3.3Het oordeel van de rechtbankOp 9 september 2012 deed [slachtoffer] aangifte van een voorval met de bestuurder van een quad. Eerder die dag, omstreeks 21.00 uur, werd hij op zijn eigen terrein bij [naam terrein] te Schinveld, gemeente Onderbanken, op korte afstand en met hoge snelheid gepasseerd door een quadrijder. Hij ging al lopend achter de bestuurder aan en trof deze aan bij het iets verderop liggende tankstation. [slachtoffer] sprak de bestuurder aan op zijn rijgedrag. De bestuurder liep de winkel bij het tankstation binnen om te betalen en [slachtoffer] maakte foto’s van het kenteken van de quad. Toen de man dit zag, werd hij boos. [slachtoffer] liep terug richting de [naam terrein]. Hij zag dat de man vervolgens op zijn quad stapte, zijn quad omkeerde en met de quad op hem af kwam rijden. De man reed vervolgens tegen de benen van [slachtoffer] aan, die daardoor voorover op de quad viel. De man gaf [slachtoffer] vervolgens nog drie pijnlijke klappen op zijn hoofd. Verbalisant [verbalisant] zag dat [slachtoffer] twee flinke schrammen op zijn rechteronderarm en een bloedende wond aan zijn linker ringvinger had. Ook had hij een schram op zijn hoofd en een deuk op de plek waarvan [slachtoffer] aangaf dat hij daar geslagen was. Op de broek van [slachtoffer], waren ter hoogte van de knieën zwarte vegen zichtbaar.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat een man op een quad een woordenwisseling had met het latere slachtoffer. De man maakte met zijn quad een draai om zijn as en reed in de richting van het weglopende slachtoffer. De man reed op het slachtoffer in. De quad raakte het slachtoffer frontaal. Het slachtoffer kwam over het stuur van de quad terecht. De man op de quad deelde vervolgens een paar klappen uit aan het slachtoffer.
Verdachte bleek de bestuurder van de quad te zijn. Hij meldde zich in de nacht van 10 september 2012 bij het politiebureau, waarna hij werd aangehouden.
Op vordering van de officier van justitie werden camerabeelden van het Esso tankstation te Schinveld ter beschikking gesteld. Op deze beelden was te zien dat aangever op verdachte afliep. Er vond verbaal contact plaats. Verdachte liep vervolgens naar de winkel van het tankstation. In de winkel rekende verdachte bij de balie af. Op dat moment stond de aangever nog buiten en hij maakte een foto van de quad. Verdachte kwam naar buiten en liep naar zijn quad. De aangever liep schuin van de quad weg. Hij bleef daarna op een afstand van drie/vier meter van de verdachte staan. Vervolgens liep verdachte drie passen in de richting van de aangever, die daarop verder weg loopt. Terwijl de aangever wegliep, liep verdachte terug naar zijn quad en stapte op. Verdachte startte zijn quad en maakte een bocht tussen de pompen door in de richting van de weglopende aangever. Verdachte reed door in de richting van de aangever en stuurde recht op hem af. De aangever probeerde nog een pas achteruit te zetten, maar werd vrijwel direct aangereden door de verdachte. Verdachte reed met de voorzijde van de quad tegen de voorzijde van de benen van de aangever.
De rechtbank stelt aan de hand van de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] en de bevindingen naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden vast dat verdachte met zijn quad tegen [slachtoffer] is aangereden en [slachtoffer] vervolgens meermalen op zijn hoofd heeft geslagen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek is weggereden. Hij wilde zo snel mogelijk naar huis rijden. Toen hij wegreed zag verdachte opeens een witte flits en voelde dat hij ergens tegenop reed. Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om tegen [slachtoffer] aan te rijden, waarbij hij nog heeft aangevoerd dat hij vanwege een oogafwijking ’s avonds niet goed ziet.
De rechtbank begrijpt uit de verklaring van verdachte dat hij beweert per ongeluk tegen [slachtoffer] te zijn aangereden. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit de camerabeelden die werden gemaakt bij de balie van de winkel bij het tankstation, welke beelden onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt dat verdachte heel kalm is op het moment dat hij afrekent.Verder is te zien dat verdachte rustig op zijn quad stapt. Voordat hij vanuit stilstand wegrijdt, kijkt hij in de richting van [slachtoffer]. Hij rijdt vervolgens in een scherpe bocht van 180 graden en in een vloeiende beweging in de richting van de weglopende [slachtoffer]. Bij het maken van de bocht kijkt verdachte nog in de richting van de weglopende [slachtoffer]. In diezelfde beweging rijdt verdachte tegen [slachtoffer] aan, waarna verdachte nog blijft doorrijden. Op de beelden is te zien dat [slachtoffer] door de snelheid van de quad naar achteren wordt geduwd, waarbij het lichaam van [slachtoffer] deels op de voorkant van de quad ligt. Verdachte maakt vervolgens slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer].
Uit de tekening van de situatie ter plaatse blijkt dat er voor verdachte voldoende ruimte was om langs het slachtoffer heen te rijden en de door hem gewenste route naar huis te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte geen bevestiging vindt in hetgeen op de camerabeelden is te zien en de situatie ter plaatse. Zo is niet gebleken dat verdachte in paniek was. Hij rekende kalm af en stapte daarna ook rustig op zijn quad. Hij heeft gezien dat [slachtoffer] wegliep en is vervolgens in diens richting gereden. Hij had voldoende ruimte om hierbij om [slachtoffer] heen te rijden. In plaats van deze ruimte te benutten, rijdt verdachte met een vloeiende beweging op [slachtoffer] in. Niet is gebleken dat de door verdachte gestelde oogafwijking zo ernstig was, dat hij daardoor [slachtoffer] niet kon zien. Immers, uit de ter zitting overgelegde bescheiden blijkt slechts van een zeer minimale afwijking.
De camerabeelden bevestigen juist hetgeen aangever [slachtoffer] en getuige [getuige 1] hebben verklaard, namelijk dat verdachte bewust is ingereden op [slachtoffer]. De stelling van verdachte dat enkel sprake was van afwerende en geen slaande bewegingen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit de beelden blijkt het niet en bij thuiskomst heeft verdachte tegen [getuige 3] verteld dat hij gevochten heeft, aldus diezelfde [getuige 3] in zijn verklaring bij de politie.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte bewust met zijn quad tegen [slachtoffer] is aangereden en hem vervolgens meermalen tegen zijn hoofd heeft geslagen. Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer] hiervan letsel en pijn heeft ondervonden. Dit handelen is tenlastegelegd als een poging doodslag, een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel mishandeling.
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde poging doodslag, is de rechtbank - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte de opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ook kan niet worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bij gebrek aan objectieve informatie over de snelheid waarmee verdachte tegen [slachtoffer] is aangereden, de exacte plek waar [slachtoffer] door de quad werd geraakt en de impact van een dergelijke klap op het lichaam, kan de rechtbank niet vaststellen of verdachte zwaar lichamelijk letsel had kunnen veroorzaken. Verdachte zal dan ook van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld, als gevolg waarvan [slachtoffer] pijn heeft ondervonden en letsel heeft bekomen.