Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het onderzoek van de zaak
9 januari 2015.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.De beoordeling van het bewijs
Het betreft een flauwe oplichtingspoging, doordat verdachte zich voor heeft gedaan als een bonafide bemiddelaar. Dat deugt niet, maar dat is niet het strafrechtelijk verwijt dat verdachte wordt gemaakt.
de € 250,-, doch dat deze veeleer zijn gebruikt om aangever ervan te doordringen de politie niet in te schakelen. Om die reden kan niet worden bewezen dat deze bewoordingen zijn gezegd met het oogmerk om de aangever te dwingen tot de afgifte van dit geldbedrag. De afgifte van de € 250,- was, naar het oordeel van de rechtbank gekoppeld aan het terugkrijgen van de auto. [slachtoffer] werd door [verdachte] voorgehouden dat [verdachte] ervoor kon zorgen dat [slachtoffer] zijn auto terug zou krijgen. Daarvoor zou [slachtoffer] aan [verdachte] dan wel
5.De beslissing
vrijvan het tenlastegelegde.
mr. J. Wöretshofer en mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. F.F. Driessen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 23 januari 2015.