2.9.Schulden
De vrouw heeft in haar akte van 20 augustus 2014 de volgende twaalf schulden opgesomd:
creditcardschuld bij Bank of America met rekeningnummer [rekeningnummer] (Platinum Plus Visa);
lening bij Bank of America, de zogenoemde GoldOption Loan, met rekeningnummer [rekeningnummer];
creditcardschuld bij Target Visa met rekeningnummer [rekeningnummer] (de vrouw heeft waarschijnlijk abusievelijk hierbij als laatste cijfer een 0 in plaats van een 7 opgegeven, zie productie 68E van de vrouw);
creditcardschuld bij Chase met rekeningnummer [rekeningnummer];
creditcardschuld bij Citi ThankYou met rekeningnummer eindigend op [rekeningnummer];
creditcardschuld bij CitiRewards met rekeningnummer [rekeningnummer] (de vrouw heeft waarschijnlijk abusievelijk hierbij als laatste cijfer een 0 in plaats van een 6 opgegeven, zie productie 68H van de vrouw);
creditcardschuld bij Amex Blue, rekeningnummer onbekend;
creditcardschuld bij Amex Gold, rekeningnummer onbekend;
creditcardschuld bij Sears met rekeningnummer [rekeningnummer] (de vrouw heeft waarschijnlijk abusievelijk hierbij als laatste cijfer een 0 in plaats van een 5 opgegeven, zie productie 68I van de vrouw);
creditcardschuld bij HSBC (Brazilië) met rekeningnummer [rekeningnummer];
een lening bij de moeder van de vrouw ter hoogte van BRL 200.000,-;
een lening bij de broer van de vrouw ter hoogte van BRL 120.000,-.
De vrouw stelt dat bovengenoemde schulden in de gemeenschap vallen en dat ieder der partijen de helft van deze schulden voor zijn of haar rekening dient te nemen.
De man heeft in zijn antwoordakte gesteld dat hij van al deze schulden niets af weet/wist. De man stelt dat alle door de vrouw genoemde schulden buiten de gemeenschap vallen. Wel lost hij op een aantal schulden af.
Het Asser Instituut geeft in meergenoemd advies op pagina 11 aan dat artikel 1643 juncto 1644 van de CC 2002 bepaalt dat schulden ten behoeve van de huishouding zonder toestemming van de andere echtgenoot kunnen worden aangegaan en dat beide echtgenoten gemeenschappelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van die schulden. Verder volgt uit artikel 1659, punten III en IV, van de CC 2002 dat van de gemeenschap zijn uitgesloten de verplichtingen (schulden) die reeds bestonden bij aanvang van het huwelijk en de verplichtingen (schulden) die zijn ontstaan uit onrechtmatige handelingen, behalve als die worden omgezet ten gunste van het echtpaar.
Dat de man stelt dat hij niets afweet van de door de vrouw gestelde schulden, is gelet op voorgaande artikelen uit de CC 2002 derhalve niet relevant. Nu de man niet heeft gesteld dat er schulden door de vrouw zijn genoemd die reeds bestonden bij aanvang van het huwelijk en evenmin dat er schulden zijn ontstaan uit onrechtmatige handelingen (van de vrouw), houdt de rechtbank het ervoor dat alle door de vrouw genoemde schulden op de peildatum, 24 juli 2013, tot de gemeenschap behoorden. In dit kader heeft de man ook niet gemotiveerd betwist dat de schulden zijn gemaakt ten behoeve van huishouduitgaven en uitgaven van de kinderen in de Verenigde Staten. Hierbij betrekt de rechtbank voorts dat de vrouw in een onder productie 66 overgelegd overzicht, op één schuld na, heeft aangegeven in welk jaartal deze schulden zijn ontstaan, dan wel het contract met de betreffende kredietverstrekker is aangegaan. De rechtbank constateert dat deze jaartallen allemaal vóór 24 juli 2013 liggen. De man heeft dit overzicht niet (gemotiveerd) weersproken en evenmin heeft hij aangevoerd dat er schulden door de vrouw zijn aangegaan ná 24 juli 2013 en zij om die reden buiten de gemeenschap zouden moeten vallen en enkel voor rekening van de vrouw alleen zouden moeten komen. Aldus zal de rechtbank met betrekking tot de hiervoor onder 1 tot en met 10 genoemde schulden bepalen dat ieder der partijen de helft van het op 24 juli 2013 aanwezige negatieve saldo van deze schulden dient te dragen.
Ten aanzien van de hiervoor onder 11 en 12 opgenomen leningen van de vrouw bij haar moeder en broer heeft de man in zijn antwoordakte naar voren gebracht dat het bestaan van deze schulden aan de familie (vermeende geldleningen) niet bewezen is. De man betwist dat de vrouw leningen heeft gekregen van haar familie. Deze schulden komen, als die al bestaan, volledig voor rekening van de vrouw. Bovendien heeft hij nooit een cent van deze beweerdelijke geldleningen gezien of ‘gevoeld’, aldus de man.
Uit de door de vrouw als productie 67B overgelegde schuldbekentenissen leidt de rechtbank af dat deze schulden op 1 oktober 2012 zijn aangegaan, derhalve voor de peildatum van
24 juli 2013. Dat in dit verband sprake zou zijn van vermeende geldleningen heeft de man niet onderbouwd. Verder blijkt uit deze schuldbekentenissen dat deze leningen in
20 maandelijkse termijnen aan de vrouw worden uitbetaald, zo heeft de vrouw ter zitting bevestigd. Uitgaande van een startdatum van 1 oktober 2012, zijn exact 10 maanden (aldus de helft van de leningen) uitbetaald tot en met de peildatum van 24 juli 2013, zodat de man de helft van BRL 100.000,- (van de moeder) en de helft van BRL 60.000,- (van de broer) dient te dragen. Voor zover er aan de vrouw maandelijkse termijnen zijn uitbetaald ná 24 juli 2013, dient de vrouw deze leningen als eigen schulden te voldoen.