In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 24 april 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg (GI) heeft het verzoek ingediend, waarbij de minderjarige sinds 1 februari 2015 bij de vader verblijft. De ouders van [minderjarige] oefenen gezamenlijk het gezag uit, maar de moeder heeft haar twijfels geuit over de definitieve uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de minderjarige is in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, waaruit bleek dat hij het fijn heeft bij zijn vader.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders goed met elkaar communiceren en dat er overeenstemming is over de opvoeding van [minderjarige]. De moeder heeft ingestemd met het verblijf van [minderjarige] bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 29 juni 2015. De kinderrechter oordeelt dat, hoewel de GI een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verzocht, deze niet noodzakelijk is, omdat [minderjarige] op vrijwillige basis bij de vader kan verblijven. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af, maar moedigt de ouders aan om samen met de gezinsvoogd tot overeenstemming te komen over het hoofdverblijf van [minderjarige] in de toekomst.
De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.