ECLI:NL:RBLIM:2015:4873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
C/03/186891 / FA RK 14-54
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De betekenis van de stem van het kind in echtscheidingsprocedures met betrekking tot zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 21 mei 2015, betreft het een echtscheidingsprocedure waarin de zorg- en contactregeling voor een minderjarig kind centraal staat. De rechtbank heeft eerder, op 23 december 2014, een beslissing aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Dit rapport, ingediend op 3 april 2015, adviseert om voorlopig geen contactregeling vast te stellen tussen de minderjarige en haar vader, maar wel minimaal contact via e-mail of telefoon te behouden. De Raad adviseert ook dat beide ouders professionele hulp nodig hebben om hun psychische problemen aan te pakken en de relatie met hun kinderen te verbeteren.

Tijdens de zitting hebben beide partijen ingestemd met het advies van de Raad. De vader verzoekt om een maandelijkse contactregeling met zijn dochter, terwijl de moeder een vaste zaterdag voorstelt. De rechtbank benadrukt het belang van structureel contact tussen de minderjarige en haar vader en stelt dat het in het belang van het kind is om de contactregeling in onderling overleg vast te stellen. De rechtbank beslist uiteindelijk dat de vader en de minderjarige één dag per maand omgang hebben, bij voorkeur op zaterdag, en dat partijen elkaar maandelijks via e-mail informeren over belangrijke zaken met betrekking tot hun kinderen.

De beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier C.L.G. Lousberg. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rekestnummer: C/03/186891 / FA RK 14-54
Beschikking d.d. 21 mei 2015 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.P.C.M. van Riet, gevestigd te Hoensbroek,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. F.H. Kuiper, gevestigd te Heerlen.

1.De procedure

Bij beschikking van 23 december 2014 is de beslissing ten aanzien van de zorg en contactregeling en ten aanzien van een regeling over de wijze waarop partijen elkaar informeren omtrent gewichtige aangelegenheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarigen aangehouden tot 30 april 2015 pro forma in afwachting van een onderzoek en advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) en de reactie van partijen op het rapport van de raad;
De raad heeft bij brief van 7 april 2015 een rapport van 3 april 2015 ingediend;
De man heeft gereageerd bij brief van 13 april 2015;
De vrouw heeft gereageerd bij brief van 15 april 2015;
De vrouw heeft aanvullend gereageerd bij brief van 23 april 2015;
[minderjarige] is sinds [2015] 12 jaar oud en is in de gelegenheid gesteld om haar mening bij de kinderrechter kenbaar te maken op 13 april 2015.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen hebben d.d. 8 oktober 2014 een ouderschapsplan ingediend waarin zij aangeven dat zij niet slagen om overeenstemming te bereiken ter zake de zorg-/contactregeling en de informatie-/consultatieregeling en dat zij deze geschilpunten voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek tot vaststelling van een zorg-/contactregeling en een informatie-/consultatieregeling.
2.2.
Advies van de raad
De raad adviseert in haar rapport van 3 april 2015 om op dit moment geen contactregeling vast te stellen tussen [minderjarige] en haar vader. Om het risico op een volledige contactbreuk te voorkomen, zou het goed zijn als zij minimaal contact behouden, bijvoorbeeld via e-mail of telefoon. Indien beiden willen investeren in relatieherstel is de inzet van professionele hulpverlening nodig.
Ten aanzien van [minderjarige] adviseert de raad om tussen [minderjarige] en haar vader een contactregeling vast te stellen van één zaterdag per maand waarbij vader en dochter in onderling overleg zullen afspreken op welke zaterdag de omgang zal plaats vinden.
De raad is van mening dat beide ouders professionele hulp nodig hebben om ingrijpende gebeurtenissen te verwerken, hun draagkracht te herstellen en hun psychische problemen onder controle te krijgen. De vader heeft momenteel psychologische begeleiding, maar de moeder niet. De raad adviseert de moeder om opnieuw psychologische hulp te hervatten. Tevens adviseert de raad de moeder om advies in te winnen en zo nodig begeleiding te vragen om beter toegerust te zijn in het omgaan met kinderen in een echtscheidingssituatie.
Verder wil de raad meegeven om de kinderen te laten deelnemen aan een lotgenoten groep of voor hen een mental coach in te schakelen.
2.3.
Reactie van partijen op advies
Partijen hebben vervolgens in genoemde brieven van 13 april 2015 en 15 april 2015 aangegeven dat zij instemmen met het advies van de raad. De vader verzoekt het maandelijkse contact met [minderjarige] van 10.00 uur tot 18.00 uur vast te stellen. Voorts heeft de moeder bij brief van 23 april 2015 aangegeven dat zij het op prijs stelt indien er een vaste zaterdag wordt afgesproken op welke het contact tussen de vader en [minderjarige] zal plaatsvinden.
2.4.
Beoordeling
Voorop dient gesteld te worden dat het in het belang van [minderjarige] is om structureel contact met haar vader te kunnen hebben. [minderjarige] geeft tijdens het raadsonderzoek aan dat ze de situatie waarin ze geen contact met haar vader heeft (gehad) niet begrijpt en dat het haar wens is dat er opnieuw een evenredige zorgverdeling komt. Deze mening heeft zij ook gedeeld met de kinderrechter tijdens het kinderverhoor. Ze heeft de kinderrechter verteld dat ze het liefst op de vier dagen (per werkperiode) dat haar vader vrij heeft naar hem zou willen kunnen toe gaan. Duidelijker kan een kind het haar vader niet zeggen hoeveel zij van hem houdt én hoe hard zij haar vader nu nodig heeft. De kinderrechter heeft desgevraagd [minderjarige] gezegd dat hij dat helaas niet voor haar kan regelen; het is afhankelijk van de mogelijkheden van vader en van zijn draagkracht gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
Vader heeft aangegeven thans uitsluitend mee te werken aan een beperkt contact op neutraal terrein, zodat er geen ruimte is om thans méér dan 1 zaterdag per maand vast te leggen.
[minderjarige] heeft bij de kinderrechter aangegeven dat zij en haar vader in onderling overleg afspreken op welke dag de omgang zal plaatsvinden én dat dit goed werkt voor haar en haar vader.
De kinderrechter vindt het positief dat de vader probeert het contact met [minderjarige] te herstellen en dat de moeder hen ook de vrijheid geeft om het contact te kunnen herstellen.
De kinderrechter vertrouwt erop dat de ouders de contactregeling tussen [minderjarige] en haar vader in onderling overleg in het belang van hun dochter [minderjarige] zullen uitbreiden zodra daartoe in de toekomst mogelijkheden en/of aanknopingspunten voor ontstaan.
Hoewel het in het belang van [minderjarige] kan zijn om, zoals moeder verzocht heeft, een vaste zaterdag af te spreken op welke het contact tussen de vader en [minderjarige] zal plaatsvinden, zal de rechtbank dat niet doen omdat er ruimte moet zijn om het contact ook op een andere dag te kunnen laten plaatsvinden, zoals ook al is gebeurd. Wel dienen de ouders te bedenken dat stabiliteit en duidelijkheid een belangrijke factor is voor een 12-jarig kind: nagestreefd moet worden dat [minderjarige] elke maand zo snel mogelijk weet waar ze aan toe is.
Uit het raadsrapport blijkt dat zowel vader als moeder bereid zijn om elkaar te informeren omtrent gewichtige aangelegenheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de kinderen. Nu het in het belang van beide kinderen is dat hier gevolg aan gegeven wordt en vader aangeeft uitsluitend zakelijk e-mailcontact te willen met moeder, ligt het voor de hand om met de wens van vader mee te gaan.
Ten aanzien van [minderjarige] kan de rechtbank slechts aan partijen meegeven echt te gaan werken aan het herstel van de relatie tussen [minderjarige] en haar vader. Als iedereen blijft zitten waar die zit, verandert er niets en komt er geen herstel van het (in het verleden voor beiden zo) belangrijke contact tussen vader en oudste dochter. De ouders dienen hierbij het voortouw te nemen. [minderjarige] heeft duidelijk aangegeven zowel bij de kinderrechter als bij de raad dat zij zich verdrietig en machteloos voelt omdat ze sinds februari 2014 geen contact meer heeft met haar vader. [minderjarige] heeft aangegeven via gesprekken, bijvoorbeeld via een psycholoog, te willen proberen de relatie met haar vader te herstellen. Het is van belang dat beide ouders zich voor het herstel van het contact openstellen en handelen in het belang van hun oudste dochter. Daarmee handelen ze ook in het belang van hun jongste dochter voor wie het moeilijk te begrijpen is dat zij wel en haar zus geen contact heeft met hun vader.

3.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de vader en [minderjarige] omgang hebben
minimaaléén dag per maand (bij voorkeur op de zaterdag) van 10.00 uur tot 18.00 uur, waarbij vader en [minderjarige] in onderling overleg zullen afspreken op welke dag de omgang zal plaatsvinden;
bepaalt dat partijen elkaar over en weer maandelijks via e-mail informeren en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kinderen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C.L.G. Lousberg op 21 mei 2015.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.