In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DS HOLDING WAALWIJK B.V. (hierna: Duijts) in kort geding een veroordeling van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JANSSEN INFRATECH B.V. (hierna: Janssen) tot betaling van een bedrag van € 92.765,28, vermeerderd met rente en kosten. Duijts stelde dat zij als onderaannemer werkzaamheden had verricht voor Janssen, maar dat Janssen had nagelaten de bijbehorende facturen te betalen. De procedure begon met een dagvaarding op 7 mei 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 mei 2015, waar de wijziging van eis niet werd toegestaan.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de vordering van Duijts. Tijdens de beoordeling werd vastgesteld dat Janssen in maart 2015 een bedrag van € 55.000,00 had betaald, maar dat deze betalingen niet waren geoormerkt. Dit leidde tot de vraag of de vordering van Duijts op Janssen voldoende aannemelijk was. De voorzieningenrechter concludeerde dat Duijts recht had op betaling van € 61.056,03, omdat Janssen de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente niet betwistte. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat Duijts deze niet voldoende had onderbouwd.
In de beslissing werd Janssen veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en werd zij ook veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om betalingsverplichtingen en de bijbehorende documentatie zorgvuldig te beheren, vooral in situaties van liquiditeitsproblemen.