ECLI:NL:RBLIM:2015:4476

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
29 mei 2015
Zaaknummer
03/866336-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarig stiefkind en verwerping van verweren inzake opsporing en vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarig stiefkind. De tenlastelegging omvatte handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was, en ontuchtige handelingen met een ander slachtoffer dat nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen dat de 'Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik' niet naar behoren was nageleefd, en heeft geoordeeld dat er geen sprake was van grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte en de verklaringen van het slachtoffer consistent waren en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/866336-14
Datum uitspraak : 22 april 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Raadsman is mr. K.D. Regter, advocaat te Heerlen.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 8 april 2015.
De rechtbank heeft op 8 april 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 11 maart 2014 in de gemeente Maastricht, meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen althans eenmaal (telkens) een of meer van zijn verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of
gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 11 maart 2014 in de gemeente Maastricht, meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk met [slachtoffer], geboren op[geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen althans eenmaal (telkens) ontuchtig wrijven over en/of voelen aan althans betasten van de billen van die [slachtoffer] en/of het wrijven over en/of voelen aan althans betasten van de vagina
van die [slachtoffer];
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 11 maart 2014 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen althans eenmaal (telkens) ontuchtig heeft gewreven over en/of gevoeld aan de billen van die [slachtoffer] althans de billen heeft betast van die [slachtoffer] en/of heeft gewreven over en/of gevoeld aan de vagina van die [slachtoffer] althans de vagina van die [slachtoffer] heeft
betast.

3.De voorvragen

De raadsman heeft aangevoerd dat de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik niet naar behoren is nageleefd, waardoor onherstelbare schade aan strafvorderlijke belangen van verdachte is toegebracht. De raadsman heeft om die reden een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging. De raadsman heeft gesteld dat volgens genoemde aanwijzing het intakegesprek auditief en in een proces-verbaal moet worden vastgelegd en dat uit dat proces-verbaal moet blijken of en zo ja welke vertrouwenspersoon bij de intake (bij het algemene en/of inhoudelijke deel) aanwezig is geweest, omdat de vertrouwenspersoon in beginsel bij dat inhoudelijke deel niet aanwezig mag zijn. Echter uit het dossier blijkt niet wie daarbij aanwezig is geweest en wat door wie is gezegd. Verder is in het proces-verbaal niet verantwoord waarom er direct na het intakegesprek, dat maar 20 minuten duurde, al aangifte is gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik", welke in de Staatscourant onder Stcrt. 2010, 19123 (hierna: de Aanwijzing) is gepubliceerd en daarmee behoorlijk is bekendgemaakt, dient te worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 79 RO. De aanwijzing bevat eisen van kwaliteit en zorgvuldigheid die aan de opsporing en vervolging in zaken als de onderhavige worden gesteld. De aanwijzing bindt de daarmee belaste organen en ambtenaren, maar ook aangevers en verdachten mogen aan de Aanwijzing verwachtingen ontlenen.
Bij de beantwoording van de vraag of handelen in strijd met de Aanwijzing moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging is doorslaggevend of er al dan niet doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal aangifte [1] d.d. 20 maart 2014 volgt dat nadat aangeefster [aangeefster] op 20 maart 2014 in het politiebureau was verschenen, allereerst door de verhorende verbalisanten, onder wie een bevoegd zedenrechercheur, de procedure genoemd in het zeden intakegesprek (ofwel informatief gesprek) is uitgelegd, welke intake die dag van 09.20 tot 09.41 uur heeft geduurd, en wel om haar in overweging te geven of zij al dan niet aangifte wilde doen. Uit dit proces-verbaal volgt verder dat het verhoor, waaronder het intakegesprek, auditief is geregistreerd onder nummer [nummer] en dat aangeefster, na bedenktijd, die dag om 10.02 uur besloten heeft om aangifte te doen. Uit de zich in het dossier bevindende stukken volgt niet dat een andere persoon dan aangeefster bij dit verhoor aanwezig is geweest, zodat het door de raadsman gestelde over de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon niet opgaat. Volgens de Aanwijzing kan een aangifte direct volgend op het informatieve gesprek worden gedaan indien acuut misbruik of heterdaadsituaties aan de orde zijn.
De rechtbank constateert dat de reden(en) waarom direct na dat gesprek aangifte is gedaan niet expliciet uit het proces-verbaal volgt/volgen. De rechtbank overweegt dat het doel van het informatieve gesprek is informatie uit te wisselen en dat het doel van de bedenktijd is dat de aangever de gelegenheid krijgt om te overwegen of hij of zij wel of geen aangifte wil doen, om zich er goed van bewust te zijn wat het doen van aangifte (ook op termijn) precies voor de aangever dan wel het slachtoffer inhoudt en dat dit dan ook weloverwogen wordt gedaan.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat weliswaar verzuimd is de reden(en) waarom vrijwel direct na het intakegesprek aangifte is gedaan in het proces-verbaal van aangifte te vermelden en aldus is niet conform de Aanwijzing gehandeld, maar van eerdergenoemde doelbewuste schending en grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is niet gebleken. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken dat de officier van justitie, nu het proces-verbaal is ingezonden op 25 juli 2014, later dan 60 dagen daarna een beslissing over de vervolging heeft genomen. Daarnaast is het de rechtbank niet gebleken dat verdachte door de geschetste handelwijze in het onderhavige opsporingsonderzoek zodanig in zijn belangen is geschaad dat hieraan het door de raadsman gestelde gevolg moet worden verbonden. De rechtbank verwerpt daarom het door de raadsman gedane verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan, zodat de officier van justitie in de vervolging kan worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [2]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, op basis van de aangifte, de door het slachtoffer [slachtoffer] afgelegde verklaringen, welke verklaringen duidelijk en consistent zijn, alsmede de door verdachte gevoerde en op zijn computer aangetroffen chatgesprekken, waarvan de inhoud overeenkomt met de door het slachtoffer genoemde omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, op gronden als nader is aangegeven in de pleitnota van de raadsman, welke pleitnota als bijlage bij het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 april 2015 is gevoegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft ontkend het ten laste gelegde te hebben begaan.
De rechtbank overweegt dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ook in deze zaak was dat aan de orde. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, is echter de enkele verklaring van één getuige (in deze zaak het slachtoffer) in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren.
Voor een bewezenverklaring is ook vereist dat de rechtbank uit de wettige bewijsmiddelen ook onverminderd de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte de hem verweten feiten heeft begaan.
Uit het verslag bemoeienis Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) [3] betreffende [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], volgt dat op 12 maart 2014 bij het AMK door een leerkracht, tevens interne begeleider van basisschool [naam], melding werd gedaan van mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag/misbruik door de stiefvader van [slachtoffer], aangezien[slachtoffer] op [datum] aan de leerkracht heeft verteld dat haar stiefvader aan haar gezeten heeft vanaf het begin dat het gezin samenwoont met stiefvader.
Uit het schriftelijk bescheid [4] “verslaglegging gesprekken en contacten moeder en
AMK [slachtoffer]”, volgt dat op 12 maart 2014 vanaf 11.00 uur op de basisschool een
(vervolg)gesprek plaatsvond tussen een groepsleerkracht en [slachtoffer]. Uit dit
gesprek kwam naar voren dat [slachtoffer] op de volgende vragen (=V) van de leerkracht het
volgende antwoordde (=A) - voor zover hier van belang -:
V: Kun je aangeven wanneer het aanraken van jouw lichaam begonnen is?
A: Dat weet ik niet meer, maar vooral in het nieuwe huis.
V: Wanneer raakt je stiefvader jou aan?
A: Als mijn moeder en broer weg zijn. Mijn stiefbroer zit meestal dan op zijn kamer.
V: Waar gebeurt het aanraken dan, op welke plekken in huis?
A: In zijn kantoor, als ik daar iets moet gaan pakken (papier of zo).
V: Kun je aangeven, vertellen, wat je stiefvader met jou doet?
[slachtoffer] blokkeert dan en zij gaat er akkoord mee dat zij met ja of nee antwoord kan geven op vragen.
Op de volgende vragen van de leerkracht heeft [slachtoffer] daarna het volgende geantwoord - voor zover hier van belang -:
V: Gaat hij met zijn handen onder je t-shirt?
A: Ja.
V: Gaat hij met zijn handen in je broek?
A: Ja.
V: Gaat hij ook onder naar binnen met zijn vinger?
A: Ja.
V: Zegt je stiefvader ook iets tegen jou als het gebeurt of gebeurd is?
A: Ja, dat ik het niet tegen mijn moeder moet vertellen.
V: Hoe vaak gebeurt dit? 1x per week, 1x per 2 weken?
A: Dat is steeds anders. Als stiefvader in het buitenland is niet. Als moeder vaker weg is dan wel.
V: Hoe vaak heeft hij je al zo aangeraakt? 2x, 5x, 10x, meer?
A: Meer dan 10 maal.
V: Wil je dat het stopt? (overtuigend in toon wordt geantwoord)
A: Ja.
[aangeefster] heeft namens haar dochter[slachtoffer], geboren op [geboortedatum], aangifte [5] gedaan. Zij heeft verklaard dat zij [verdachte] heeft leren kennen in 2010 en dat zij en haar kinderen, onder wie dochter [slachtoffer], in oktober 2011 zijn gaan samenwonen met [verdachte] op het adres [adres]. Vanaf groep 5 is [slachtoffer] naar basisschool [naam], [adres], gegaan. [slachtoffer] ziet [verdachte] als vaderfiguur. Wanneer [verdachte] thuis is, verschilt van maand tot maand, gemiddeld een halve maand. In de weekenden is hij altijd thuis. Zij werd woensdag 12 maart 2014 gebeld door leerkracht [naam] van school voor een gesprek. Zij is naar [naam] gegaan en zij hoorde van [naam] dat [slachtoffer] dinsdag, de dag tevoren, tussen 14.30 en 14.45 uur huilend de klas was uitgelopen en dat [schoolvriendin] (een schoolvriendinnetje van [slachtoffer]) achter haar aan was gegaan. Toen heeft [slachtoffer] tegen [schoolvriendin] gezegd dat haar stiefvader aan haar zat en dat [slachtoffer] wilde dat het stopte.[naam] heeft toen met [slachtoffer] een kort gesprek gehad. Aangeefster weet van [naam] dat deze aan [slachtoffer] gevraagd heeft of haar stiefvader ook onder haar kleding zat en daarop antwoordde [slachtoffer] “ja” en dat het al 2,5 jaar bezig was, sinds zij daar woonden, en dat het op zijn kantoor gebeurde. Aangeefster verklaarde verder dat zij die dag rond 10.00 uur samen met [naam], [naam] en [slachtoffer] in haar woning was en dat [naam] toen aan [slachtoffer] vragen heeft gesteld. Dat [slachtoffer] op de vraag of [slachtoffer] wist waarom zij er waren heeft geantwoord “ja”, dat [slachtoffer] op de vraag of [verdachte] aan haar had gezeten heeft geantwoord “ja”. Er werd gevraagd of [verdachte] onder haar kleding was geweest. [slachtoffer] antwoordde hierop met “ja”. Toen vroeg [naam] of [verdachte] met een hand in haar broekje is geweest, waarop [slachtoffer] zei “ja”. Gevraagd werd of hij met zijn vinger in haar vagina was geweest, waarop [slachtoffer] zei “ja”. [naam] vroeg of [slachtoffer] wist wat een vagina is en [slachtoffer] zei “ja”. Dat gesprek werd daarop beëindigd. Aangeefster verklaarde verder dat zij later aan [slachtoffer] heeft gevraagd of het echt waar is wat zij zei over [verdachte] en toe zei ze: “ja het is echt gebeurd”. Aangeefster verklaarde op de vraag op welke tijden het seksueel misbruik van [slachtoffer] zou hebben plaatsgevonden, op de dagen dat zij werkte, dat is op donderdag, vrijdag en om de andere week op zaterdag, of op de momenten dat zij een weekend weg was met haar zoon in verband met zwemwedstrijden.
Uit een proces-verbaal van bevindingen [6] van verbalisant [naam] volgt dat op 27 maart 2014 de verbalisanten [naam] en [naam], hoofdagent respectievelijk brigadier van politie en beiden door het ICR gecertificeerd voor het horen van jonge getuigen, in de kindvriendelijke verhoorstudio te Eindhoven[slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hebben gehoord. Verbalisant [naam] verklaart dat zij dit verhoor vanuit de regiekamer heeft gevolgd, dat de verhorende verbalisant onder andere aan [slachtoffer] vroeg om eens alles te vertellen wat zij aan de politie wilde komen vertellen en dat [slachtoffer] het navolgende vertelde, zoveel als mogelijk in haar eigen woorden weergegeven – voor zover hier van belang -:
  • Ze kwam praten over dat[verdachte] aan haar had gezeten
  • Ze niet weet wat ze daarover moet vertellen
  • Hij dat altijd op zijn kantoor deed
  • Heel vaak
  • Het kantoor is helemaal boven in ons huis
  • [verdachte] is haar stiefvader
  • Het soms in de woonkamer gebeurde
  • Ze de eerste keer niet meer weet
  • De laatste keer was toen moeder naar de Tefaf moest
  • Dat was op een woensdag of dinsdag ongeveer 2 of 3 weken geleden
  • De laatste keer ging zij eten en toen zat hij aan haar
  • Hij na een kwartier ophield
  • Hij daarna weer naar boven ging
  • Hij met zijn hand in haar broek ging
  • Hij ging voelen
  • Hij ging wrijven
  • Was bij haar billen
  • Deed hij met zijn hand
  • Ging gewoon van achteren
  • Hij ging met zijn hand in haar onderbroek
  • Het een beetje hard voelde
  • Het voelde als knijpen
  • Zij op haar ipod zat
  • Het in de woonkamer aan tafel was
  • Hij haar op zijn schoot pakte
  • Zij op een andere stoel wilde gaan zitten
  • Hij haar tegen hield
  • Zij probeerde weg te komen
  • Hij haar vast hield bij haar taille
  • Zij de laatste keer probeerde op te staan
  • Hij haar tegen hield
  • Hij met zijn hand achter in haar broek ging
  • Hij de laatste keer alleen van achteren aan haar billen ging
  • Hij dat ook wel eens van voren deed
  • Je daarmee kunt plassen
  • Het stopte toen hij zijn hand uit de broek haalde en opstond
  • Hij haar naast de stoel zette op haar voeten
  • Zij dat van dat kwartier op haar ipod ziet
  • Het overdag, ’s middags was, denkt ze
  • Zij met haar ipod beneden was gekomen
  • [verdachte] toen volgens haar aan tafel zat
  • Zij zich iets te eten pakte
  • Zij die boterdam at als hij aan haar zat
  • Het zo ongeveer 3 of 4 keer is gebeurd
  • Het 1 keer is gebeurd toen zij nog 9 jaar was
  • De andere keren zij al 10 jaar was, denkt ze
  • Zij toen een spijkerbroek met knoop en rits aan had
  • Hij die niet heeft losgemaakt maar er zo in ging
  • Het van voren wrijven met de vinger was
  • Het best pijn deed
  • Het op kantoor was
  • Het veel vaker gebeurd is
  • Ze denkt dat het rond de 20 keer gebeurd is
  • Ze denkt dat zij de 1e keer toen het gebeurde nog 9 jaar was
  • Ze volgens haar net verhuisd waren
  • Ze denkt dat het in het oude huis in [plaats] 2 of 3 keer is gebeurd
  • Ze 8 of 9 jaar was toen ze verhuisden
  • Ze in groep 5 naar de nieuwe school [naam] is gegaan
  • Het op kantoor gebeurde als zij iets aan [verdachte] ging vragen om uit te leggen over haar huiswerk of om muziek op haar ipod te zetten
  • Hij haar dan op zijn schoot trok
  • Hij dan met een vinger ging wrijven
  • Hij dat met 1 en soms 2 vingers deed
  • Hij met zijn hand aan de voorkant in haar broek ging
  • Hij daar wreef waar je mee doet plassen
  • Het soms pijn deed
  • Het pijn deed omdat hij hard drukte
  • Zij op haar huiswerk of ipod lette
  • Hij onder het uitleggen dat dan deed
  • Het stopte als hij zijn hand uit haar broek haalde en haar van schoot zette
  • Er geen andere dingen zijn gebeurd
  • Zij daarna naar beneden ging
  • Hij het nooit deed als mama thuis was
  • Hij vaker tegen haar zei dat ze het aan niemand mocht vertellen
  • Zij het als eerste aan meester [naam] had verteld
  • Zij de klas was uitgelopen met een vriendinnetje [schoolvriendin]
  • Zij het aan [schoolvriendin] in groep 6 verteld had
  • Zij daarom thuis vaker weg wilde en [schoolvriendin] begreep dat dan
  • Zij het niet aan mama durfde te vertellen
  • Zij bang was dat mama haar niet zou geloven
  • Zij het aan meester [naam] had verteld
  • Meester [naam] er meester [naam] bij heeft gehaald, ook vertrouwenspersoon
  • Alles anders werd toen [verdachte] bij hun is komen wonen in het nieuwe huis
  • Zij dan van [verdachte] langer buiten mocht blijven
  • Zij dat niet fijn vond
  • Het ’s avonds niet goed is om buiten te zijn
  • Hij wel eens gevraagd heeft of ze bij hem wilde voelen
  • Zij zei dat ze dat liever niet wilde
  • Hij 1 of 2 keer dat aan haar gevraagd had op kantoor
  • Hij dat vroeg als hij aan haar zat
  • Je met de voorkant kunt plassen
  • Hij ging drukken daar waar je mee kunt plassen
  • Zij niet weet of hij erop, er naast of erin drukte
  • Het een beetje pijn deed van het drukken met de vingertop.
Uit een door verbalisanten [naam] en [naam] opgemaakt proces-verbaal [7] volgt dat zij zich op 17 maart 2014 naar het perceel [adres] hebben begeven, waar datadragers in beslag genomen dienden te worden in verband met een zedenzaak. Na aanbellen aan die woning die dag werd de deur opengemaakt door [aangeefster] die aangaf dat zij zelf de politie had gebeld en om inbeslagname van datadragers in haar woning, die mede eigendom is van haar vriend en levenspartner [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], had verzocht. Op aanwijzing van [aangeefster] werden op de zolderverdieping, in een ruimte die als kantoor was ingericht, de goederen als vermeld op de kennisgeving inbeslagneming in beslag genomen.
Uit een kennisgeving van inbeslagneming [8] d.d. 17 maart 2014 volgt dat die dag in de woning [adres] inbeslaggenomen is een computer, [merk] (goednummer [nummer]), aangetroffen op de computerkamer.
Uit een kennisgeving van inbeslagneming [9] d.d. 20 maart 2014 volgt dat die dag op het adres [adres] inbeslaggenomen is een computer, [merk], voorzien van een oplader (goednummer [nummer]).
Uit een proces-verbaal van bevindingen [10] volgt dat op 29 april 2014 door verbalisant
[naam] een onderzoek is verricht ten aanzien van de gegevens aangetroffen op de inbeslaggenomen computer [merk] (goednummer [nummer]). Verbalisant schrijft dat hij zag dat met deze computer een groot aantal chatgesprekken waren gevoerd via Skype Message waarbij steeds een van de twee personen die de gesprekken voerde zich, als display name, “[naam]” noemde. Als author had deze persoon het account “[naam]”. Hij zag dat er onder andere een tweetal gesprekken werden gevoerd tussen voornoemde “[naam]” en een persoon met de display-name “[naam]” of “[naam]”. Als author had deze persoon steeds de account
“[naam]”. Verbalisant zag dat tijdens een gesprek gevoerd op 4 maart 2014 tussen 07:27:13 uur en 08:44:54 uur (PM) dat “[naam]” en “[naam]” berichten naar elkaar schreven waarvan de letterlijke tekst luidde (vanaf 07:38:37 uur PM) - voor zover van belang-:
[naam] : hou je van klein meisjes
[naam] : ja
[naam] : hoe klein dan
[naam] : niet te klein he, dat net mijn pik past
[naam] : hoe klein is dat dan (…)
[naam] : bij mijn stiefdochter van 10 past het nog niet (…)
[naam] : ja, heb met mijn pik door haar gleufje gegleden
[naam] : vond ze het lekker
[naam] : zie liet het wel toe, vond ze wel spannend denk ik
[naam] : waarom dan niet in
[naam] : mijn pink ging nog maar net naar binnen, ze heeft nog een maagdenvlies.
Uit een proces-verbaal van bevindingen [11] , met bijlagen, volgt dat door verbalisant [naam] tussen 4 en 19 juni 2014 een onderzoek is ingesteld ten aanzien van de gegevens aangetroffen op de inbeslaggenomen laptop [merk] (goednummer [nummer]). Deze verbalisant schrijft dat hij zag dat met deze computer een groot aantal chatgesprekken waren gevoerd via Skype Message waarbij steeds een van de twee personen die de gesprekken voerde zich, als display name, “[naam]” noemde. Als author had deze persoon het account “[naam]”. Hij zag dat er onder andere gesprekken werden gevoerd tussen voornoemde “[naam]” en een persoon met de display-name “[naam]”. Als author had deze persoon steeds de account “[naam]”. Tijdens eens gesprek gevoerd op 31 mei 2013 tussen 08:49:13 uur en 11:44:14 uur (AM) door “[naam]” en “[naam]” werden berichten naar elkaar schreven waarvan de tekst luidde (vanaf 10:47:47 uur AM) - voor zover van belang-:
[naam] : Even kort dan he…straks komt er iemand boven
[naam] : ok
[naam] : dochtertje van mijn vriendin is thuis…
[naam] : hoe oud is zij dan
[naam] : zij is 10 (…)
[naam] : heb je vaak haar kutje gezien dan
[naam] : heb haar kutje wel eens gelikt
[naam] : echt?
[naam] : ja
[naam] : zweer het
[naam] : echt waar
[naam] : hoe heb je dat gedaan
[naam] : toen we alleen thuis waren ben ik haar wat gaan strelen en ging ik haar
masseren
[naam] : maar ze is zelf niet echt met sex bezig (…)
[naam] : wat deed ze dan toen jij dat deed
[naam] : ze liet mij mijn gang gaan
[naam] : en toen
[naam] : toen ben ik ondertussen met mijn pik gaan spelen (…)
[naam] : denk je echt vaak aan kleine meisjes
[naam] : regelmatig
[naam] : wat denk je dan
[naam] : hoe dat zou zijn, zo’n klein meisje op je pik (…)
(vanaf 31 mei 2013 om 11:11:42 uur (AM) schreef:
[naam] : vind je dat lekker in haar kutje
[naam] : heb al een vinger in haar poesje gehad…lekker strak
En mijn pik door haar gleuf geduwd (…)
Tijdens eens gesprek gevoerd op 13 juli 2013 tussen 07:58:43 uur (AM) en 08:51:51 uur (AM) tussen “[naam]” en “[naam]” werden berichten naar elkaar geschreven waarvan de tekst luidde (vanaf 08:36:28 uur AM) - voor zover van belang-:
[naam] : heb jij nog naar haar kutje gekeken stiekem
[naam] : ik heb haar gisteren nog een beetje gevingerd (…)
[naam] : mijn pink kan net bij haar naar binnen
[naam] : hoe oud dan
[naam] : zij is 10 (…)
[naam] : denk je nu aan je dochter
[naam] : aan haar geile kleine kutje (…)
[naam] : ik heb mijn pik wel al eens door haar gleufje gehaald
[naam] : lekker
[naam] : wat deed ze dan (…)
[naam] : ze laat het allemaal gaan…ze is zelf nog niet zo met sex bezig
[naam] : waarom doet ze het dan
[naam] : ze laat mij gewoon haar gang gaan
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode in Maastricht samenwoonde met mevrouw [aangeefster], haar twee kinderen, onder wie haar dochter [slachtoffer], en zijn eigen zoon [naam] en dat zij vanaf [datum] op het adres [adres] woonden. Verdachte heeft verklaard dat de op zijn computer [merk] en de op zijn laptop, [merk], aangetroffen chatgesprekken van hem afkomstig zijn. Hij heeft die gesprekken via Skype Message onder de naam “[naam]” gevoerd met een zekere “[naam]” of “[naam]” via het account “[naam]”.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat de door hem via Skype Message gevoerde gesprekken allemaal fantasie waren. Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat verschillende details uit de door hem gevoerde gesprekken wel overeenkomstig de werkelijkheid zijn, zoals de leeftijd van zijn stiefdochter, wie zijn werkgever is, de inhoud van zijn werkzaamheden en het nummer van zijn mobiele telefoon.
De rechtbank is, gelet op de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat verdachte, zijn vriendin [aangeefster] en haar dochter [slachtoffer] in oktober 2011 zijn gaan samenwonen op het adres [adres]. [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], was op dat moment 8 jaar oud. Uit de door [slachtoffer] afgelegde verklaring volgt dat de ontuchtige handelingen twee of drie keer in de vorige woning van het gezin in de wijk [adres] in Maastricht hebben plaatsgevonden, dus nog voor oktober 2011. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de feiten in de periode van 1 september 2011 tot en met 11 maart 2014 heeft gepleegd. Bewezen is dat verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] doordat verdachte een of meer vingers in haar vagina heeft geduwd of gebracht. Tevens is bewezen dat verdachte meermalen opzettelijk met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], buiten echt handelingen heeft verricht bestaande uit het ontuchtig wrijven over en/of voelen aan althans betasten van de billen van [slachtoffer] en het wrijven over en/of voelen aan althans betasten van haar vagina.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de raadsman gevoerde verweer,
dat de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen niet tegenstrijdig zijn, zelfs integendeel. Alhoewel [slachtoffer] nog jong is, heeft zij steeds consistent verklaard. Tijdens het studioverhoor in Eindhoven zijn haar meer vragen gesteld, waardoor zij toen gedetailleerder over de feiten heeft verklaard. Daarbij komt dat de inhoud van de door de verdachte gevoerde chatgesprekken op essentiële punten overeenkomt met hetgeen door [slachtoffer] is verklaard en ook met de feitelijke persoonlijke situatie van verdachte, waaronder het samenwonen met zijn vriendin en haar dochter en dat die dochter tijdens de chatgesprekken in 2013 tien jaar is.
De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat de inhoud van genoemde
chatgesprekken fantasie dan wel een rollenspel is, wordt gelogenstraft doordat de inhoud van deze gesprekken overeenkomt met door [slachtoffer] genoemde omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden én doordat de door de verdachte genoemde gegevens over zijn persoonlijke situatie, waaronder zijn gezinssituatie, zijn werk en mobiele telefoonnummer, overeenkomen met zijn werkelijke situatie.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 1 september 2011 tot en met 11 maart 2014 in de gemeente Maastricht opzettelijk met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd of gebracht;
2.
in de periode van 1 september 2011 tot en met 11 maart 2014 in de gemeente Maastricht meermalen opzettelijk met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd bestaande uit het ontuchtig wrijven over en/of voelen aan althans betasten van de billen van die [slachtoffer] en het wrijven over en/of voelen aan althans betasten van de vagina
van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
T.a.v. feit 2 primair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Het misdrijf genoemd onder feit 1 is strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf genoemd onder feit 2 is strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betreffende de strafoplegging aangevoerd dat de officier van justitie volgens de “Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik” binnen 60 dagen na binnenkomst van het proces-verbaal met betrekking tot het seksueel misbruik, dient te beslissen over de verdere vervolging. Gesteld is dat sprake is van overschrijding van deze termijn, nu het eind-proces-verbaal bij het openbaar ministerie is binnengekomen op 25 juli 2014, waardoor de verdachte onnodig lang onder de druk van een dreigende strafvervolging heeft moeten leven. Om die reden pleit de raadsman voor een korting op de eventuele straf. De raadsman heeft verder gesteld dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat een veroordeling vergaande negatieve gevolgen kan hebben voor het werk van verdachte. Voorts is verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zich heeft gewend tot hulpverlening en zijn problematiek op het gebied van zijn seksverslaving (pornografisch getinte chatgesprekken) heeft aangepakt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd leidt overschrijding van de in de “Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik” genoemde termijn van 60 dagen binnen welke na binnenkomst van het proces-verbaal besloten dient te worden over de verdere vervolging niet tot strafvermindering. Deze termijn is immers niet in het belang van de verdachte, maar in het belang van een mogelijk slachtoffer in de Aanwijzing opgenomen, om te bewerkstelligen dat de zaak waarin aangifte is gedaan met de nodige voortvarendheid wordt behandeld.
De verdachte heeft zich in een periode van 2,5 jaar vele malen schuldig gemaakt aan ontucht met een in zijn gezin verblijvende nog jonge stiefdochter, namelijk jonger dan 11 jaar, én hij is met zijn vinger(s) in haar vagina binnengedrongen. Verdachte heeft door deze handelwijze ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van dit jonge slachtoffer en hij heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als feitelijke verzorger op het slachtoffer had. Het slachtoffer leefde hierdoor lange tijd in een onveilige huiselijke situatie en haar vertrouwen in haar stiefvader, die zij als vader beschouwde, werd daardoor ernstig beschaamd. De verdachte pleegde deze ontucht ter bevrediging van zijn persoonlijke lustgevoelens, zonder stil te staan bij de mogelijk langdurige nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte tegenover de hierna genoemde hulpverlenende instanties geen openheid van zaken heeft willen geven over de in deze zaak aan hem tenlastegelegde feiten. Uit het namens verdachte overgelegde rapport van PsyQ, Psycho-medische programma’s, d.d. 17 maart 2015 volgt dat de hulpvraag van verdachte eenzijdig gericht was op behandeling van de door hem genoemde seksverslaving die tot uiting kwam in het bezoeken van pornosites, deelnemen aan sekschats en prostitutiebezoek. Uit het reclasseringsrapport d.d. 24 maart 2015 komt naar voren dat verdachte niet wilde dat door de medewerker van de reclassering contact opgenomen werd met de behandelaar van PsyQ voornoemd. De rechtbank heeft hierdoor enerzijds geen goed inzicht gekregen in de persoonlijkheid van verdachte, anderzijds volgt hieruit dat verdachte geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelwijze.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Deze straf zal zij dan ook opleggen.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], vordert een schadevergoeding van € 3.270,= ter zake van immateriële schade ten gevolge van de feiten 1 en 2. Deze vordering is ingediend door haar wettelijk vertegenwoordiger mevrouw
[aangeefster], te weten haar moeder.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn verweer, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij haar vordering niet aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt, nu niet vast te stellen is of het slachtoffer schade heeft geleden, en gesteld noch gebleken is dat behandeling van het slachtoffer aangevangen is of nodig is. De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partij ook om die reden niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat nader onderzoek naar de omvang van eventuele schade een te groot beslag op de strafprocedure legt. Meer subsidiair heeft de raadsman gepleit tot matiging van de schadevergoeding.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat genoemde benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering strekkende tot vergoeding van immateriële schade ten gevolge van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt daartoe dat in het geval er geen sprake is van fysiek letsel er slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Uit het voegingsformulier d.d. 29 oktober 2014 blijkt dat moeder heeft ondervonden dat [slachtoffer] 2 weken lang erg stil en teruggetrokken leefde, alsmede dat, doordat zij met niemand wil praten over hetgeen gebeurd is, het moeilijk te beoordelen is hoe het psychisch daadwerkelijk met haar gaat. Wel is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat [slachtoffer] verschillende gesprekken heeft gehad met Class Jeugdzorg.
De rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij de negatieve gevoelens graag op de dader zou willen verhalen. De wet stelt echter strenge eisen aan het verhalen (op de dader) van deze negatieve gevoelens. Verhaal is alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Eventuele ernstigere psychische schade is op basis van de door de benadeelde partij aangevoerde gegevens thans onvoldoende duidelijk geworden. Het nemen van een beslissing op deze vordering is daarom niet eenvoudig. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en tevens bepalen dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.Het beslag

Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer
[nummer] (op de doorgenummerde pagina’s 29 tot en met 33 van het dossier) heeft de officier van justitie op 28 november 2014 reeds beslist dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 7 vermelde voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan beslagene [aangeefster]. De rechtbank overweegt dat, nu de officier van justitie omtrent deze voorwerpen reeds deze beslissing heeft genomen, zij over die voorwerpen geen beslissing meer hoeft te nemen.
Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer
[nummer] (op de doorgenummerde pagina’s 50 en 51 van het dossier) is het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 8 vermelde voorwerp, te weten randapparatuur [merk] inclusief oplader, inbeslaggenomen onder [aangeefster] en is over dit voorwerp nog geen beslissing genomen.
De rechtbank zal, nu dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer, ten aanzien van dit voorwerp de teruggave gelasten aan genoemde persoon onder wie dit voorwerp in beslag genomen is.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Straffen
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- beveelt de
teruggaveaan beslagene mevrouw [aangeefster] van het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, voorwerp, te weten:
- randapparatuur [merk], inclusief oplader;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • bepaalt dat
  • veroordeelt genoemde benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. P.
van Blaricum, rechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2015.
Mr. P. van Blaricum is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG

Voetnoten

1.Zie de pagina’s 39 tot en met 47 van het dossier.
2.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de Politie, Divisie Regionale Recherche, afdeling Expertise Centrum Zeden, opgemaakte proces-verbaal nummer [nummer] d.d. 16 juli 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden (op doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 277 van het dossier), welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
3.Het verslag bemoeienis Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) betreffende [slachtoffer], geboren[geboortedatum], gericht aan de regiopolitie afdeling zedenzaken, opgemaakt op 25 maart 2014 door [naam], maatschappelijk werkster (op pagina 22 tot en met 24 van het dossier).
4.Het schriftelijk bescheid verslaglegging gesprekken en contacten moeder en AMK, [slachtoffer], op pagina’s 36 tot en met 38 van het dossier.
5.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 maart 2014, op pagina’s 40 tot en met 47 van het dossier.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2014, op pagina’s 55 tot en met 58 van het dossier.
7.Het proces-verbaal bevindingen onderzoek beslag [adres] d.d. 17 maart 2014 met BVH nummer [nummer] d.d. 31-3-204, op pagina’s 25 en 26.
8.De Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 maart 2014, op pagina’s 29 en 32.
9.De Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 maart 2014, op pagina 50.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2014, op pagina’s 121 en 122 van het dossier.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d.21 juni 2014, met de daarbij behorende bijlagen, op pagina’s 169, 175 t/m 178, 180 t/m 182 van het dossier.