ECLI:NL:RBLIM:2015:4891

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3480u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor douche op afschot en douchezitje

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 juni 2015 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een woonvoorziening door eiseres, die een douche op afschot en een douchezitje wilde aanvragen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuth, omdat er volgens de GGD geen medische noodzaak was voor de gevraagde aanpassingen. Eiseres had aangevoerd dat zij door krachtbeperkingen niet veilig in en uit de douchebak kon stappen en dat de hoge opstap een verhoogd valrisico met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de medische advisering zorgvuldig was en dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere adviezen van de GGD konden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat eiseres met haar geobjectiveerde beperkingen in staat werd geacht om in de douchebak te stappen en staande te douchen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, omdat de gevraagde voorzieningen als algemeen gebruikelijk werden beschouwd en niet in aanmerking kwamen voor vergoeding onder de Wmo. De rechtbank verwees ook naar eerdere jurisprudentie die deze conclusie ondersteunt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 14/3480

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juni 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. van Weersch),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuth, verweerder

(gemachtigden: E. Arts en I.M.G. Sillen).

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres, onder aanvulling van de grondslag, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 1 oktober 2013 heeft eiseres verzocht haar op grond van de Wmo in aanmerking te brengen voor een woonvoorziening in de vorm van een douche op afschot (verlagen van de douchebak) en een douchezitje. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat zij dusdanige krachtbeperkingen ervaart, dat het normale gebruik van de woning en in het bijzonder het in en uit de douchebak stappen en het staande douchen, niet adequaat en veilig mogelijk is.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Uit het bij de GGD Zuid-Limburg (GGD) opgevraagde medisch advies van 26 november 2013 blijkt dat de beschikbare medische informatie de door eiseres ervaren krachtbeperkingen bij de opstap van de douchebak en de beperkingen tijdens het spreekuur bij de GGD-arts, te weten het klimmen op een bank, niet verklaart. Er is volgens de GGD-arts geen medische noodzaak voor het aanpassen van de douchebak. Evenmin is eiseres aangewezen op zittend douchen. Eiseres wordt met de geobjectiveerde beperkingen in staat geacht om in en uit de douchebak te stappen, staand te douchen en trappen te lopen.
3. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en aangevoerd dat de bevindingen van de GGD-arts, zoals het in staat zijn om op een laag bankje te klimmen of het feit dat er geen krachtsverlies zou zijn, onjuist zijn. Er is gebruik gemaakt van verouderde medische informatie. Uit de bij het bezwaarschrift gevoegde brief van de neuroloog van 22 januari 2014 blijkt volgens eiseres dat er wel degelijk krachtsbeperkingen aan de linkerzijde van het lichaam zijn. Het is niet juist op basis van de beschikbare informatie te concluderen dat er geen verklaring is voor de ervaren beperkingen. Eiseres is al meer dan één jaar niet meer in haar douche geweest, omdat de hoge opstap haar belemmert en er daardoor een verhoogd valrisico aanwezig is.
4. Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar de GGD opnieuw om een medisch advies verzocht. De GGD heeft vervolgens in haar advies van 21 maart 2014 (gedingstuk B6) aangegeven dat er op basis van de in bezwaar aangeleverde informatie (brieven van neuroloog en fysiotherapeut) geconcludeerd kan worden dat er sprake is van mogelijke neurologische aandoeningen, maar er echter geen duidelijke neurologische diagnose kan worden gesteld die de beperkingen die eiseres ervaart, kan verklaren. Omdat er geen nieuwe medische feiten zijn aangeleverd, is er geen reden om het eerdere advies van 26 november 2013 aan te passen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar, onder aanvulling van de grondslag met artikel 2, tweede lid, sub a, van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2013 (de Verordening), ongegrond verklaard. In lijn met vigerende jurisprudentie hoeft er volgens verweerder ook geen woonvoorziening te worden toegekend, omdat deze kan worden aangemerkt als algemeen gebruikelijke renovatie en dientengevolge niet in aanmerking komt voor vergoeding krachtens de Wmo. Als deze kosten toch vergoed zouden worden, zou eiseres bevoordeeld worden ten opzichte van mensen zonder beperking die na verloop van tijd hun woning wensen te renoveren. Verweerder verwijst hiertoe naar de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 maart 2012, Awb 11/4293 (ECLI:NL:RBSGR:2012:4290).
6. Eiseres heeft zich met dit besluit niet kunnen verenigen en heeft daartoe in beroep aangevoerd dat er wel een medische noodzaak aanwezig is voor de gevraagde voorzieningen, die volgens haar geen algemeen gebruikelijke woonvoorziening zijn. Eiseres verwijst hiertoe naar (door haar overgelegde) informatie van de revalidatiearts (brief van 7 november 2014), brieven van een tweetal ergotherapeuten, de fysiotherapeut en de huisarts. Eiseres moet om in de douche te komen een hoogteverschil van 30 cm overbruggen, zoals blijkt uit de in productie 3 bijgevoegde foto’s. Uit onderzoek van de GGD-arts blijkt dat eiseres haar rechterbeen 20 cm en haar linkerbeen 15 cm kan optillen. Eiseres doucht bij haar ouders, in het zwembad of wast zich aan de wasbak. Er is sprake van een onwenselijke situatie. Voor wat betreft verweerders standpunt dat de gevraagde voorziening algemeen gebruikelijk is betoogt eiseres dat uit navraag bij de verhuurder van haar woning (woningvereniging Wonen Zuid) blijkt dat de woningen eerst na 30 à 35 jaar worden gerenoveerd en de verhuurder niet voornemens is de woning op korte termijn te renoveren. Eiseres woont 18 jaar in de woning, die volgens haar nu 24 jaar oud is.
7. Bij brief van 2 januari 2015 heeft eiseres de rechtbank een brief van de behandelend revalidatiearts van 19 december 2014 toegezonden. Uit deze brief blijkt dat de revalidatiearts van mening is dat eiseres theoretisch gezien eenmalig een hoogteverschil van 30 cm zou moeten kunnen overbruggen met voldoende steun. In de praktijk is dit volgens de revalidatiearts voor eiseres met een verminderde sensibiliteit en verminderde spierkracht van het linkerbeen en hypertonie van m. tibialis, als gevolg waarvan ze staat en loopt op de laterale voetrand links, mede gezien de waarschijnlijk natte, gladde ondergrond, niet veilig.
8. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd medegedeeld dat de door eiseres in beroep ingebrachte brief van de revalidatiearts van 19 december 2014 is besproken met de GGD-arts. De inhoud leidt niet tot een ander standpunt. Het in de brief door de revalidatiearts geconstateerde valgevaar in natte situaties kan, zoals eiseres in het verleden al vaker is medegedeeld, worden ondervangen door het plaatsen van steunpunten en het gebruik van een goede antislipmat. Daartoe zou dan wel de nu aanwezige douchecabine verwijderd dienen te worden, omdat deze het aanbrengen van de steunpunten belemmert. Eiseres heeft aangegeven deze maatregelen (nog) niet getroffen te hebben, omdat deze onvoldoende effect zouden hebben.
9. Ter beoordeling is de vraag of verweerder de gevraagde woonvoorziening terecht heeft afgewezen.
10. De volgende bepalingen zijn voor de beoordeling van belang.
Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wmo treft het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6° ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen (a) een huishouden te voeren,
( b) zich te verplaatsen in en om de woning, (c) zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.
Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wmo houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van voorzieningen, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van de leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Op grond van artikel 2, tweede lid, sub a, van de Verordening kan geen voorziening worden toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is. Ingevolge het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder n, van de Verordening wordt onder algemeen gebruikelijk verstaan: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend
Op grond van artikel 7:12, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de beslissing op het bezwaarschrift te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Op grond van artikel 3:49 van de Awb kan ter motivering van een besluit of onderdeel daarvan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.
Op grond van artikel 3:9 van de Awb dient het bestuursorgaan, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ligt in dit samenstel van bepalingen besloten dat een besluit dat berust op het advies van een medisch adviseur, zodanig inzichtelijk gemotiveerd dient te zijn dat de belanghebbende zich daartegen gericht teweer kan stellen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 25 juli 2007, (ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694). Dit betekent dat duidelijk moet zijn op grond van welke vormen van onderzoek en op basis van welke gegevens de adviseur tot zijn bevindingen is gekomen. Voorts ligt daarin besloten dat, indien de belanghebbende het medische advies op één of meer punten concreet onderbouwd weerspreekt, het niet met de in artikel 3:9 van de Awb neergelegde vergewisplicht in overeenstemming is dat het bestuursorgaan daaraan zonder meer voorbijgaat door te volharden in de - enkele - verwijzing naar het advies.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is de medische advisering op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Er is sprake van inzichtelijk en voldoende gemotiveerde adviezen. Door eiseres zijn geen medische stukken in het geding gebracht waaruit de onjuistheid blijkt van de in het advies neergelegde bevindingen. Verweerder heeft op grond van de GGD-adviezen kunnen concluderen dat er geen medische noodzaak is voor het aanpassen van de douchebak, omdat eiseres met de geobjectiveerde beperkingen in staat wordt geacht in en uit de douchebak te stappen, staande te douchen en trappen te lopen. De meest recente brief van de revalidatie-arts van 19 december 2014 die melding maakt van valgevaar bij een natte ondergrond brengt hierin geen verandering. Bovendien zou eiseres het valgevaar kunnen ondervangen door het gebruik van alternatieven, zoals steunpunten en een goede antislipmat. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder op goede gronden heeft geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een woningaanpassing in de vorm van een douche op afschot en een douchestoeltje. Gelet hierop is het beroep reeds ongegrond. Aan beoordeling van de in bezwaar toegevoegde tweede afwijzingsgrond - de gevraagde woonvoorziening zou onder algemeen gebruikelijke renovatie vallen - komt de rechtbank gezien het vorenstaande niet meer toe.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Teeuwissen (voorzitter), en mr. M.A.H. Span-Henkens en mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2015.
w.g. I.M.T. Wijnands,
griffier
w.g. M.A. Teeuwissen,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 10 juni 2015

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.