Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser in conventie],
1.[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
mr. P.J. SCHAMBERGEN
1.De procedure
2.Het geschil
€ 1.210,00, althans een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag ter zake de buitengerechtelijke kosten binnen een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis;
1. (een gedeelte van) de serre en de schutting aan de achterzijde van de woning staande op perceel [perceelnummer 2] te hebben en te houden op de grond van perceel [perceelnummer 1], alsmede om
3.De beoordeling
In conventie
15 augustus 2012 (met kenmerk 471577 EXPL 12-1730) [eiser in conventie] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vorderingen tegen de heer [naam echtgenoot], de echtgenoot van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie], inzake een vordering die inhoudelijk vergelijkbaar is met de vordering die thans tegen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is ingesteld. De kantonrechter stelde immers vast dat het woonobject [adres] op naam van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stond blijkens het kadastraal bericht van 22 mei 2012 per datum 21 mei 2012. De kantonrechter overwoog dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] al dan niet als enig eigenaar in plaats van [naam echtgenoot] in rechte betrokken had moeten worden voor de pretense vorderingen van [eiser in conventie], zulks ter voorkoming van uiteenlopende beslissingen ten aanzien van twee gerechtigden/direct betrokkenen inzake de litigieuze onroerende zaak. De rechtbank is voorts niet gebleken dat [eiser in conventie] een rechtsmiddel heeft ingesteld tegen dit vonnis van de kantonrechter, zodat dit kracht van gewijsde heeft.
€ 452,00).