ECLI:NL:RBLIM:2015:4951

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
03/700038-15 en 03/700525-15 (TUL)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en handel in harddrugs en softdrugs met gevangenisstraf

Op 12 juni 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de handel in harddrugs en softdrugs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 mei 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit van cocaïne en hennep, alsook de verkoop van deze middelen. De rechtbank achtte op basis van de bewijsvoering, waaronder verklaringen van de verdachte en medeverdachten, alsook forensische rapportages, de feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gedaan. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich na een eerdere veroordeling opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten, wat leidde tot de beslissing om de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk toe te wijzen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de handel in verdovende middelen op de samenleving, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700038-15
Parketnummer: 03/700525-12 (TUL)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
gedetineerd in P.I. Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 mei 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk samengevat, op neer dat de verdachte:
Feit 1:harddrugs in bezit heeft gehad.
Feit 2:softdrugs in bezit heeft gehad.
Feit 3: harddrugs heeft gedeald.
Feit 4: softdrugs heeft gedeald.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de feiten 1, 2, 3 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat onder feit 1 kan worden bewezen dat verdachte 3,2 gram in plaats van 3,4 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad, nu door het NFI is vastgesteld dat 0,2 gram van de aangetroffen hoeveelheid van het materiaal lactose bevat.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft daarbij opgemerkt dat het nettogewicht cocaïne 0,4 gram per seal bedraagt en dat het totaalgewicht van 3,2 gram het brutogewicht is.
De verdediging heeft voorts gesteld dat ten aanzien van feit 3 slechts kan worden bewezen dat verdachte cocaïne heeft verkocht aan [medeverdachte 1] en aan [medeverdachte 2] en dat de pleegperiode pas is ingegaan op 4 oktober 2014.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen en overwegingen [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [2] , het proces-verbaal van doorzoeking [3] , de kennisgevingen van inbeslagneming [4] , (ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde) het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [5] en (ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde) de NFI-rapportages [6] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat dient te worden uitgegaan van het nettogewicht in plaats van het brutogewicht cocaïne en zal verdachte op dit punt volgen in zijn standpunt.
Ten aanzien van feit 3:
Verdachteheeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik vind de term handel zwaar aangezet, maar ik heb cocaïne die van mezelf was doorverkocht aan anderen. Daar heb ik een kleine vergoeding voor gekregen. Dit heeft plaatsgevonden in de periode van 4 oktober 2014 tot aan de dag dat ik aangehouden werd. Uit het Facebookgesprek met [medeverdachte 2] blijkt dat ik mijn telefoonnummer pas op 3 oktober 2014 aan hem heb gegeven. Het is juist dat ik bij de politie mijn stem heb herkend in enkele tapgesprekken.
Wanneer in deze gesprekken gesproken wordt over een liter dan betekent dit een gram. Het ging dan om cocaïne. De drugs die [medeverdachte 1] op 29 januari 2015 bij zich had, was van mij afkomstig. Een van de flesjes met blauwe vloeistof die in mijn woning zijn aangetroffen heb ik aan [medeverdachte 1] gegeven om te testen. [7]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 29 januari 2015 zagen wij een Opel Corsa voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] rijden in de richting van de [adres] te [woonplaats]. Collega [verbalisant 3] heeft een contact waargenomen tussen de bestuurder van de auto en de hoofdbewoner van het pand [adres]. Ik, [verbalisant 2], heb de bestuurder aangesproken en ik heb de uitlevering van de in zijn bezit zijnde verdovende middelen gevorderd. Wij zagen dat de bestuurder uit de middenconsole van zijn auto een doosje pakte en dat overhandigde. Wij zagen dat er een seal en een busje met blauwe vloeistof in het doosje zaten. [8]
De aangetroffen seal is inbeslaggenomen en voorzien van kenmerk AACB3155NL. [9] Het flesje met blauwe vloeistof is inbeslaggenomen en voorzien van kenmerk AACB3156NL. [10] Uit de NFI-rapportage [11] blijkt dat het onderzoeksmateriaal met kenmerk AACB3155NL
cocaïnebevat en dat het onderzoeksmateriaal met kenmerk AACB3156NL onder meer
amfetamine en MDMAbevat.
Medeverdachte [medeverdachte 1]heeft op 30 januari 2015 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik heb een Opel Corsa, kenteken [kenteken 2]. (
Opmerking verbalisant: het kenteken van de Opel Corsa op naam van de verdachte betreft [kenteken 1].)
Ik ga sinds een maand of twee bij de persoon die ik ken als “Witte” cocaïne kopen. Ik heb op Groove Garden, 21 oktober 2014, dingen over hem gehoord. Ik heb die avond van een vriend wat cocaïne geprobeerd en vond dat die goed was. Ik heb toen van die vriend een nummer gekregen waarop ik kon bellen om die cocaïne te bestellen. Ik heb toen een aantal malen via dat nummer cocaïne gekocht via deze persoon. Ik kreeg een tijdje later een ander nummer van hem dat ik moest bellen waarop ik vervolgens nog enkele malen cocaïne bij hem gekocht heb. U vraagt mij hoe vaak ik van hem heb gekocht. Ik denk dat ik de 10 keer wel haal.
Gisteren wilde ik vanaf mijn werk naar hem toe gaan maar hij reageerde niet meteen op mijn sms. Een tijdje later hebben wij contact gehad en hebben we afgesproken bij de friture bij hem in de straat. Hij is bij mij in de auto gestapt. Ik heb hem in de auto toen 25 euro gegeven waarna ik van hem een sealtje kreeg met daarin een halve gram cocaïne.
Het flesje heb ik ook van hem gekregen om te testen. De persoon waar ik gisteren voor de aanhouding drugs van heb gekocht en die ik eerder “Witte” noemde heet [verdachte], zijn voornaam weet ik niet. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 2]heeft op 11 februari 2015– zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik gebruik een hele (1 gram cocaïne) per weekend en soms gebruik ik wel eens 2 gram per weekend. Ik koop die drugs in Sittard. Ik spreek dan af met [verdachte]. Ik schat dat ik sinds ongeveer een half jaar bij hem koop. Het was ongeveer 2 à 3 weken voor het laatst. Ik kreeg een half jaar geleden uit het niets een berichtje via Facebook met de vraag om mijn nummer te sturen, dan zou hij mij bellen en de telefoon 1 keer laten overgaan zodat ik zijn nummer ook had. Het bericht was heel cryptisch maar ik begreep eruit dat als ik drugs nodig had dat ik hem dan kon bellen. [13]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Onder verdachte [verdachte] werden diverse gsm’s inbeslaggenomen. Een van deze gsm’s betrof een witte Samsung met nummer [telefoonnummer 1] waarvan de verdachte [verdachte] zelf verklaard heeft dat deze van hem is en door hem gebruikt wordt. In deze gsm werd door mij een onderzoek ingesteld in de gesprekken van de Facebookmessenger die op deze telefoon stonden.
Ik zag dat in deze Messenger een gesprek stond van 3 oktober 2014 te 10.20 uur. Ik zag dat dit gesprek gevoerd was tussen [verdachte] en [medeverdachte 2]. Ik zag dat bij de naam [medeverdachte 2] een foto stond. Ik herkende de persoon op deze foto als zijnde de verdachte [medeverdachte 2] die door mij is gehoord op 11 februari 2015.
Ik zag dat dit gesprek als volgt ging:
[verdachte]: Bij wie haal je nog dinge.
[medeverdachte 2]: Een jonge uit Schinveld.
[medeverdachte 2]: Tel was laatst gecrasht, alle nummers kwijt.
[verdachte]: Haha oke. Geef je nr. Laat ik overgaan met mijne.
[medeverdachte 2]: [telefoonnummer 2] Thnx. Bel ik je morgen denk ik. [14]
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen in de periode van 4 oktober 2014 tot en met 29 januari 2015 in Sittard opzettelijk cocaïne heeft verkocht en eenmaal een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine heeft verstrekt.
Ten aanzien van feit 4:
Verdachteheeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik heb hasjiesj en hennep doorverkocht. Ik vind dat ik daar in bemiddeld heb, maar niet echt gehandeld. Dit was in de tenlastegelegde periode. De nummers [telefoonnummer 3], [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 4] zijn mijn telefoonnummers. Het tapgesprek waarin wordt gesproken over 600 of 500 krijgen, gaat inderdaad over geldbedragen. [15]
Medeverdachte [medeverdachte 3]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Mijn oude nummer is [telefoonnummer 5] of [telefoonnummer 6]. Mijn nummer van de Samsung Galaxy S5 is [telefoonnummer 7]. [verdachte] ken ik. We hebben elkaar wel eens getroffen. We hebben ook wel eens gebeld. Die gesprekken tussen mij en [verdachte] die jullie hebben gaan alleen over hasj en wiet. [16]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de periode van 5 januari 2015 tot en met de aanhouding van de verdachte
[verdachte] werd bevestigd dat de getapte nummers in gebruik zijn bij de verdachte [verdachte]. In totaal werden ruim 3000 gesprekken/smsjes beluisterd en verwerkt. Uit deze tapgesprekken wordt door de verdachte [verdachte] veelvuldig gesproken (al dan niet in verdekte taal) over de handel in verdovende middelen (hard en softdrugs).
Uit de opgevraagde histo’s van de getapte nummers ([telefoonnummer 3]) en ([telefoonnummer 1]) van [verdachte] blijkt dat in de periode tussen 1-6-2014 en 9-12-2014, 365 keer contact is geweest met het nummer [telefoonnummer 5]. Onderzoek in onze systemen leverde op dat het nummer +[telefoonnummer 5] op naam staat van [medeverdachte 3].
Belangrijke tapgesprekken:
Sessie 78.
[verdachte] sh wgd nn-man ([telefoonnummer 5] igb [medeverdachte 3]) die zegt heb je toevallig nog een groene los. [verdachte] zegt 1 hele. Nn-man zegt ja 100. Nn-man zegt dan pik ik het zo even op ik moet toch naar Sittard.
Sessie 150.
[verdachte] sh bum nn-man ([telefoonnummer 5] igb [medeverdachte 3]) en zegt hi dat waar je me toen een stuk van hebt meegegeven die chocola. Nn-man zegt ja. [verdachte] zegt kan die jongen dat nog regelen. Nn-man zegt ok wat moet je hebben. [verdachte] zegt gewoon 1.
Sessie 155.
[verdachte] sh wgd nn-man ([telefoonnummer 5] igb [medeverdachte 3]).
[verdachte]: ik moet 10 ons hebben pik
[verdachte]: kijk of dat je het voor 600 of 500 kunt krijgen pak je zelf ook een meier (100 euro) of 150 erop.
Sessie 83.
[verdachte] sh bum nn-man ([telefoonnummer 5]) [medeverdachte 3] en zegt die chocola wat ik had gevraagd, heb je daar nog iets van gehoord. [medeverdachte 3] zegt nee niets van gehoord ik zal hem morgen eens bellen. Ik denk dat hij hem los doet. [verdachte] los, ik moet een hele. Honderd is toch los. [medeverdachte 3] zegt oh honderd. [verdachte] zegt nee ik moet hele hebben, hij had je honderd gegeven dat is los. [medeverdachte 3] zegt ja dat weet ik maar hij zegt dat ik meer moet pakken snap je.
Sessie 231.
[verdachte] (SH) wordt gebeld door [medeverdachte 3] die vraagt of hij die nog nodig heeft die dinge? [verdachte] zegt die chocolade? Gesprek gaat vervolgens over de prijs van 1400 en dat [verdachte] zelf maar 900 krijgt. [verdachte] zegt toch bedankt.
Sessie 286.
[verdachte] (SH) wordt gebeld door [medeverdachte 3] (SH) en zegt ik heb iets voor je misschien houdbaar daar vroeg je toch voor. [medeverdachte 3] zegt ja daar zijn ze me gek voor aan het maken. [verdachte] zegt wel hele mooie speciale. [verdachte] zegt Kush (phonetisch). [medeverdachte 3] zegt ah zo jawel maar wel gewoon WW. [verdachte] zegt Koesj (phonetisch) ken je dat niet? [medeverdachte 3] zegt jawel. [verdachte] zegt echt hele mooie.
Opmerking verbalisant: Kush betekent cannabis.
Sessie 287.
[verdachte] (SH) wordt gebeld door [medeverdachte 3] (SH) en vraagt wat het qua prijs is. [verdachte] zegt rond de 4 half dat is speciale. [medeverdachte 3] zegt hij wil er drie in een keer pakken of hij dan korting kan krijgen. [verdachte] zegt dan kan ik wel korting krijgen. [verdachte] zegt neem de Bonte even mee als je komt want er was toen straks iets raars hier.
Sessie 290.
[verdachte] sh bum [medeverdachte 3] sh zegt ik heb 4,9 betaald trouwens. [medeverdachte 3] zegt 4,9. [verdachte] zegt ja dat is hele speciale dat is dinge man. [medeverdachte 3] zegt oh speciale is het. [verdachte] zegt ja is Koesj dat moet je roken man dat is kanon dus moet je zelf weten. [medeverdachte 3] zegt ah ja dan moeten we andere prijs vragen. [verdachte] zegt moet je zelf weten. NN-man zegt heb je 39 betaald of 49. [verdachte] zegt 49 was het maar 39, ik heb 38 voor gewone betaald dus dat zou mooi zijn had ik hem ook deze kunnen geven. [medeverdachte 3] zegt ik ben zo bij je. [verdachte] zegt is goed ik wacht hier ik ben toch nog even hier.
Sessie 313.
[verdachte] sh wgd nn-man ([telefoonnummer 5] [medeverdachte 3]). [medeverdachte 3] zegt het is wel te krijgen maar die ene jongen is de haren aan het knippen als je snap wat ik bedoel en de andere daar hoor ik dadelijk wat van en dan kijk ik het wat goedkoper bij die.
Sessie 385.
[verdachte] (SH) wordt gebeld door [medeverdachte 3] (SH) die vraagt wat die chocolade ook alweer kostte. [verdachte] zegt ik kreeg hem voor 1100. [medeverdachte 3] zegt dus twee en een half is genoeg? [verdachte] zegt hoe bedoel je twee half? Twee en half honderd? [medeverdachte 3] zegt ja. Kun je dat krijgen? [medeverdachte 3] zegt misschien wel die jong belt me. [verdachte] zegt ja dan doe maar dan doen we hem delen. [17]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 29 januari 2015 werd gestart met de doorzoeking van de woning, gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats]. Tijdens de doorzoeking werden door ons Inventarisatie kavellijsten gebruikt. Hierop werd aangegeven waar de voor in beslag vatbare goederen werden aangetroffen.
Inventarisatie kavellijst:
Locatie 2, keuken: delen van een pers.
Locatie 5, slaapkamer achterzijde: weegschaal.
Locatie 7: cannacutter (in kelderruimte, machine om hennep mee klein te maken).
Er werden verspreid over de woning in totaal 13 gsm’s aangetroffen. [18]
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 29 januari 2015 in Sittard meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk hasjiesj en/of hennep heeft verkocht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
hij op 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 135 milliliter van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 261,9 gram hennep, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 4 oktober 2014 tot en met 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
hij in de periode van 4 oktober 2014 tot en met 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, eenmaal opzettelijk heeft verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 29 januari te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de gevorderde gevangenisstraf te matigen tot vier maanden. De raadsman heeft daartoe gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte gedurende vier maanden zich in overwegende mate slechts incidenteel met de verkoop van harddrugs heeft bezig gehouden. De raadsman heeft daarnaast verzocht rekening te houden met de omstandigheden van verdachte na zijn invrijheidstelling in de zaak met parketnummer 03/700525-12. Verdachte wordt in zijn leefomgeving en in kringen van zijn familie nog steeds geconfronteerd met de gevolgen van dit feit. Hij zal hiermee moeten leren leven. Na zijn invrijheidstelling heeft verdachte geprobeerd zijn rol in de samenleving te zoeken en is daarbij richting het verkeerde pad gegaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich kort na zijn invrijheidstelling in mei 2014 gedurende een periode van enkele maanden meermalen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne, hasj en hennep. Daarnaast had hij op de dag van zijn aanhouding een aanzienlijke hoeveelheid diverse verdovende middelen bij zich, welke hoeveelheid de gebruikershoeveelheid overstijgt.
Harddrugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, leveren grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers op, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door het plegen van vermogensdelicten trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Bij het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en zich geen enkele rekenschap gegeven van deze negatieve effecten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 april 2015, waaruit blijkt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld, maar niet voor overtreding van de Opiumwet. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van
13 mei 2015.
De rechtbank is van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de oplegging van de vrijheidsstraf is voorts overwogen dat de aard van de door verdachte geschonden normen en het door verdachte toegebrachte nadeel enerzijds en de persoonlijke belangen van verdachte anderzijds een vrijheidsstraf rechtvaardigen.
De op te leggen gevangenisstraf is korter dan geëist door de officier van justitie, onder meer omdat de rechtbank een kortere pleegperiode heeft bewezen verklaard.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. Zij zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.

7.Het beslag

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, genoemd onder volgnummer 2, 3 en 4 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, welke lijst als bijlage aan dit vonnis is gehecht, moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De genoemde inbeslaggenomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, daar met behulp daarvan de feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven personenauto (genoemd onder volgnummer 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen), dient te worden teruggegeven aan verdachte. Immers is niet gebleken dat deze personenauto door middel van de strafbare feiten is verkregen of dat met behulp van deze personenauto de strafbare feiten zijn begaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geldbedragen (genoemd onder volgnummers 5 en 6 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen), dienen te worden teruggegeven aan verdachte. Immers is niet gebleken dat deze geldbedragen door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 27, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vordering tot tenuitvoerlegging
Op 30 april 2015 heeft de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend ter griffie van deze rechtbank, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in het arrondissement Limburg van 17 december 2013 in de zaak met parketnummer 03/700525-12 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van een jaar met een proeftijd van drie jaar, met als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij zijn vordering.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering slechts gedeeltelijk toe te wijzen, met dien verstande dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden zal worden tenuitvoergelegd.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich na het onherroepelijk worden van voornoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee een algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop en gelet op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig voornoemde vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. De rechtbank zal echter de vordering slechts gedeeltelijk toewijzen, met dien verstande dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden zal worden tenuitvoergelegd. De rechtbank heeft hierbij in overweging genomen dat de veroordeelde heeft verklaard dat hij na zijn vorige veroordeling zowel in zijn leefomgeving als in kringen van zijn familie steeds weer geconfronteerd is en nog steeds wordt met de gevolgen van het feit. De rechtbank heeft zelf ter zitting kunnen waarnemen dat verdachte het hiermee moeilijk heeft. In die persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht de rechtbank termen gelegen om te komen tot slechts een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
  • verklaart aan het verkeer onttrokkende voorwerpen vermeld onder nummer 2, 3 en 4 op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
  • gelast de teruggave aan verdachtevan de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld onder nummer 1, 5 en 6 op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
  • wijst de vordering van de officier van justitie toe, met dien verstande dat zij de tenuitvoerlegging gelast van de eerder niet ten uitvoer gelegde
  • wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. F.H. Machiels en mr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juni 2015.
Buiten staat
Mr. F.H. Machiels, mr. M.E. Notermans en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 135 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine zijnde cocaïne en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 261,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Limburg, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 15 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 29 januari 2015 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) hasjiesj en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2014132943 d.d. 25 maart 2015 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 mei 2015.
3.Proces-verbaal van doorzoeking d.d. 30 januari 2015, pagina’s 260 tot en met 285.
4.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 30 januari 2015, pagina’s 318 tot en met 321;
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 30 januari 2015, pagina’s 349 en 350.
6.Deskundigenrapportages van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 mei 2015, zaaknummer 2015.05.11.025 (aanvraag 001 en aanvraag 003), opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, NFI-deskundige forensische drugsanalyse.
7.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 mei 2015.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2015, pagina’s 194 tot en met 195.
9.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 29 januari 2015, pagina 287.
10.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 29 januari 2015, pagina 288.
11.Deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 mei 2015, zaaknummer 2015.05.11.025 (aanvraag 002), opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, NFI-deskundige forensische drugsanalyse.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 januari 2015, pagina’s 211 tot en met 217.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 februari 2015, pagina’s 233 tot en met 237.
14.Proces-verbaal van bevindingen Facebook d.d. 20 februari 2015, pagina’s 359 tot en met 361.
15.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 mei 2015.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 februari 2015, pagina’s 76 tot en met 83.
17.Proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 3] d.d. 19 februari 2015, pagina’s 59 tot en met 64.
18.Proces-verbaal van doorzoeking d.d. 30 januari 2015, pagina’s 260 tot en met 285.