Op 4 juni 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis in kort geding uitgesproken in een zaak tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder vorderde ontruiming van de woning van de huurder vanwege een huurachterstand en de ontdekking van een hennepplantage in de gehuurde woning. De huurder had sinds oktober 2009 de woning gehuurd tegen een aanvangshuurprijs van € 450,00 per maand, die jaarlijks werd geïndexeerd. De verhuurder had eerder al vorderingen ingesteld wegens huurachterstanden, maar deze waren steeds met een regeling afgesloten. In 2013 was de huurovereenkomst ontbonden en was ontruiming toegewezen door de kantonrechter, maar de huurder bleef in de woning. De verhuurder vorderde nu opnieuw ontruiming, omdat de huurder de huur sinds maart 2015 niet had betaald en er een hennepplantage was aangetroffen. De huurder betwistte de huurachterstand en voerde aan dat hij de huur contant had betaald, maar dit werd niet voldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de huurprijs van € 520,00 per maand aannemelijk was en dat de huurder in gebreke was gebleven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen en een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 10.000,00. De vordering in reconventie van de huurder werd afgewezen, omdat zijn belang bij die vordering was komen te vervallen. De proceskosten werden toegewezen aan de verhuurder.