ECLI:NL:RBLIM:2015:455

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
03/700316-12 OWV
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting van een amusementshal door manipulatie van de roulettetafel met ontnemingsvordering

Op 21 januari 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van oplichting van een amusementshal. De oplichting vond plaats op 12 april 2012, waarbij de verdachte samen met twee onbekende mededaders de automatische roulettetafel heeft gemanipuleerd om een bedrag van circa € 10.000,00 te winnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat de winst niet direct aan hem werd uitbetaald, voordeel heeft verkregen uit de oplichting. De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de rechtbank is vastgesteld op € 10.000,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, samen met zijn mededaders, aansprakelijk is voor het geheel van het wederrechtelijk verkregen voordeel en heeft hem verplicht tot betaling aan de staat van dit bedrag. De uitspraak is gedaan na een onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2015, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte aanwezig waren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van het geschatte bedrag van € 10.000,00.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700316-12 OWV
Datum uitspraak : 21 januari 2015
Verstek
Uitspraak van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: [verdachte].
Raadsman is mr. J.H.A. Nieste, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Deze uitspraak is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2015.
De rechtbank heeft op 7 januari 2015 gehoord: de officier van justitie.
De raadsman van [verdachte] was weliswaar bij de behandeling van de ontnemingsvordering aanwezig, maar achtte zich enkel gemachtigd in de strafzaak tegen [verdachte] met parketnummer 03/700316-12, waarvan de behandeling gelijktijdig heeft plaatsgevonden.
Op 21 januari 2015 heeft de rechtbank eerst het vonnis in de strafzaak uitgesproken. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gedaan.

2.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie houdt in de ontneming van het voordeel dat [verdachte] heeft verkregen door middel van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 10.000,00.

3.De uitgangspunten voor de beoordeling

Bij voormeld vonnis d.d. 21 januari 2015 is [verdachte] veroordeeld wegens het medeplegen van oplichting, gepleegd op 12 april 2012.
De vordering is schriftelijk gedaan, gedagtekend op 11 december 2014 en ontvangen ter griffie van de rechtbank op 15 december 2014.
De officier van justitie heeft de vordering aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden.

4.Het bewijs

4.1
De bewijsmiddelen [1]
[verdachte] is bij vonnis van 21 januari 2015 veroordeeld wegens het medeplegen van oplichting van een amusementshal, gepleegd op 12 april 2012.
Uit het vonnis volgt dat de rechtbank bewezen acht dat [verdachte], samen met twee onbekend gebleven mededaders, Supergame te Beek heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld door met een voorwerp de automatische roulettetafel te manipuleren en daarbij te spelen op en/of rond bepaalde getallen.
Op 13 april 2012 wordt door [naam aangever] namens Supergame te Beek aangifte gedaan van oplichting door meerdere personen op 12 april 2012.
De man die [naam aangever] verdenkt van de manipulatie van de automatische roulettetafel, zijnde [verdachte], is samen met twee andere mannen tussen 12:00 uur en 13:00 uur Supergame binnen gekomen. De mannen zijn ook weer gezamenlijk vertrokken. Uit de aangifte van [naam aangever] blijkt dat de mannen in totaal een bedrag van circa € 10.000,00 winst hebben gemaakt. Deze winst is deels met speelmunten en deels in contanten door de kassière uitbetaald. [2]
De rechtbank heeft in voornoemd vonnis vastgesteld dat [verdachte] degene is die de feitelijke manipulatie van deze automatische roulettetafel steeds uitvoert.
De desbetreffende kassière, genaamd [naam kassière], is als getuige gehoord. [naam kassière] heeft verklaard dat er op enig moment erg hoge bedragen aan de automatische roulettetafel werden gewonnen. Zij vertrouwde dit niet en wilde de bedragen aanvankelijk niet uitbetalen, maar heeft dit na een opdracht daartoe van de monteur dan wel de chef technische dienst toch gedaan. Zij heeft het geld uitbetaald aan een man met een beetje grijzig haar. Zij heeft aan hem alles bij elkaar voor een bedrag boven de € 9.000,00 aan winst uitbetaald. Als haar een foto wordt getoond waarop [verdachte] te zien is, zegt zij dat deze man bij de groep hoorde en dat zij achteraf de indruk had dat hij bij de man hoorde waaraan zij heeft uitbetaald. [3]
Op grond van vorenstaand bewijsmiddel is de rechtbank van oordeel dat [verdachte], ook al werd de winst niet aan [verdachte] uitbetaald, maar aan één van de mededaders, door middel van het begaan van voormeld feit voordeel heeft gekregen.

5.De schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

5.1
De berekening en de motivering van de schatting
De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op € 10.000,00.
Uit de aangifte van [naam aangever] blijkt weliswaar dat een deel van de winst in speelmunten werd uitgekeerd, maar deze speelmunten vertegenwoordigen ook een geldwaarde. Gelet hierop gaat de rechtbank uit van de totale waarde van het uitbetaalde bedrag in contanten en speelmunten samen.
5.2
De op te leggen betalingsverplichting
Het is niet bekend welk deel van het door de oplichting van de amusementshal gepleegd op 12 april 2012 wederrechtelijk verkregen voordeel door [verdachte] is verkregen en welk deel door zijn mededaders werd verkregen. De rechtbank zal bepalen dat [verdachte], naast elk van zijn tot op heden onbekend gebleven mededaders, voor het geheel van het wederrechtelijk verkregen voordeel aansprakelijk is en dienovereenkomstig aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 10.000,00.

6.De toegepaste wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag, waarop het door [verdachte] en zijn mededaders wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 10.000,00;
- bepaalt dat [verdachte] voor het geheel van het door hem en zijn mededaders wederechtelijk verkregen voordeel aansprakelijk is en legt ter ontneming daarvan aan hem de verplichting op tot
betaling aan de staat van een bedrag van € 10.000,00.
Deze uitspraak is gegeven door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter,
Mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. R.M.M. Kleijkers, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2015.
Buiten staat
Mr. R.M.M. Kleijkers is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2012041584 d.d. 5 juni 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam aangever] d.d. 13 april 2012, pagina 15 tot en met 21.
3.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam kassière] d.d. 15 april 2012, pagina 83 tot en met 85.