ECLI:NL:RBLIM:2015:4969

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
03/702570-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van minderjarige meisjes

Op 12 juni 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en het medeplegen van seksuele uitbuiting van twee minderjarige meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, in de periode van 8 januari 2014 tot en met 20 februari 2014, twee meisjes van 14 en 15 jaar oud heeft geworven en hen heeft gedwongen tot prostitutie. De meisjes werden in de woning van de verdachte te Heerlen ondergebracht en moesten seksuele handelingen verrichten voor betaling. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en medeverdachten als bewijs gebruikt om de schuld van de verdachte vast te stellen. De verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de minderjarigheid van de meisjes, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar hun leeftijd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel en hem een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers voor de immateriële schade die zij hebben geleden door de uitbuiting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702570-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
gedetineerd in Vught PPC te Vught.
Raadsman is mr. L.C. de Lange, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 26 en 28 mei 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Op 29 mei 2015 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, - na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel jegens
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], terwijl zij de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, dan wel daar medeplichtig aan is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden acht de officier van justitie het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft betoogd dat kan worden bewezen dat verdachte en zijn mededaders de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben geworven, vervoerd, overgebracht en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Ook acht zij bewezen dat verdachte en zijn mededaders de slachtoffers ertoe hebben gebracht zich te prostitueren en dat verdachte en zijn mededaders opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de prostitutieverdiensten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Deze handelingen hebben plaats gehad terwijl beide slachtoffers de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging betoogd dat aan verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld toekomt. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat beide meisjes achttien jaar of ouder waren. Gelet op de mededelingen van de meisjes dat ze achttien jaar oud waren en de omstandigheden waarin verdachte de meisjes heeft leren kennen, heeft verdachte volgens de verdediging zich voldoende ingespannen om zich ervan te vergewissen dat de meisjes meerderjarig waren. Daarnaast heeft verdachte, toen hij erachter kwam dat de meisjes minderjarig waren, zich gedistantieerd van de groep. Verdachte zal ten aanzien van wat bewezen kan worden verklaard, moeten worden ontslagen van rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Subsidiair is de verdediging van oordeel dat er geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bestaan. Medeplegen verondersteld in de eerste plaats dubbel opzet. Verdachte heeft volgens de verdediging echter nooit opzet gehad op het tenlastegelegde, dan wel op de deelneming daaraan. De meisjes zijn maar een zeer korte periode in de woning van verdachte geweest. Verdachte heeft zich gedistantieerd van de groep op het moment dat hij er achter kwam dat de meisjes minderjarig waren. Van een intensieve samenwerking kan dan ook geen sprake zijn. Bovendien komt uit het dossier het beeld naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 2] de grote baas in het geheel is geweest. De rol van verdachte kan hooguit worden gekwalificeerd als die van een volgzame ondergeschikte.
Tevens dient verdachte te worden vrijgesproken van de tenlastelegging, voor zover deze ziet op sub 2. Verdachte heeft volgens de verdediging nooit het oogmerk gehad op de uitbuiting van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en heeft bovendien geen van de in sub 2 opgenomen gedragingen verricht. Volgens de raadsman kan evenmin worden bewezen dat verdachte de slachtoffers ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Immers blijkt uit het dossier dat medeverdachte [medeverdachte 2] degene is geweest die met de slachtoffers heeft gesproken over de mogelijkheid tot prostitutie. Verdachte heeft hier geen aandeel in gehad.
Tot slot heeft de raadsman bepleit, dat ingeval van (gedeeltelijke) bewezenverklaring, de tenlastegelegde periode dient te worden beperkt, omdat verdachte in een groot deel van de in de tenlastelegging beschreven periode niet meer betrokken is geweest bij de prostitutiewerkzaamheden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode van 8 januari 2014 tot en met 20 februari 2014 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de seksuele uitbuiting van de twee minderjarige meisjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de redengevende feiten en omstandigheden die tot deze bewezenverklaring hebben geleid. Daarna zal de rechtbank ingaan op de verweren van de verdediging. In paragraaf 3.4 zal de rechtbank vervolgens de bewezenverklaring uiteenzetten.
Verklaringen slachtoffers
Verklaringen slachtoffer [slachtoffer 1]
(hierna: [slachtoffer 1]), geboren op [geboortedatum 2] [2] , heeft verklaard dat in januari 2014 voor het eerst ter sprake kwam dat je seks kon hebben voor geld. [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) zei dat hij meisjes voor hem liet werken. Deze meisjes hadden seks met klanten voor geld in de woning van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). [medeverdachte 2] zei daarnaast dat meisjes die dit werk ook wilden doen, zich bij hem konden melden. [medeverdachte 2] vroeg aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) of zij dit werk ook eens wilden proberen. [3] [medeverdachte 2] zei dat het goed geld verdienen was en dat je beter bij hem kon werken, dan voor € 3,00 ergens anders. Toen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan [medeverdachte 2] lieten weten dat zij dit wel eens wilden proberen, stuurde [medeverdachte 2] hen een berichtje dat ze daarvoor naar het huis van [verdachte] moesten komen. [verdachte] zei dat ze een foto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] moesten hebben. [4] De eerste dag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten werken, kwam er na 2,5 uur al een klant die met hen beiden wilde vrijen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben seks gehad met deze klant. [5]
De dag nadat de eerste klant was geweest heeft [verdachte] van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] foto’s gemaakt. Later heeft [verdachte] ook foto’s gemaakt van [slachtoffer 1] op bed en van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]) onder de douche. [verdachte] zei toen dat [slachtoffer 1] babyolie op haar lichaam moest smeren, omdat dit klanten aan zou trekken. [6] Er werden van [slachtoffer 1] advertenties op erotische internetsites (onder andere Speurders.nl) gezet. De prijzen voor de seks waren door [medeverdachte 2] en [verdachte] al bepaald voordat [slachtoffer 1] met het werk begon. Eén uur met haar kostte € 150,00, een half uur kostte meestal tussen de € 100,00 en € 120,00 en een kwartier kostte € 75,00. Pijpen kostte € 50,00 extra. [verdachte] maakte de advertenties en stuurde e-mails. [7] Met [verdachte] sprak [slachtoffer 1] tevens over de mogelijkheid van anale seks. [verdachte] zei daarbij dat als dit in de advertentie stond, dit klanten aan zou trekken. [slachtoffer 1] zou dan altijd nog kunnen zeggen dat ze dat toch niet wilde doen. [slachtoffer 1] heeft hier daarom mee ingestemd. [8]
De klanten bereikten [slachtoffer 1] via de chat of op de mail. Als de klant een keer eerder was geweest, belden ze ook wel eens op voor een nieuwe afspraak. [slachtoffer 1] zat in het huis van [verdachte] en hoorde daar wanneer ze een klant had. Als er een klant kwam dan ging [slachtoffer 1] zelf naar beneden om de deur te openen. Daarna nam ze de klant mee naar de slaapkamer. [medeverdachte 2] was altijd aanwezig als [slachtoffer 1] een klant had. Hij liet zich echter niet zien aan de klanten. De klant betaalde bij binnenkomst het geld aan [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] moest vervolgens het geld op de gang op de grond leggen. [9] Het was de afspraak dat [medeverdachte 2] dit geld pakte. [medeverdachte 2] pakte ook het geld van [slachtoffer 2]. Als de klant weg was kreeg [slachtoffer 1] de helft van het geld van [medeverdachte 2]. Het overige geld werd verdeeld tussen [medeverdachte 2] en [verdachte]. [medeverdachte 2] heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd dat [slachtoffer 1] extra betaling moest vragen als ze wat “extra’s” deed. [medeverdachte 2] wilde dan wel de helft van die extra betalingen hebben. [slachtoffer 1] vond dat ze te weinig geld kreeg, omdat een groot deel naar [medeverdachte 2] en [verdachte] ging. [10]
[slachtoffer 1] heeft eenmaal een triootje gedaan met [medeverdachte 1]. Dit gebeurde in de woonkamer van een klant. [verdachte] had [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] met de auto bij die klant afgezet. Na afloop heeft de klant haar en [medeverdachte 1] weer teruggebracht naar de woning van [verdachte]. [11] Voor dit trio betaalde de klant € 300,00. [verdachte] had dit geld aan [medeverdachte 2] gegeven. [medeverdachte 2] heeft vervolgens het geld verdeeld. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] kregen voor het triootje ieder € 75,00. [12] Ook heeft [slachtoffer 1] anale seks gehad met [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 5]). [verdachte] had dit met de klant afgesproken. Ook had [verdachte] hiervoor een prijsafspraak van € 250,00 gemaakt. [13] Een of twee keer heeft [slachtoffer 1] een man gepijpt met condoom. Daarvoor kreeg zij
€ 50,00 extra. Dit geld ging naar [medeverdachte 2], [slachtoffer 1] ontving hier niets voor. Daar kreeg ze dan ook een enorme ruzie met [medeverdachte 2] over. [14]
Toen [verdachte] paranoia werd en met [medeverdachte 2] ook nog ruzie kreeg over geld heeft [medeverdachte 2] besloten dat ze op een andere plek gingen werken. Dit was het huis van medeverdachte [medeverdachte 3]. [15]
Verklaringen slachtoffer [slachtoffer 2]
(hierna: [slachtoffer 2]), geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] [16] , heeft verklaard dat zij werkzaam is geweest in de prostitutie. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij hiervoor gebruik konden maken van een kamer in het huis van [verdachte] (verdachte). [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]) en [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) werkten hier ook. In het huis van [verdachte] regelden [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) en [verdachte] de klanten: zij regelden de advertenties en zorgden ervoor dat het contact met klanten tot stand kwam. Op internet was al aangeven hoeveel het kostte. [17]
[slachtoffer 2] heeft ongeveer een maand in het huis van [verdachte] gewerkt. Op een gegeven moment kregen [verdachte] en [medeverdachte 2] ruzie. [medeverdachte 2] heeft toen geregeld dat ze een kamer konden gebruiken in het huis van [medeverdachte 3]. [18]
In het huis van [verdachte] nam [slachtoffer 2] soms de telefoon op. Meestal wilde [slachtoffer 1] de telefoon opnemen. Ook nam [medeverdachte 1] de telefoon wel eens op. Van [verdachte] moesten de meisjes altijd de telefoon opnemen. Als er een klant belde, vroeg de klant waar hij heen moest komen. Er werd dan gezegd dat de klant naar de straat moest komen en dat het huisnummer werd gegeven als de klant daarna terug zou bellen. Als klanten naar de prijzen vroegen, zeiden ze dat ze dat zouden bespreken als ze bij het huis zouden zijn. Dit in verband met de politie. Bij [verdachte] maakten [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] de deur open. [slachtoffer 2] heeft dit maar één keer gedaan, omdat ze dit eng vond. [19] Als er een klant kwam die wilde kiezen, stonden ze op een rijtje. [20] Van het geld dat [slachtoffer 2] van de klant ontving, gaf ze de helft aan [verdachte] of [medeverdachte 2]. [verdachte] en [medeverdachte 2] verdeelden het geld onderling. De andere helft hield [slachtoffer 2] zelf. [21]
[verdachte] zei altijd dat de meisjes een korset en hakken aan moesten doen, omdat dit er beter uitzag. [slachtoffer 2] had geen korset. Zij droeg een topje, waarbij een stuk van haar buik te zien was en een kort broekje. [slachtoffer 1] droeg een rood korset. [22]
[slachtoffer 2] heeft een trio met [medeverdachte 1] gedaan. Dit trio speelde zich af in het huis van [verdachte]. Deze klant hebben [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] samen afgetrokken. [23]
Verklaringen verdachte en medeverdachten
Verklaringen verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij woonachtig is op de [adres 1] te [woonplaats]. Tevens heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) met het idee kwam om meisjes te laten werken vanuit het huis van verdachte. [medeverdachte 2] en verdachte hebben toen advertenties gemaakt. Er zijn één of twee advertenties gemaakt voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Daarbij werden ook foto’s van de meisjes op internet gezet. Ook heeft verdachte wel eens e-mails van klanten beantwoord. Verdachte heeft tevens gedeeld in de opbrengsten van de verdiensten van het prostitutiewerk van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verder heeft verdachte [slachtoffer 1] eenmaal weggebracht naar een klant. Toen heeft hij een envelop met geld gekregen. Dit geld werd verdeeld tussen [medeverdachte 2], verdachte en de meisjes die hadden gewerkt. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij een keer condooms is gaan halen. [24]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 2]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zijn bijnaam [medeverdachte 2] is. [25]
Verklaringen medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) heeft verklaard dat [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) de kamers regelde waarin gewerkt kon worden. [26] Toen er gewerkt werd in het huis van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte), maakte [verdachte] de afspraken met de klanten. De klanten namen via e-mail of telefoon contact met hem op. [verdachte] en [medeverdachte 2] waren van mening dat het echter beter was als een vrouw de telefoon opnam. Toen [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) in het huis van [verdachte] kwam werken, namen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] de telefoon op. Ze moesten dan hun naam zeggen, vragen voor wie de klant belde en wat de klant wilde. [27] Als er klanten langskwamen, moest [medeverdachte 1] ze beneden ontvangen. [28] Soms bracht [verdachte] de meisjes naar het huis van een klant. [verdachte] zorgde dan met zijn auto voor het vervoer. [29]
Voor advertenties werden er foto’s gemaakt van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) en [medeverdachte 1]. Eén foto werd gemaakt terwijl [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] onder de douche in het huis van [verdachte] stonden, daarnaast werd er een foto gemaakt van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] terwijl zij op bed lagen. [30]
Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij een trio met [slachtoffer 2] en een klant heeft gehad in de woning van [verdachte]. Op dat moment was zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] in de woning aanwezig. [medeverdachte 2] heeft achteraf het geld verdeeld tussen [slachtoffer 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en zichzelf. De afspraak met de klant was door [verdachte] gemaakt. [31]
[medeverdachte 1] heeft tevens verklaard dat [slachtoffer 2] klanten moest pijpen voor pilletjes. Dit moest ze doen van [medeverdachte 2] en de broer van [medeverdachte 2]. Dit gebeurde op een feestje. [slachtoffer 2] werkte ook wel vaker voor cocaïne in plaats van voor geld. [medeverdachte 1] kreeg meestal drugs van [medeverdachte 2]. [32]
Verklaringen medeverdachte [medeverdachte 5]
Medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]) heeft verklaard dat hij contact heeft gelegd met [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) via de internetsite Speurders.nl. Dit contact liep via de e-mail. [medeverdachte 5] kreeg toen een telefoonnummer. Hij zou [slachtoffer 1] moeten bellen wanneer hij in Heerlen was. Hij is toen naar een huis in Heerlen gegaan dat vlakbij het treinstation lag. Daar moest [medeverdachte 5] de telefoon over laten gaan. [slachtoffer 1] kwam naar beneden. Toen ze samen naar binnen gingen, kwam er uit de woonkamer een blanke jongen gelopen. Deze jongen gaf [medeverdachte 5] een hand. [medeverdachte 5] rekende toen rond de € 200,00 af met [slachtoffer 1] voor gewone en anale seks. De afspraak zou één uur duren. [33]
Bij het e-mailverkeer tussen [medeverdachte 5] en [slachtoffer 1] kreeg [medeverdachte 5] de indruk dat er ook een andere persoon betrokken was. De e-mails gingen over van de ik-vorm, in de wij-vorm. Daarnaast was het e-mailadres niet van [slachtoffer 1] zelf, maar bevatte een jongensnaam, [verdachte] of [verdachte]. [34]
Verklaringen medeverdachte [medeverdachte 3]
Medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) heeft verklaard dat [medeverdachte 2] haar heeft gevraagd of zij haar huis, aan de [adres 2], ter beschikking wilde stellen voor meisjes. [medeverdachte 2] had een locatie nodig. [medeverdachte 2] vertelde aan [medeverdachte 3] dat hij meisjes had en vroeg aan haar of zij nog mannen kende die langs wilden komen. Deze meisjes zouden in de woning van [medeverdachte 3] klanten ontvangen om seks te hebben tegen betaling. [medeverdachte 3] heeft toen haar huis aan [medeverdachte 2] verhuurd. [35]
Verklaring getuige [getuige 2]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij vanaf haar inschrijving op 8 januari 2014 woonachtig was in haar woning aan de [adres 3] te [woonplaats]. Boven haar, op [adres 1], woonde [verdachte]. Toen [getuige 2] net op de [adres 1] woonde, zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zes keer in de woning van [getuige 2] geweest. [36]
Advertenties en IP-adressen
Op 20 februari 2014 werd er vanaf het IP-adres [IP-adres] een advertentie (met nummer [advertentienummer]) aangemaakt. In deze advertentie biedt “[werknaam 3]” haar seksuele diensten tegen betaling aan. [37] Na onderzoek bleek het IP-adres [IP-adres] gekoppeld te zijn aan [medeverdachte 3], [adres 2]. [38] Bij de politie heeft [slachtoffer 1] verklaard dat haar werknaam ‘[werknaam 3]’ was. [39]
Conclusies van de rechtbank
Periode en woningen
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij in januari met [medeverdachte 2] heeft gesproken over prostitutiewerkzaamheden, de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij ongeveer een maand in het huis van [verdachte] heeft gewerkt en de verklaring van getuige [getuige 2] dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vanaf 8 januari een aantal keren in haar woning zijn geweest aan de [adres 3] te [woonplaats], leidt de rechtbank af dat de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gestart na 8 januari 2014 vanuit de woning van verdachte.
Voorts stelt de rechtbank, gelet op de datum van het aanmaken van een van de advertenties vanaf het IP-adres van [medeverdachte 3], vast dat de prostitutiewerkzaamheden vanaf 20 februari 2014 zijn voortgezet vanuit het huis van [medeverdachte 3]. Verdachte had toen geen bemoeienis meer met de prostitutieactiviteiten.
De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode bij verdachte [verdachte] dan ook beperken tot de periode van 8 januari 2014 tot 20 februari 2014.
Leeftijd
In de periode van 8 januari 2014 tot 20 februari 2014 was [slachtoffer 2], die op [geboortedatum 3] is geboren, 14 jaar oud. [slachtoffer 1] was toen 15 jaar oud, gelet op haar geboortedatum [geboortedatum 2].
Medeplegen?
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte heeft bestaan. De rechtbank merkt hierover het volgende op.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 2], de verklaringen van [slachtoffer 1], de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] en de verklaringen van verdachte ter terechtzitting, volgt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] in de periode van 8 januari 2014 tot 20 februari 2014 een wezenlijk aandeel hebben gehad in de uitvoering van het tenlastegelegde. Immers heeft medeverdachte [medeverdachte 2] de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geworven. Verdachte heeft vervolgens zijn huis ter beschikking gesteld ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden. Samen met medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verdachte, voordat de meisjes zijn begonnen met werken, de prijsafspraken gemaakt. Ook heeft verdachte foto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gemaakt voor erotische advertenties en heeft verdachte deze advertenties op internet geplaatst. Verdachte heeft tevens via internet afspraken geregeld met klanten en heeft (onder andere) aanwijzingen gegeven over de kleding die de meisjes moesten dragen. Verdachte heeft tevens een van de slachtoffers met zijn auto vervoerd naar een klant. Bovendien heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] gedeeld in de opbrengsten van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Deze combinatie van omstandigheden maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de rol van verdachte niet enkel faciliterend was, maar dat verdachte actief heeft deelgenomen aan de uitbuiting. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] dat verdachte als medepleger van de seksuele uitbuiting moet worden aangemerkt. Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen op de wijze als hierna in 4.4 is uiteengezet.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het huisvesten, nu het dossier hiervoor geen bewijs bevat.
Nu de rechtbank verdachte als medepleger heeft aangemerkt, zal de rechtbank niet ingaan op het verweer van de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gedragingen die verdachte niet zelf heeft verricht. Immers kan verdachte als medepleger, ook als hij zelf niet de gehele delictsomschrijving heeft vervuld, strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor de gedragingen van zijn mededaders.
Afwezigheid van alle schuld?
De raadsman van verdachte heeft tevens aangevoerd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald met betrekking tot de leeftijd van de slachtoffers. De verdediging heeft daarmee een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de strekking van artikel 273f, eerste lid, onder sub 2, 5 en 8, van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Op grond daarvan had verdachte de verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van de slachtoffers. Een beroep op afwezigheid van alle schuld zal derhalve, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet makkelijk aanvaard kunnen worden. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal een beroep op afwezigheid van alle schuld kunnen slagen. Nu niet is gebleken dat verdachte zich op enigerlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van beide minderjarigen, komt verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld dan ook niet toe. Het verweer wordt derhalve verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
in de periode van 8 januari 2014 tot 20 februari 2014 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander,
A) anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt en
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zouden stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt,
immers hebben verdachte en/of zijn medeverdachte
- een of meerdere advertenties gezet op sites dan wel laten plaatsen waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (samen met medeverdachte [medeverdachte 1]) als prostituee werden aangeboden en
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in contact gebracht met klanten, nadat door verdachte en/of zijn medeverdachte een prijsafspraak met deze/die klant(en) werd(en) gemaakt en
- een ruimte geregeld alwaar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich konden prostitueren en
- een of meerdere foto's gemaakt van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (die gebruikt werden) voor het aanmaken van een seksadvertentie en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (sexy) lingerie/kleding laten aandoen en
- een (aanzienlijk) gedeelte van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ingenomen en
- die [slachtoffer 1] naar klanten gebracht voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
- die [slachtoffer 2] drugs hebben aangeboden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij als bijzondere voorwaarde begeleiding van de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft samen met een ander een 14-jarig meisje en een 15-jarig meisje laten werken als prostituee. De medeverdachte haalde de meisjes over om seks te hebben voor geld. Zij stemden hierin toe, maar door hun jonge leeftijd kunnen deze meisjes niet worden beschouwd als mondige vrouwen die in vrijheid kiezen voor prostitutiewerk. Verdachte heeft zijn huis ter beschikking gesteld voor de prostitutiewerkzaamheden door deze meisjes. Verdachte heeft voordat de meisjes zijn begonnen met werken, niet gecontroleerd of ze wel meerderjarig waren, een stem gehad in de prijsafspraken, foto’s van de meisjes gemaakt en erotische advertenties op internet geplaatst. Verdachte heeft gedeeld in de opbrengsten van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van de meisjes.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan uitbuiting van minderjarigen. Dat is een ernstig strafbaar feit, waarvoor in beginsel een strafmaximum geldt van 12 jaren. Omdat de slachtoffers van verdachte meisjes zijn jonger dan 18 jaar, geldt als strafmaximum 15 jaar. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de meisjes. In hun slachtofferverklaringen beschrijven de meisjes de gevolgen die het misbruik voor hen heeft gehad. Zij worden voortdurend door anderen herinnerd aan wat er is gebeurd en dit belemmert hen nog iedere dag in hun dagelijkse leven en hun ontwikkeling.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de straffen die in andere strafzaken voor uitbuiting worden opgelegd. Voor uitbuiting van één slachtoffer gedurende enkele maanden zonder gebruik van fysiek geweld gaat de rechtbank uit van 12 maanden gevangenisstraf. In dit geval zijn er twee slachtoffers uitgebuit gedurende circa zes weken. Er was geen sprake van fysiek geweld. Verdachte had daarbij geen initiërende en organiserende rol. De combinatie van deze elementen betekent voor de rechtbank dat oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden het uitgangspunt is.
De rechtbank vindt dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd omdat verdachte niet de gehele periode betrokken is geweest bij de uitbuiting en vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. In het psychologisch rapport en het reclasseringsrapport wordt verdachte beschreven als een naïeve, eenzame man die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en moeite heeft met zelfstandig functioneren. De reclassering adviseert reclasseringsbegeleiding en verplichte behandeling voor zijn persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank zal dat advies opvolgen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank hanteert voor zedendelicten als deze een proeftijd van 3 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 4.600,00 voor geleden materiële schade, bestaande uit gederfde inkomsten.
De gederfde inkomsten worden door de benadeelde partij, onder verwijzing naar diverse jurisprudentie, begroot op € 100,00 per dag dat zij gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt. Uitgaande van 6 dagen per week in de periode van 1 februari 2014 tot en met 26 maart 2014 zijn dit 46 dagen.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 10.000,00 voor geleden immateriële schade, subsidiair € 7.500,00. Voor het primair gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding wordt door de benadeelde partij aansluiting gezocht bij het bedrag dat door het Schadefonds Geweldsmisdrijven wordt uitgekeerd aan slachtoffers van mensenhandel, waarbij ernstig psychisch letsel zonder beoordeling van medische informatie wordt verondersteld (letselcategorie 4). Voor het subsidiair gevorderde bedrag wordt verwezen naar uitspraken van de voormalige rechtbank Haarlem d.d. 21 juli 2011 waarbij aan slachtoffers van loverboys schadevergoedingen werden toegekend variërend van
€ 2.000,00 tot € 17.500,00.
De benadeelde partij stelt zich op het standpunt dat verdachte en zijn mededaders ieder in meer of mindere mate financieel voordeel hebben behaald door de uitbuiting van de benadeelde. Verdachte en zijn mededaders hebben, door het organiseren van haar uitbuiting, ook ieder aan haar psychische nood en de daardoor veroorzaakte immateriële schade bijgedragen. Om deze reden zijn verdachte en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk met betrekking tot zowel de materiële als de immateriële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toewijsbaar, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de wettelijke rente.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van zowel materiële als immateriële schade.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, en dat daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade op het standpunt gesteld dat deze dient te worden gematigd tot € 200,00. De benadeelde partij heeft immers bij de politie verklaard dat zij 4 klanten heeft gehad, waarbij zij in totaal € 200,00 heeft verdiend.
Meest subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade bepleit dat de aan de vordering ten grondslag liggende rechtshandeling in strijd is met de goede zeden, en daarom nietig dient te worden verklaard. Als gevolg daarvan kan vervolgens geen schade worden gevorderd, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft de raadsman meer subsidiair bepleit dat deze dient te worden afgewezen. Volgens de raadsman is er geen causaal verband tussen het schadetoebrengende feit en de ernstige psychische schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden.
Tot slot heeft de raadsman bepleit dan in geval van toewijzing van (een deel van) de vordering deze niet hoofdelijk, maar pondspondsgewijs dient te worden toegewezen.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt de vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade aldus dat deze is gebaseerd op een onrechtmatige daad die verdachte en zijn mededader jegens [slachtoffer 2] hebben gepleegd. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Bij het vaststellen van de te vergoeden materiële schade moet als beginsel voorop worden gesteld dat de benadeelde partij zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin zij zou verkeren wanneer de ten opzichte van haar gepleegde mensenhandel c.q. het door haar als minderjarige werken in de prostitutie niet had plaatsgevonden. In het onderhavige geval betekent dit dat de minderjarige [slachtoffer 2] niet in de prostitutie zou hebben gewerkt en dat zij dus geen inkomsten zou hebben genoten. Prostitutie door minderjarigen is immers bij wet verboden. Gesteld noch gebleken is dat [slachtoffer 2] in de bewezen verklaarde periode uit reguliere werkzaamheden geld zou hebben verdiend. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade dan ook afwijzen. Gelet hierop komt de rechtbank dan ook niet toe aan een bespreking van de door de raadsman gevoerde verweren. De rechtbank komt hiermee tot een andere conclusie dan onder meer het gerechtshof ‘s-Gravenhage in zijn arrest van 10 februari 2015 (ECLI:NL:GHDH:2015:642) met betrekking tot een vergelijkbare vordering in een zaak van prostitutie door een minderjarige die een deel van haar inkomsten moest afstaan.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat overweegt de rechtbank dat de Nederlandse wet een restrictief stelsel kent ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding van immateriële schade bestaat slechts voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Uit het eerste lid onder b van voormeld artikel volgt dat voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, indien de benadeelde (onder meer) in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat een ernstige inbreuk is gemaakt op de integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], waardoor zij in haar persoon is aangetast. Zij is immers door verdachte en zijn mededader bewogen om haar lichaam te verkopen, mede ter financieel gewin van verdachte en zijn mededader. Hiervoor is niet nodig dat ook psychische schade is vastgesteld. Aldus staat genoegzaam vast dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. De verdachte zal voorts ter zake van dit feit een straf worden opgelegd. De rechtbank stelt met inachtneming van alle omstandigheden van dit geval de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden immateriële schade naar billijkheid vast op € 5.000,00. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 27 maart 2014 tot aan de dag van volledige voldoening.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders hebben aldus tezamen toerekenbaar een onrechtmatige daad jegens de benadeelde gepleegd. Verdachte kan niet gedurende de gehele tenlastegelegde periode verantwoordelijk worden gehouden voor het toebrengen van de schade aan de benadeelde. Benadeelde heeft immers vanuit verschillende huizen als prostituee gewerkt, zodat sprake is van meerdere gebeurtenissen. Vast staat dat de schade uit ten minste een van die gebeurtenissen is ontstaan. Gelet op het bepaalde in artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek rust de verplichting om de schade te vergoeden in dit geval op ieder van verdachte en zijn mededaders. Verdachte en zijn mededaders zijn dan ook als gevolg hiervan hoofdelijk aansprakelijk met betrekking tot de immateriële schade van € 5.000,00.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2014 tot de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens bepalen dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 3.000,00 voor door haar geleden materiële schade, bestaande uit gederfde inkomsten. Subsidiair wordt door haar ter zake een bedrag van € 2.800,00 gevorderd. Ter onderbouwing hiervan stelt de benadeelde partij dat zij in de woning van de verdachte [verdachte] 15 klanten heeft ontvangen, die gemiddeld € 100,00 betaalden. Van dit bedrag, totaal € 1.500,00, ontving zij de helft, zodat zij nog € 750,00 van verdachte en zijn mededaders tegoed heeft. In de woning van de verdachte [medeverdachte 3] heeft de benadeelde partij 45 klanten ontvangen, die gemiddeld ook
€ 100,00 betaalden. Van dit bedrag, totaal € 4.500,00, ontving zij eveneens de helft, zodat zij daarvan nog € 2.250,00 tegoed heeft van verdachte en zijn mededaders.
Subsidiair stelt de benadeelde partij zich op het standpunt dat zij de gehele maand februari 2014 heeft gewerkt, en wel zeven dagen per week. De gederfde inkomsten worden door de benadeelde partij, onder verwijzing naar diverse jurisprudentie, begroot op € 100,00 per dag dat zij in de prostitutie heeft gewerkt. Nu de maand februari 2014 28 dagen telde maakt dit totaal € 2.800,00.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 5.000,00 voor door haar geleden immateriële schade. Hiervoor wordt door de benadeelde partij verwezen naar de richtlijnen voor uitkering door het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan slachtoffers van mensenhandel, waarbij ernstig psychisch letsel zonder beoordeling van medische informatie wordt verondersteld (letselcategorie 4). Deze richtlijnen adviseren uitkering van een bedrag van € 10.000,00.
De benadeelde partij stelt zich op het standpunt dat verdachte samenwerkte met zijn mededaders. Aldus heeft verdachte ook samen met zijn mededaders een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij gepleegd. Om deze reden zijn verdachte en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk met betrekking tot zowel de materiële als de immateriële schade.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toewijsbaar, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de wettelijke rente.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van zowel materiële als immateriële schade.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, en dat daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade op het standpunt gesteld dat deze dient te worden gematigd. De benadeelde partij heeft immers bij de politie verklaard dat zij maximaal ongeveer 5 tot 10 klanten heeft gehad.
Meest subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade bepleit dat de aan de vordering ten grondslag liggende rechtshandeling in strijd is met de goede zeden, en daarom nietig dient te worden verklaard. Als gevolg daarvan kan vervolgens geen schade worden gevorderd, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft de raadsman meer subsidiair bepleit dat deze dient te worden afgewezen. Volgens de raadsman is er geen causaal verband tussen het schadetoebrengende feit en de ernstige psychische schade die de benadeelde partij stelt als gevolg hiervan te hebben geleden.
Tot slot heeft de raadsman bepleit dan in geval van toewijzing van (een deel van) de vordering deze niet hoofdelijk, maar pondspondsgewijs dient te worden toegewezen.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bij het vaststellen van de te vergoeden materiële schade als beginsel voorop moet worden gesteld dat de benadeelde partij zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin zij zou verkeren wanneer de ten opzichte van haar gepleegde mensenhandel c.q. het door haar als minderjarige werken in de prostitutie niet had plaatsgevonden. In het onderhavige geval betekent dit dat de minderjarige [slachtoffer 1] niet in de prostitutie zou hebben gewerkt en dat zij dus geen inkomsten zou hebben genoten. Prostitutie door minderjarigen is immers bij wet verboden. Gesteld noch gebleken is dat [slachtoffer 1] in de bewezen verklaarde periode uit reguliere werkzaamheden geld zou hebben verdiend. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade dan ook afwijzen. Gelet hierop komt de rechtbank dan ook niet toe aan een bespreking van de door de raadsman gevoerde verweren.
De rechtbank komt hiermee tot een andere conclusie dan onder meer het gerechtshof
‘s-Gravenhage in zijn arrest van 10 februari 2015 (ECLI:NL:GHDH:2015:642) met betrekking tot een vergelijkbare vordering in een zaak van prostitutie door een minderjarige die een deel van haar inkomsten moest afstaan.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat overweegt de rechtbank dat de Nederlandse wet een restrictief stelsel kent ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding van immateriële schade bestaat slechts voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Uit het eerste lid onder b van voormeld artikel volgt dat voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, indien de benadeelde (onder meer) in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat een ernstige inbreuk is gemaakt op de integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], waardoor zij in haar persoon is aangetast. Zij is immers door verdachte en zijn mededaders bewogen om haar lichaam te verkopen, mede ter financieel gewin van verdachte en zijn mededaders. Hiervoor is niet nodig dat ook psychische schade is vastgesteld. Aldus staat genoegzaam vast dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. De verdachte zal voorts ter zake van dit feit een straf worden opgelegd. De rechtbank stelt met inachtneming van alle omstandigheden van dit geval de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden immateriële schade naar billijkheid vast op € 5.000,00. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 27 maart 2014 tot aan de dag van volledige voldoening.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders hebben aldus tezamen toerekenbaar een onrechtmatige daad jegens de benadeelde gepleegd. Verdachte kan niet gedurende de gehele tenlastegelegde periode verantwoordelijk worden gehouden voor het toebrengen van de schade aan de benadeelde. Benadeelde heeft immers vanuit verschillende huizen als prostituee gewerkt, zodat sprake is van meerdere gebeurtenissen. Vast staat dat de schade uit ten minste een van die gebeurtenissen is ontstaan. Gelet op het bepaalde in artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek rust de verplichting om de schade te vergoeden in dit geval op ieder van verdachte en zijn mededaders. Verdachte en zijn mededaders zijn dan ook als gevolg hiervan hoofdelijk aansprakelijk met betrekking tot de immateriële schade van € 5.000,00.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2014 tot de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens bepalen dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

8.Het beslag

De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, mobiele telefoon (type LG) aan de verdachte, na verwijdering van de op de mobiele telefoon aangetroffen afbeeldingen met kinderpornografische inhoud (zoals beschreven op pagina 301 en 380 van het dossier).

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
veroordeelde moet zich binnen drie werkdagen na onherroepelijk worden van het vonnis melden bij de Reclassering Nederland, Heerderweg 25 te Maastricht (telefoonnummer: 043-3639333). Hierna moet veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
veroordeelde moet zich onder behandeling laten stellen voor zijn persoonlijkheidsstoornis bij Mondriaanzorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partijen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende in beslag genomen voorwerp:
1
STK GSM Kl. Zwart
LG
[nummer].
na verwijdering van de op deze mobiele telefoon aangetroffen afbeeldingen met
kinderpornografische inhoud (als beschreven op pagina’s 301 en 380 van het dossier).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. A.M. Schutte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. Driessen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juni 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
hij, meermalen althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 in de gemeente Heerlen, althans in Limburg, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 2) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen,
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 5)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 8),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- een of meerdere advertenties gezet op een of meerdere sites dan wel laten plaatsen waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (samen met verdachte [medeverdachte 1]) als prostituee werden aangeboden en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in contact gebracht met klanten en/of geld van die klanten in ontvangst genomen, nadat door verdachte(n) een prijsafspraak met deze/die klant(en) werd (en) gemaakt en/of
-klanten ontvangen en/of geleid naar de ruimte waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich hebben geprostitueerd en/of
- samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksuele handelingen heeft verricht bij en/of met een klant en/of
- een of meer ruimte(s) geregeld alwaar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich konden prostitueren en/of
- een of meerdere (blote) foto's gemaakt van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (die gebruikt werden) voor het aanmaken van een seksadvertentie en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (sexy) lingerie/kleding laten aandoen dan wel uitdoen
en/of
- een (aanzienlijk) gedeelte van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben ingenomen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar klanten gebracht voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] drugs en/of alcohol hebben aangeboden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanwijzingen hebben gegeven hoe zij seksuele
diensten moesten verrichten bij de klanten;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] meermalen althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 in de gemeente Heerlen, althans in Limburg, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 2) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen,
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien nog niet had(den) bereikt (sub 5)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 8),
immers heeft/hebben die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3]
- een of meerdere advertenties gezet op een of meerdere sites dan wel laten plaatsen waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (samen met verdachte [medeverdachte 1]) als prostituee werden aangeboden en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in contact gebracht met klanten en/of geld van die klanten in ontvangst genomen, nadat door verdachte(n) een prijsafspraak met deze/die klant(en) werd (en) gemaakt en/of
-klanten ontvangen en/of geleid naar de ruimte waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich hebben geprostitueerd en/of
- samen met de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksuele handelingen heeft verricht bij en/of met een klant en/of
- een of meer ruimte(s) geregeld alwaar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich konden prostitueren en/of
- een of meerdere (blote) foto's gemaakt van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (die gebruikt werden) voor het aanmaken van een seksadvertentie en/ofdie [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (sexy) lingerie/kleding laten aandoen dan wel uitdoen en/of
- een (aanzienlijk) gedeelte van de verdiensten van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben ingenomen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar klanten gebracht voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] drugs en/of alcohol hebben aangeboden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanwijzingen hebben gegeven hoe zij seksuele diensten moesten verrichten bij de klanten
tot het plegen van welke misdrijven verdachte meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 in de gemeente Heerlen, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn woonruimte gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] ter beschikking te stellen als plaats waar de hierboven omschreven misdrijven konden worden gepleegd.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2451514003 d.d. 28 juli 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, vaststelling rechter-commissaris van de identiteit van de getuige, pagina 1 (geen onderdeel van de doornummering).
3.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 1 (geen onderdeel van de doornummering).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina 1364 van de doornummering.
5.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 2 (geen onderdeel van de doornummering) en proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina’s 1366 en 1367 van de doornummering.
6.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina’s 2 en 4 (geen onderdeel van de doornummering).
7.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina 1361 van de doornummering en proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015 pagina’s 2 en 4 (geen onderdeel van de doornummering).
8.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina 1362 van de doornummering.
9.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina’s 2 en 6 (geen onderdeel van de doornummering).
10.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina 1364 van de doornummering en proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 2 (geen onderdeel van de doornummering).
11.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 3 (geen onderdeel van de doornummering).
12.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina 1368 van de doornummering.
13.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina 1362 van de doornummering.
14.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 juli 2014, als weergegeven op pagina 1362 van de doornummering.
15.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 2 (geen onderdeel van de doornummering).
16.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, vaststelling rechter-commissaris van de identiteit van de getuige, pagina 1 (geen onderdeel van de doornummering).
17.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 1 (geen onderdeel van de doornummering).
18.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 1 (geen onderdeel van de doornummering).
19.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2014, als weergegeven op pagina 806 van de doornummering.
20.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 4 (geen onderdeel van de doornummering).
21.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 1 (geen onderdeel van de doornummering).
22.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2014, als weergegeven op pagina 807 van de doornummering.
23.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 2 (geen onderdeel van de doornummering) en proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2014, als weergegeven op pagina 808 van de doornummering.
24.Verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 mei 2015.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 juni 2014, als weergegeven op pagina 135 van de doornummering.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 juni 2014, als weergegeven op pagina 281.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 juni 2014, als weergegeven op pagina 277 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 juni 2014, als weergegeven op pagina 289 en 290.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 juni 2014, als weergegeven op pagina 277.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 juni 2014, als weergegeven op pagina 289.
30.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 5 februari 2015, blad 7 (geen onderdeel van de doornummering).
31.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 5 februari 2015, blad 4 en blad 6 (geen onderdeel van de doornummering).
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 juni 2014, als weergegeven op pagina 273 van de doornummering en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 juni 2014, als weergegeven op pagina 290 van de doornummering.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 juni 2014, als weergegeven op pagina 627 van de doornummering.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 juni 2014, als weergegeven op pagina 630 van de doornummering.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 juni 2014, als weergegeven op pagina’s 528 tot en met 531 van de doornummering en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2014, als weergegeven op pagina’s 533 en 534 van de doornummering.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 juli 2014, als weergegeven op pagina 912 van de doornummering.
37.Proces-verbaal van bevindingen ontvangen histo gegevens d.d. 7 mei 2014, als weergegeven op pagina 1916 van de doornummering.
38.Proces-verbaal van Bevindingen IP adressen d.d. 22 mei 2014, als weergegeven op pagina’s 1886 en 1887 van de doornummering.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 juli 2014, als weergegeven op pagina 1337 van de doornummering.