Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de door [A] ingezonden producties
- de door de curator ingezonden productie,
- de mondelinge behandeling op 11 mei 2015
- de door [A] overgelegde pleitnota.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in het verzet tegen de faillietverklaring van de besloten vennootschap [A] B.V. in vereffening. De procedure is gestart door een verzetschrift dat op 1 mei 2015 is ingediend door [A], vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Vles, tegen mr. P.W.M. Broekmans, curator in de faillissementen van [B] en [A] B.V. De rechtbank had eerder op 23 april 2015 het faillissement van [A] uitgesproken op verzoek van Broekmans, die in zijn hoedanigheid als curator het faillissement had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat het faillissement van de aandeelhouder en vereffenaar van [A] niet automatisch leidde tot de conclusie dat de curator in diens plaats trad. Dit betekent dat de faillissementsaanvraag door de curator niet als een eigen aanvraag kon worden beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het rechtsmiddel van verzet tegen een faillissementsvonnis alleen openstaat voor de schuldenaar die niet is gehoord. Aangezien [A] niet op de faillissementsaanvraag is gehoord, is de rechtbank van oordeel dat [A] ontvankelijk is in haar verzet. De rechtbank concludeert dat Broekmans niet bevoegd was om de faillissementsaanvraag namens [A] in te dienen, omdat er geen aandeelhoudersvergadering heeft plaatsgevonden die zijn benoeming als vereffenaar bevestigde. Hierdoor is de faillietverklaring van [A] niet rechtsgeldig.
De rechtbank heeft het vonnis van 23 april 2015 vernietigd en bepaald dat de faillissementskosten en het salaris van de curator ten laste komen van Broekmans, aangezien deze kosten door hem zijn veroorzaakt. De rechtbank heeft deze kosten vastgesteld op nihil. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte.