Op 22 juni 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. S. Oord, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert, alsook een derde partij, [naam 3e partij] VOF, vertegenwoordigd door mr. T. Pothast. De zaak betreft een gedoogbesluit dat op 9 januari 2014 door verweerder is verleend aan de derde partij, die een verzoek had ingediend om 26.000 leghennen te plaatsen in zijn inrichting te Leveroy, in afwijking van de geldende milieuvergunning. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat heeft geleid tot een beroep bij de rechtbank nadat het bezwaar ongegrond was verklaard.
Tijdens de zitting op 4 juni 2015 is het procesverloop besproken, waarbij eisers hun bezwaren tegen de uitbreiding van het aantal leghennen naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft overwogen dat het gedoogbesluit inmiddels was uitgewerkt en dat eisers geen actueel procesbelang meer hadden bij het aanvechten van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat zij schade hadden geleden als gevolg van het gedoogbesluit, en dat hun beroep om die reden niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor eisers om aan te tonen dat zij daadwerkelijk schade hebben geleden als gevolg van het besluit waartegen zij in beroep gaan. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, en heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.