ECLI:NL:RBLIM:2015:4749

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
4112607 CV EXPL 15-4271
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning wegens huurachterstand en aangetroffen hennepplantage

Op 4 juni 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis in kort geding uitgesproken in een zaak tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder vorderde ontruiming van de woning van de huurder vanwege een huurachterstand en de ontdekking van een hennepplantage in de gehuurde woning. De huurder had sinds oktober 2009 de woning gehuurd tegen een aanvangshuurprijs van € 450,00 per maand, die jaarlijks werd geïndexeerd. De verhuurder had eerder al vorderingen ingesteld wegens huurachterstanden, maar deze waren steeds met een regeling afgesloten. In 2013 was de huurovereenkomst ontbonden en was ontruiming toegewezen door de kantonrechter, maar de huurder bleef in de woning. De verhuurder vorderde nu opnieuw ontruiming, omdat de huurder de huur sinds maart 2015 niet had betaald en er een hennepplantage was aangetroffen. De huurder betwistte de huurachterstand en voerde aan dat hij de huur contant had betaald, maar dit werd niet voldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de huurprijs van € 520,00 per maand aannemelijk was en dat de huurder in gebreke was gebleven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen en een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 10.000,00. De vordering in reconventie van de huurder werd afgewezen, omdat zijn belang bij die vordering was komen te vervallen. De proceskosten werden toegewezen aan de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 4112607 CV EXPL 15-4271
Vonnis in kort geding van 4 juni 2015
in de zaak van
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie],
wonend te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
in persoon procederend
tegen
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. E.G.W. Hendriks.
Partijen zullen hierna [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 18 mei 2015
  • een nadere productie van de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie]
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 28 mei 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] huurt sinds 1 oktober 2009 van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] de woning staande en gelegen te [adres] tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde aanvangshuurprijs van € 450,00 per maand, welke huurprijs volgens de huurovereenkomst jaarlijks wordt geïndexeerd.
2.2.
Naar aanleiding van een betalingsachterstand heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in 2013 de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de achterstallige huur gevorderd, welke vordering door de kantonrechter van deze rechtbank bij verstekvonnis van 12 juni 2013 met registratienummer 527294 CV EXPL 13-4267 is toegewezen.
2.3.
Daaraan voorafgaand had [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in 2009 en in 2011 ook al gedagvaard wegens betalingsachterstanden, doch bij die gelegenheden hadden partijen ter comparitie steeds een regeling weten te treffen, onder meer inhoudende dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geen nieuwe huurachterstand zou laten oplopen.

3.De vorderingen in conventie en in reconventie

3.1.
Bij voormeld exploot vordert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] de veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]:
  • om het gehuurde binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet aan die veroordeling voldoet;
  • tot betaling van € 1.040,00 als onbetaald gelaten huur over maart en april 2015;
  • tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt dat de huur thans € 520,00 per maand bedraagt en dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de huur sinds maart 2015 onbetaald gelaten heeft. Daarnaast resteert nog een oude huurschuld, die in dit kort geding echter niet gevorderd wordt, maar die wel als onderbouwing heeft te gelden ten aanzien van de gevorderde ontruiming.
3.3.
Daarbij komt nog dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in maart 2015 een brief van (althans namens) de burgemeester van Kerkrade heeft ontvangen, waarin aan hem te kennen is gegeven dat de politie bij een inval in het gehuurde op 10 maart 2015 91 hennepplanten heeft aangetroffen. De brief bevat verder een formele waarschuwing aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] dat de woning - bij een geconstateerde herhaling van een overtreding van de Opiumwet - op grond van die wet (tijdelijk) zal worden gesloten.
3.4.
In reconventie vordert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de veroordeling van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie]:
- om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de gebreken aan het gehuurde te herstellen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 750,00 per dag dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] niet aan deze veroordeling voldoet en onder verwijzing van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in de proceskosten.
3.5.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt dat het gehuurde - samengevat - reeds lange tijd veel gebreken vertoont en dat hij [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] meermaals doch vruchteloos verzocht heeft die gebreken te verhelpen.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

in conventie
4.1.
Het gestelde spoedeisend belang is niet betwist en wordt voldoende aannemelijk geacht.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] betwist dat de huurprijs thans € 520,00 per maand bedraagt. Volgens hem kan de huur na indexeringen op dit moment maximaal € 489,93 bedragen. Ter zitting is door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] echter aangevoerd dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft ingestemd met een huurprijs van
€ 520,00 per maand en dat hij dat bedrag ook (althans tot maart 2015) betaald heeft, hetgeen door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] daarna niet meer is betwist. In deze procedure zal derhalve uitgegaan worden van een huurprijs van € 520,00 per maand.
4.4.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] betwist voorts de gestelde huurachterstand en voert daartoe aan dat hij de huur over de maanden maart en april 2015 contant heeft betaald. Dat dit laatste het geval is, is in dit kort geding echter onvoldoende aannemelijk geworden. Aan de verklaring van getuige [getuige] kan daarvoor onvoldoende gewicht worden toegekend, nu de kantonrechter er rekening mee moet houden dat zij de vriendin is van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], terwijl ondersteunend bewijs (bijvoorbeeld in de vorm van schriftelijk bewijs waaruit de pinopnames ter hoogte van om en nabij het huurbedrag blijken) niet is ingebracht. Daarbij komt nog dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in het tamelijk recente verleden meerdere keren bij de rechter is geweest in verband met huurachterstanden.
4.5.
Voorts staat vast dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een hennepplantage in het gehuurde heeft gehad. Dat dit met medeweten dan wel goedkeuring achteraf van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is gebeurd, zoals door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is betoogd, is door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gemotiveerd betwist. Aan hetgeen getuige [getuige] daaromtrent ter zitting heeft verklaard kan onvoldoende gewicht worden toegekend, nu zij de vriendin is van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]. Zelfs indien [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] na ontdekking van de aanwezigheid van de plantage aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te kennen gegeven zou hebben dat hij “gerust nog even mag blijven zitten” (of woorden van die strekking), dan nog is een dergelijke uitlating in zo een situatie niet als een onvoorwaardelijke toezegging aan te merken waarop [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] als verhuurder niet meer zou mogen terugkomen.
4.6.
Gelet op vorenstaande overwegingen zal de vordering worden toegewezen, zij het dat de ontruimingstermijn op veertien dagen gesteld wordt en de gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 10.000,00.
4.7.
De gevorderde machtiging om zo nodig op kosten van gedaagden te doen ontruimen door politie en justitie wordt evenwel afgewezen omdat de bevoegdheid daartoe reeds voortvloeit uit de wet.
4.8.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot de datum van dit vonnis begroot op
€ 916,82, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 221,00 aan griffierecht en
€ 95,82 aan explootkosten.
in reconventie
4.9.
Nu [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is conventie tot ontruiming is veroordeeld, is zijn belang bij toewijzing van de reconventionele vordering komen te ontbreken, zodat die niet toewijsbaar is.
4.10.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om de woning staande en gelegen te [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels tet vrije beschikking van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te stellen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] € 1.040,00 te betalen ter zake van achterstallig huur over maart en april 2015,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot de datum van dit vonnis begroot op € 916,82,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
RK