ECLI:NL:RBLIM:2015:4956

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
03/700360-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seks met minderjarige prostituee bewezen, vrijspraak mensenhandel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 juni 2015, werd de verdachte beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige prostituees, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van [slachtoffer 1], die op het moment van de handelingen 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten 1 en 2, waarbij hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1]. De rechtbank beperkte de bewezenverklaring tot de periode van 1 februari 2014 tot en met 14 februari 2014, op basis van een Facebook-bericht van de verdachte waarin hij verwees naar eerdere seksuele contacten met [slachtoffer 1].

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 3 en 4, die betrekking hadden op [slachtoffer 2]. De verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verdachte niet op de hoogte was van de minderjarigheid van de betrokkenen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor medeplegen van mensenhandel en dat de verdachte niet opzettelijk voordeel had getrokken uit de seksuele handelingen van de minderjarige prostituees.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 2 dagen en een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700360-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw is mr. K.D.M. Schepers, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 en 28 mei 2015. Op de zitting van 27 mei 2015 hebben de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Verdachte is op 28 mei 2015 niet verschenen. Wel is toen verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw.
Op 29 mei 2015 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, -na wijziging van de tenlastelegging- op neer dat verdachte:
Feit 1: ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 1], die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer 1];
Feit 2:ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 1];
Feit 3: ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 2], die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer 2], dan wel ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 2];
Feit 4:zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], terwijl zij de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, dan wel daar medeplichtig aan is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft hiertoe verwezen naar de verklaring van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 3 subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft hiertoe verwezen naar de inhoud van het door verdachte aan [slachtoffer 2] gerichte bericht op Facebook, de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte een klant van [slachtoffer 2] was en de bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft betoogd dat vrijspraak moet volgen voor het medeplegen van het tenlastegelegde onder feit 4, omdat het dossier voor dit feit geen bewijs bevat van bewuste en nauwe samenwerking. Voor het subsidiair tenlastegelegde, de medeplichtigheid aan de uitbuiting, dient een bewezenverklaring te volgen. Verdachte heeft namelijk als klant gereageerd op de advertentie, een afspraak gemaakt en geld betaald voor de te verrichten seksuele diensten, zonder welke middelen de andere vier verdachten het misdrijf niet hadden kunnen plegen. Verdachte heeft aldus als het ware hulp verleend voorafgaand aan het plegen van het misdrijf mensenhandel. Zonder vraag is er immers geen aanbod. Verdachte heeft de leeftijd van de meisjes ten onrechte niet gecontroleerd. Hij kan zich daarvoor niet disculperen. Opzet is daarmee gegeven, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 verzocht de tenlastegelegde periode in te korten. Tevens heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte ten aanzien van feit 2 moet worden vrijgesproken van het laten betasten van zijn penis en het aftrekken, nu het bewijs daarvoor ontbreekt in het dossier.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu niet met zekerheid is vast te stellen dat het feit zoals beschreven in de tenlastelegging door verdachte is gepleegd. Hoewel verdachte heeft bekend dat hij een trio heeft gehad waar [slachtoffer 2] bij betrokken was, wordt zijn verklaring niet ondersteund door ander bewijs. Niet valt uit te sluiten dat verdachte met een andere vrouw dan [slachtoffer 2] dit trio heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging algehele vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht niet ziet op strafbaarstelling van klanten van (minderjarige) prostituees. Dit volgt uit de wetsgeschiedenis en het feit dat er voorstellen zijn om over te gaan tot strafbaarstelling van dit gedrag. De nationaal rapporteur mensenhandel bepleit dit, en er is een initiatiefwetsvoorstel dienaangaande opgesteld. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen onderdeel van de groep verdachten is en dat hij als klant geen voordeel trekt uit de uitbuiting. Hij is immers degene die moet betalen. Doel van de seksuele uitbuiting is echter geld genereren. Er is daarom geen sprake van dubbel opzet bij verdachte. Voor verdachte was er bovendien geen aanleiding te menen dat er sprake was van uitbuiting. Aan de advertentie, de woning en het meisje was niets te zien dat duidde op uitbuiting. Ook kon hij niets vooraf faciliteren want het werven, zich beschikbaar stellen, huisvesten en dergelijke hadden allemaal al plaatsgevonden. In die zin is de uitspraak “zonder vraag geen aanbod” ten aanzien van verdachte dan ook niet juist, aldus de raadsvrouw.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden beschouwd als één doorlopende gebeurtenis. Om die reden zal zij beide feiten gelijktijdig bespreken.
Op 14 februari 2014 ontving [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) op haar Facebook-account een bericht van ene [verdachte]. Dit bericht vermeldde (onder andere) het volgende: “Hey [slachtoffer 2], Ik had vorige week een sexy date met jou en [naam], (…) ben een paar dagen later ook nog bij [slachtoffer 1] geweest. Heb toen anale sex met haar gehad voor het eerst in mijn leven haha. Vond ik ook erg sexy.” [2]
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]), geboren op [geboortedatum 2] [3] , heeft verklaard dat zij werkzaam is geweest in de prostitutie. Zij heeft tevens verklaard dat zij met verdachte anale seks heeft gehad, omdat hij daar € 250,00 voor bood. [4]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij degene is geweest die bovengenoemd bericht naar [slachtoffer 2] heeft gestuurd op Facebook. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij op de internetsite Speurders.nl heeft gereageerd op een advertentie. Op deze site kan men erotische contacten leggen. Verdachte heeft verklaard toen contact te hebben gelegd met [slachtoffer 1]. Met verdachte werd afgesproken op een adres in Heerlen. Dat was vlakbij het treinstation. Toen verdachte aankwam bij de woning, deed [slachtoffer 1] de deur open. Samen met [slachtoffer 1] is hij naar de slaapkamer gegaan. Verdachte heeft [slachtoffer 1] eerst betaald, daarna zijn zij pas begonnen aan ‘de daad’. Ze hadden afgesproken dat er anale seks zou plaatsvinden. Verdachte heeft [slachtoffer 1] eerst anaal gestimuleerd (met zijn duim op haar anus). Daarna heeft verdachte [slachtoffer 1] anaal gelikt. Na 10 tot 15 minuten is verdachte begonnen met de anale penetratie. Daarbij is verdachte met zijn penis in de anus van [slachtoffer 1] geweest. [5]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] ten tijde van deze seksuele handelingen 15 jaar was. Gelet op de verklaring van deze minderjarige [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode beperken tot de periode van 1 februari 2014 tot en met 14 februari 2014. Dit gelet op het Facebook-bericht dat verdachte op 14 februari 2014 aan [slachtoffer 2] heeft gestuurd. Verdachte heeft in dit bericht immers geschreven over dates, afspraken, die “vorige week” en een “paar dagen later” hebben plaatsgevonden.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van feit 1 partieel vrijspreken van het seksueel binnendringen van de vagina van [slachtoffer 1] en ten aanzien van feit 2 partieel vrijspreken van het door [slachtoffer 1] laten betasten van zijn penis en het aftrekken, nu het dossier hiervoor geen bewijs bevat.
Feit 3 primair en subsidiair
Onder feit 3 is aan verdachte verweten dat hij op enig moment seks heeft gehad met [slachtoffer 2], dan wel ontucht met haar heeft gepleegd waarbij (onder andere) masturbatie met voeten heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij met [slachtoffer 2] ontucht heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat er een “date” heeft plaatsgevonden met [slachtoffer 2] en met [naam] tezamen. Tijdens deze date hebben beide meisjes verdachte met hun voeten gemasturbeerd. Verdachte heeft [slachtoffer 2] later herkend op een foto op Facebook.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie ten stelligste ontkend seks te hebben gehad met verdachte, dan wel (andere) seksuele handelingen te hebben verricht bij verdachte.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, verdachte van zowel feit 3 primair, als subsidiair vrijspreken. Hoewel verdachte heeft bekend dat [slachtoffer 2] hem met haar voeten zou hebben gemasturbeerd, wordt deze verklaring niet door een ander bewijsmiddel ondersteund. Hierdoor is niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Feit 4
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het dossier geen bewijs voor medeplegen bevat aan het tenlastegelegde voordeel trekken uit seksuele handelingen verricht door minderjarigen. Verdachte zal dus worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 4 primair.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het tenlastegelegde onder feit 4 subsidiair. Hierin wordt verdachte verweten dat hij als klant medeplichtig is aan de door vier anderen gepleegde seksuele uitbuiting van twee minderjarige meisjes. De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van de volgende twee overwegingen. [6]
Voor de beoordeling van deze tenlastelegging is van belang de vaststelling dat verdachte, zoals hierboven uiteen is gezet, een klant is geweest van een minderjarige prostituee. De vraag is of een klant onder de reikwijdte van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht valt. Die vraag beantwoordt de rechtbank, in dit geval, ontkennend onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, de aanbeveling van de nationaal rapporteur mensenhandel om te komen tot strafbaarstelling van de klant van een uitgebuite prostituee en het initiatief wetsvoorstel van CU, SP en PvdA met deze inhoud. Conclusie is dat er op dit moment geen aparte strafbaarstelling van de klant van een uitgebuite prostituee is.
Gelet op de tekst van artikel 273f, lid 1, sub 6 en sub 8 (voordeel trekken) van het Wetboek van Strafrecht en wetenschappelijk onderzoek naar dit artikel, is voorts denkbaar dat een prostituant onder bepaalde omstandigheden kan worden geïdentificeerd als uitbuiter. Daarvan is, naar het oordeel van de rechtbank, alleen dan sprake als die prostituant met een zekere regelmaat gebruik maakt van een uitgebuite (minderjarige) prostituee, terwijl hem duidelijk is of moet zijn dat die prostituee wordt uitgebuit. Concreet betekent dit dat het gaat om bijvoorbeeld een prostituant die bij de aanbieder bewust steeds vraagt naar minderjarige meisjes of vraagt om prostituees die hem bepaalde seksuele diensten verlenen die een mondige prostituee niet zal verlenen. In de zaak van de onderhavige verdachte is er in het dossier geen enkele aanwijzing dat verdachte zich heeft opgesteld als een klant die moedwillig op zoek is gegaan naar een uitgebuite (minderjarige) prostituee om daar zijn voordeel mee te doen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 14 februari 2014 in de gemeente Heerlen met
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2.
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 14 februari 2014 in de gemeente Heerlen met
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en het likken van het lichaam van die [slachtoffer 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Deze feiten zijn gepleegd in eendaadse samenloop.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Daarnaast zou er eventueel een taakstraf kunnen worden opgelegd. De raadsvrouw heeft tevens verzocht rekening te houden met de samenloop van de feiten 1 en 2.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft als volwassen man (anale) seks gehad met een jong meisje dat nog geen 16 jaar was. Dat is uit oogpunt van de bescherming van jeugdigen tussen de 12 en 16 jaren een ernstig strafbaar feit. De maximumstraf voor het seksueel binnendringen bedraagt acht jaren en voor de ontucht zes jaren. Dit betekent dat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht geen taakstraf op kan leggen. Gevangenisstraf vormt daarom, gelet op de ernst van de feiten en deze wetsbepaling, het uitgangspunt bij het bepalen van een passende straf.
De rechtbank houdt anderzijds in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat uit het strafdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bewust op zoek was naar een seksafspraak met een meisje dat jonger was dan 16 jaar en ook niet dat verdachte wist of vermoedde dat het meisje met wie hij betaalde seks had jonger dan 16 jaar was. Er zijn geen omstandigheden die hem argwanend hadden moeten maken, zoals de manier waarop de afspraak werd gemaakt, de situatie in de woning waar de afspraak plaatsvond of het gedrag van het meisje. Daar komt bij dat uit de verklaring van het meisje, noch uit andere verklaringen is af te leiden dat zij slecht werd behandeld of mishandeld.
Ten slotte zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte die beschreven zijn in het reclasseringsrapport, in het bijzonder de omstandigheid dat verdachte een baan heeft. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte geen strafblad heeft.
De rechtbank zal daarom geen lange gevangenisstraf opleggen, maar kiezen voor een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in combinatie met een taakstraf van 180 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk. In zedenzaken als deze hanteert de rechtbank een proeftijd van drie jaren. Tegen een dergelijke gecombineerde straf verzet artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht zich niet.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 10.000,00 voor geleden immateriële schade verband houdend met de uitbuiting.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De rechtbank spreekt de verdachte immers vrij van de feiten 3 en 4.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte ter verdediging gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren de algemene voorwaarde heeft overtreden;
-
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachtezich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij tot de kosten door de verdachte ter verdediging gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. A.M. Schutte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. Driessen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juni 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 in de gemeente Heerlen, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 in de gemeente Heerlen, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of het likken van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of zijn verdachte penis laten betasten en/of aftrekken door die [slachtoffer 1];
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) de vagina en/of
het lichaam van die [slachtoffer 2] betast en/of gelikt en/of zijn penis in haar vagina gebracht en/of geduwd;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]), die de leeftijd van (12 jaren maar nog niet die van) zestien jaren (nog niet) had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of likken van het lichaam en/of (onder)benen en/of voeten van die [slachtoffer 2] en/of zijn (ontblote) penis heeft laten aftrekken door die [slachtoffer 2] (met haar voet(en), terwijl deze [slachtoffer 2] gekleed was in lingerie en/of ieder geval in een slipje en/of BH en/of verdachte ontkleed was (op zijn sokken na);
4.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 in de gemeente Heerlen, althans Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den)
bereikt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- een of meerdere advertenties gezet op een of meerdere sites dan wel laten plaatsen waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (samen met verdachte [medeverdachte 1]) als prostituee werden aangeboden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in contact gebracht met klanten en/of geld van die klanten in ontvangst genomen, nadat door verdachte(n) een prijsafspraak met deze/die klant(en) werd (en) gemaakt en/of
-klanten ontvangen en/of geleid naar de ruimte waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich hebben geprostitueerd en/of
- samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksuele handelingen heeft verricht bij en/of met een klant;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] meermalen althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 in de gemeente Heerlen, althans in Limburg, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen,
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien nog niet had(den) bereikt en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3]
- een of meerdere advertenties gezet op een of meerdere sites dan wel laten plaatsen waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (samen met verdachte [medeverdachte 1]) als prostituee werden aangeboden en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in contact gebracht met klanten en/of geld van die klanten in ontvangst genomen, nadat door verdachte(n) een prijsafspraak met deze/die klant(en) werd (en) gemaakt en/of
-klanten ontvangen en/of geleid naar de ruimte waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich hebben geprostitueerd en/of
- samen met de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksuele handelingen heeft verricht bij en/of met een klant;
tot het plegen van welke misdrijven verdachte meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 in de gemeente Heerlen, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door in te gaan op de aangeboden dienst/te reageren op de advertentie(s) en/of door afspraken te maken met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of door geld (100 euro voetseks/trio en/of 200 euro anale seks) te betalen voor de seksuele handelingen die verricht werden door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2].

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2451514003 d.d. 28 juli 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering, genummerd 1 tot en met 1980.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2014 met bijlage, als weergegeven op pagina’s 840 tot en met 843 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, vaststelling rechter-commissaris van de identiteit van de getuige, pagina 1 (geen onderdeel van de doornummering).
4.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, pagina 5 (geen onderdeel van de doornummering).
5.Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 27 mei 2015.
6.De rechtbank verwijst naar: