ECLI:NL:RBLIM:2015:536

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
03/700528-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in poging tot afpersing en drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing en het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachten vrijgesproken van de poging tot afpersing van €250,-. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de door een van de verdachten geuite bedreigingen waren gedaan om de aangever te dwingen het geldbedrag af te geven. De verklaringen en tapgesprekken in het dossier wezen uit dat de aangever het geld moest geven om zijn auto terug te krijgen, en er was geen causaal verband aangetoond tussen de bedreigingen en de afgifte van het geld. De rechtbank concludeerde dat de afgifte van het geld enkel was bedoeld als een soort bemiddelingskosten voor het terugkrijgen van de auto.

Daarnaast was er een tweede tenlastelegging tegen de verdachte, namelijk het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de drugs bezat. De rechtbank stelde vast dat er meerdere mensen toegang hadden tot de tuin waar de drugs waren aangetroffen, waardoor niet kon worden uitgesloten dat iemand anders de drugs daar had verstopt. Om deze reden werd de verdachte ook vrijgesproken van het tweede feit.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700528-14
Datum uitspraak: 23 januari 2015
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2015 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 januari 2015.
De rechtbank heeft op 9 januari 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 8 september 2014 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in de provincie Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van Euro 250,-, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd:
- " Luister, als je mij dan 250 Euro kan geven, dan is het goed", en/of
- " Wij zijn geen kleine jongens, dus... Ik ben van de [naam motorclub 1] als je wil weten" en/of
- " We zitten hier met de motorclub van de [naam motorclub 1]... Dus ik neem aan dat je komt en dat je correct bent" en/of
- Maar een ding, kom niet met de politie ofzo want dan heb je echt een groot probleem, dat zeg ik je" en/of
- " Kom niet met de wouten ofzo, want dan hebben we allemaal grote probleem. Je begrijpt wat ik wil zeggen..." en/of
- " Luister vriend, ik heb jou gezegd ik ben van de [naam motorclub 2], ik wil geen problemen hebben. Ik heb tegen jou duidelijk gezegd, als je met de wouten komt, dan heb je een probleem, want... weetje... Die [voornaam verdachte] heeft mij die adres doorgegeven van jou ook. Als er iets mis gaat, dan doe ik... begrijp je" en/of
- " als er iets mis gaat, dat jij met de politie meespeelt, dat dat verkeerd afloopt, nou die jongen weten jou ook te wonen, dat begrijp je he? Ik wil het niet zover laten komen" en/of
- " Ik kom ze bij jou thuis ophalen of er komen twee man",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte] op of omstreeks 8 september 2014 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in de provincie Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van Euro 250,-, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd:
- " Luister, als je mij dan 250 Euro kan geven, dan is het goed", en/of
- " Wij zijn geen kleine jongens, dus... Ik ben van de [naam motorclub 1] als je wil weten" en/of
- " We zitten hier met de motorclub van de [naam motorclub 1]... Dus ik neem aan dat je komt en dat je correct bent" en/of
- Maar een ding, kom niet met de politie ofzo want dan heb je echt een groot probleem, dat zeg ik je" en/of
- " Kom niet met de wouten ofzo, want dan hebben we allemaal grote probleem. Je begrijpt wat ik wil zeggen..." en/of
- " Luister vriend, ik heb jou gezegd ik ben van de [naam motorclub 2], ik wil geen problemen hebben. Ik heb tegen jou duidelijk gezegd, als je met de wouten komt, dan heb je een probleem, want... weetje... Die [voornaam verdachte] heeft mij die adres
doorgegeven van jou ook. Als er iets mis gaat, dan doe ik.... begrijp je" en/of
- " als er iets mis gaat, dat jij met de politie meespeelt, dat dat verkeerd afloopt, nou die jongen weten jou ook te wonen, dat begrijp je he? Ik wil het niet zover laten komen" en/of
- " Ik kom ze bij jou thuis ophalen of er komen twee man",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 4 september 2014 tot en met 8 september 2014 in de gemeente Sittard-Geleen, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het telefoonnummer en/of het adres en/of informatie over de auto van die [slachtoffer] te verschaffen aan [medeverdachte] en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 15 september 2014 in de gemeente Beek opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 23,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte is volgens de verdediging niet aan te merken als medepleger, daar niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte] de in de tenlastegelegde genoemde bewoordingen heeft geuit. Tevens verzoekt de raadsvrouw om vrijspraak ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat de doorzoeking van de woning van verdachte op grond van artikel 49 Wet Wapens en munitie onrechtmatig was, daar er onvoldoende verdenking was om tot deze doorzoeking over te gaan. Dit, gelet op het feit dat uit de aangifte van aangever [slachtoffer] d.d. 4 september 2014 blijkt dat verdachte nauwelijks een rol speelde bij de overval en enkel de andere twee mannen in het bezit waren van een vuurwapen. Al het verkregen bewijs dient derhalve te worden uitgesloten. Verdachte dient dan bij gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw verdachte vrij te spreken, daar de tuin waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen makkelijk toegankelijk is voor derden. Niet valt uit te sluiten dat een ander dan verdachte de verdovende middelen in de tuin heeft verstopt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
De officier van justitie is van mening dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De officier van justitie heeft, ten aanzien van feit 1 primair, verwezen naar de aangifte en de aanvullende verklaringen van aangever [slachtoffer], het proces-verbaal met betrekking tot de tapgesprekken en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij de gesprekken met de aangever heeft gevoerd, nadat hij daartoe was ingeschakeld door verdachte.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 zijn standpunt gebaseerd op het aantreffen van de verdovende middelen in de tuin van de woning van verdachte, het aantreffen van verdachte in die tuin, het onderzoek van het NFI en de verklaringen van [slachtoffer] en [medeverdachte] over het feit dat zij met regelmaat verdovende middelen van verdachte kochten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking in de woning van verdachte, op grond van artikel 49 van de Wet Wapens en munitie, rechtmatig is geschied, daar er een verdenking bestond dat verdachte met twee anderen een overval had gepleegd. Bij deze overval zou gebruik zijn gemaakt van vuurwapens.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de feiten in een andere volgorde bespreken dan waarin zij zijn ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van de doorzoeking van de woning en de rechtmatigheid van het verkregen bewijs
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de doorzoeking van de woning van verdachte rechtmatig is geschied, nu deze rechtmatigheid is betwist. Zij overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2014, doet aangever [slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld in zijn woning omstreeks 3 september 2014. Bij deze overval zou gebruik zijn gemaakt van (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen). Volgens aangever werd deze overval door verdachte en twee andere mannen gepleegd. Blijkens het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 16 september 2014, werd op 15 september 2014 de woning van verdachte binnengetreden ter doorzoeking op basis van artikel 49 van de Wet Wapens en munitie.
De rechtbank is van oordeel dat er onder de gegeven omstandigheden sprake was van een redelijk vermoeden dat in de woning van verdachte wapens aanwezig waren. De verbalisanten waren dan ook gerechtigd om tot doorzoeking van de woning op basis van artikel 49 van de Wet Wapens en munitie over te gaan. Het daarbij verkregen bewijs (de aangetroffen drugs) is dan ook rechtmatig verkregen. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Vervolgens is de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene was die de drugs aanwezig had.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Op 15 september 2014 heeft de politie de woning waar verdachte met zijn ouders en zus woonde, aan de [adres] te [woonplaats], doorzocht. Voorafgaand aan de doorzoeking werd verdachte aldaar in de tuin aangehouden. Tijdens de doorzoeking werd achter in de tuin van de woning, tussen het haardhout, een Tupperware-doos gevonden met 33 snowseals cocaïne. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij met zijn ouders en zusje op het adres [adres] te [woonplaats] woont. Verdachte ontkent echter te hebben geweten dat de drugs zich aldaar bevonden en ontkent eveneens iets met de aangetroffen verdovende middelen te maken te hebben.
De rechtbank stelt vast dat er, behalve verdachte, meerdere mensen, in ieder geval de overige gezinsleden van verdachte (die niet door de politie zijn gehoord), toegang hadden tot de tuin van de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Derhalve valt niet uit te sluiten dat een ander dan verdachte de verdovende middelen in de tuin heeft gelegd en dat verdachte geen wetenschap, laat staan beschikkingsmacht, over deze verdovende middelen had.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair
Aangever [slachtoffer] heeft op 4 september 2014 aangifte gedaan van het feit dat bij een diefstal op of omstreeks 3 september 2014 zijn auto is weggenomen. Omdat hij meent te weten dat verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest, belt hij verdachte, die ontkent te weten waar de betreffende auto is.
Vervolgens wordt aangever [slachtoffer] gebeld door –naar later blijkt- medeverdachte [medeverdachte] die hem vertelt dat hij ervoor kan zorgen dat [slachtoffer] zijn auto terugkrijgt. In dat eerste telefoongesprek geeft [medeverdachte] aan dat hij lid is van [naam motorclub 1]. Hij deelt ook mee aan [slachtoffer] dat een en ander hem wel € 250,- gaat kosten. Aangever [slachtoffer] meldt dit bij de politie, waarna de telefoon van aangever wordt getapt. Vervolgens vinden er nog nadere telefoongesprekken plaats tussen medeverdachte [medeverdachte] en aangever. Ook de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] wordt getapt. Duidelijk wordt dan dat medeverdachte [medeverdachte] handelt in overleg met verdachte [verdachte]. Uiteindelijk vindt er –onder toezicht van de politie- een ontmoeting plaats tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte]. Omdat aangever weigert in de auto te stappen waarin [medeverdachte] zich bevindt, vindt er geen overdracht van het geld plaats. [medeverdachte] rijdt weg van de ontmoetingsplek en wordt vervolgens aangehouden door de politie.
De rechtbank acht, op de grond van de tapgesprekken die zich in het dossier bevinden en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], bewezen dat [medeverdachte] de bewoordingen zoals vermeld in de tenlastelegging tegen aangever [slachtoffer] heeft gezegd en dat verdachte nauw bij dit handelen betrokken is geweest. De rechtbank komt echter ook tot de vaststelling dat de door [medeverdachte] gebezigde bewoordingen niet direct zijn gekoppeld aan het afgeven van
de € 250,-, doch dat deze veeleer zijn gebruikt om aangever ervan te doordringen de politie niet in te schakelen. Om die reden kan niet worden bewezen dat deze bewoordingen zijn gezegd met het oogmerk om de aangever te dwingen tot de afgifte van dit geldbedrag. De afgifte van de € 250,- was, naar het oordeel van de rechtbank gekoppeld aan het terugkrijgen van de auto. [slachtoffer] werd door [medeverdachte] voorgehouden dat [medeverdachte] ervoor kon zorgen dat [slachtoffer] zijn auto terug zou krijgen. Daarvoor zou [slachtoffer] aan [medeverdachte] dan wel
€ 250,- moeten betalen, een soort “bemiddelingskosten”.
Wat er ook zij van het (laakbaar karakter van dit) handelen van verdachte en zijn medeverdachte, nu er geen causaal verband is tussen de tenlastegelegde gedragingen en de in de tenlastelegging genoemde afgifte van € 250,-, kan een poging tot afpersing niet worden bewezen. Dat betekent dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Om diezelfde reden komt de rechtbank ook tot vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte
vrijvan het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter,
mr. J. Wöretshofer en mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. F.F. Driessen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 23 januari 2015.