In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. (hierna: [X]) dat de opzegging van de managementovereenkomst door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] B.V. (hierna: [Y]) zonder rechtsgevolg zou blijven. De managementovereenkomst was op 9 november 2009 gesloten en voorzag in een opzegtermijn van drie maanden. [Y] had de overeenkomst opgezegd per 1 september 2015, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze opzegging.
De voorzieningenrechter overwoog dat [X] niet aannemelijk had gemaakt dat de opzegging in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. [X] stelde dat er geen valide reden was voor de opzegging en dat deze haar verstootte van belangrijke operationele informatie en inkomsten. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat [Y] voldoende had aangetoond dat de opzegging gerechtvaardigd was, onder andere omdat [A], de bestuurder van [X], een onwerkbare werkrelatie had gecreëerd door haar dubbele rol als certificaathouder en uitvoerder van de managementovereenkomst.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de opzegging van de managementovereenkomst regelmatig was en dat de vorderingen van [X] moesten worden afgewezen. Tevens werd besloten dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zouden worden, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten zou dragen. Het vonnis werd uitgesproken op 25 juni 2015.