervolgens achter te komen dat hij de verkeerde te grazen neemt. Dat verdachte door het gebruik van alcohol geen enkele remming meer kende, is geen excuus.
[slachtoffer 1] liep als gevolg van het geweld een gebroken oogkas op. Hij mag van geluk spreken dat de gevolgen niet ernstiger waren. Dit is geenszins een omstandigheid die aan verdachte te danken is.
Ook [slachtoffer 2] liep als gevolg van het geweld lichamelijk letsel op, te weten een gebroken oogkas en een breuk in de bovenkaakholte. Hoewel verdachte dit letsel niet heeft veroorzaakt en dit letsel daarom niet in strafverzwarende zin aan verdachte kan worden toegerekend, is [slachtoffer 2] wel gewond geraakt als gevolg van de openlijke geweldpleging waaraan ook verdachte heeft deelgenomen door zich bij dat geweld aan te sluiten en zich als deelnemer aan de groep [verdachten] te manifesteren.
Uitgaansgeweld als dit brengt een gevoel van onveiligheid met zich mee. De bezoekers van café [naam café], die getuige waren van de ruzie, waren geschokt door het aanhoudende en forse geweld dat door verdachte en zijn mededaders werd gebruikt. Enkele bezoekers hebben zelfs aangegeven dat zij in hun hele leven nog nooit zulke agressie hadden meegemaakt.
Verdachte heeft zich in eerste instantie ten onrechte in de slachtofferpositie gemanoeuvreerd door aangifte te doen, waarbij de werkelijke slachtoffers en hun vrienden als schuldigen werden aangewezen. Uit het bovenstaande blijkt wel dat dit verhaal totaal niet strookt met de werkelijke gang van zaken. Verdachte heeft dit pas na het zien van de camerabeelden ingezien.
Gelet op de ernst van het geweld - waarbij met name de trap tegen het hoofd van de bewusteloze [slachtoffer 1] zwaar weegt - en het feit dat verdachte als initiator van het geweld kan worden gezien, is enkel oplegging van een gevangenisstraf passend.
Door de reclassering is geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht. De rechtbank zal dit advies overnemen. Met het onvoorwaardelijke deel wordt verdachte direct gestraft voor zijn grensoverschrijdend gedrag. Met het voorwaardelijke deel wil de rechtbank voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan strafbaar gedrag. Het op te leggen reclasseringstoezicht kan verdachte daarbij helpen.
De rechtbank zal afwijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, nu deze, zo begrijpt de rechtbank althans, met name gebaseerd is op de primair ten laste gelegde poging tot doodslag ten aanzien van [slachtoffer 1] en op het standpunt van de officier van justitie dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van [slachtoffer 2]. De rechtbank acht die beide feiten echter niet bewezen.
Alles overwegende acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke straf worden de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht gekoppeld.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 januari 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 september 2014 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) -terwijl voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in bewusteloze toestand op de grond lag(en)- meermalen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 25 september 2014 in de gemeente Maastricht, openlijk, te weten op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam café], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of schoppen en/of trappen tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2], terwijl vorenomschreven geweld voor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken oogkas) ten gevolge had;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 25 september 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken oogkas), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd te slaan en/of (vervolgens) -terwijl voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in bewusteloze toestand op de grond lag(en)- meermalen tegen het hoofd, althans het lichaam,
te slaan en/of te schoppen en/of te trappen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2014109898 d.d. 5 november 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2014, p. 48.
3.Het geschrift, te weten medische informatie over [slachtoffer 1] d.d. 26 september 2014, p. 24 en 25.
4.Het geschrift, te weten medische informatie over [slachtoffer 2] d.d. 26 september 2014, p. 36.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 26 september 2014, p. 15.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 27 september 2014, p. 28.
7.CD-rom met opschrift: 2014109898, Videobeelden café [naam café] compilatie.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 179.
9.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
12.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
14.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
16.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
18.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 181.
20.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 180.
22.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 182 en 183.
24.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 182.
26.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
27.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 182.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 6 oktober 2014, p. 97.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 30 september 2014, p. 278.
31.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] d.d. 2 oktober 2014, p. 78.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2014, p. 179.
33.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015 afgelegd.