Overwegingen
1. Eiseres is verpachtster en de maatschap is pachter van een perceel grond, kadastraal bekend als [naam 3], sectie [letter], nummer [nummer], gedeeltelijk, groot 12,5 hectare . Eiseres heeft verweerder (meermaals) verzocht om handhavend optreden jegens de maatschap in verband met het onttrekken van grondwater uit een niet geregistreerde put op genoemd perceel. Aan de weigering tot handhaving heeft verweerder in het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de eigendomssituatie van het betreffende perceel waarop een niet geregistreerde put aanwezig is, niet van belang is en er derhalve geen sprake is van een rechtens relevant belang van eiseres bij het handhavingsverzoek. Nu eiseres volgens verweerder op die grond niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, is onderhavig handhavingsverzoek geen aanvraag in de zin van de Awb, zodat ook geen sprake kan zijn van een besluit in de zin van de Awb.
2. In beroep heeft eiseres aangevoerd op grond van haar eigendomsrecht en haar mede-naamhouderschap belanghebbende te zijn bij het verzoek om handhaving. Verder heeft eiseres betoogd dat het belang aan de zijde van een pachter om te kunnen beschikken over een deugdelijk functionerend pachtobject en de verplichtingen dienaangaande van de verpachter, beheerst worden door het privaat- c.q. het pachtrecht, en niet door het publiekrecht. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder in strijd handelt met het verbod van détournement de pouvoir door zich met het bestreden besluit hierin te mengen. Bovendien kan verweerder volgens eiseres aan de handelingen van de pachter, tegen de wens van eiseres in, geen legitimatie kan ontlenen voor een ambtshalve wijziging van de registratie van de put. Verweerder was naar de mening van eiseres niet bevoegd om ambtshalve de registratie te wijzigen.
3. Bij vonnis van 4 maart 2015 heeft de pachtkamer van deze rechtbank de pachtovereenkomst tussen verpachtster en pachters (de maten van de maatschap) ontbonden en voorts de pachters veroordeeld het gepachte te ontruimen en ontruimd te houden en in goede staat aan eiseres c.q. haar wettelijk vertegenwoordigers, op te leveren met ingang van 1 april 2015, een en ander onder verbeurte van een door pachters hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 2.500,00 per dag of dagdeel dat pachters in gebreke mochten blijven om aan dit vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van € 250.000,00. Verder zijn de pachters veroordeeld om binnen 3 weken na betekening van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de op het gepachte aanwezige, door het waterschap geregistreerde beregeningsputten en wel in die zin dat de registratie enkel ten name van de rechthebbende zal worden voortgezet, zulks op straffe van een door pachters hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat pachters in gebreke mochten blijven om aan deze veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 50.000,00. Dit vonnis is uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
4. Ambtshalve ziet de rechtbank zich geplaatst voor beantwoording van de vraag of eiseres nog een procesbelang heeft bij haar op vernietiging van het bestreden besluit gerichte beroep. Desgevraagd heeft eiseres voorafgaand aan de zitting betoogd dat zij onverminderd procesbelang heeft bij het beantwoord krijgen van de rechtsvraag of verweerder bevoegd is (geweest) om ambtshalve en tegen de uitdrukkelijke wens van eiseres in de registratie van de put te wijzigen. Voorts heeft eiseres betoogd dat zij belang heeft bij een uitspraak mede ook met het oog op een mogelijke aansprakelijkstelling jegens het waterschap.
Daarbij heeft eiseres overigens verklaard dat de pachters hebben aangekondigd hoger beroep tegen voormeld vonnis van de pachtkamer te zullen instellen en dat, hoewel het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, eiseres desgevraagd aan de pachters heeft kenbaar gemaakt het vonnis van 4 maart 2015 -zeker vooralsnog- niet ten uitvoer te brengen (mede ook gezien de grote financiële belangen die in het geding zijn).
5. Zowel met betrekking tot de weigering handhavend op te treden als ten aanzien van de (ambtshalve) wijziging van de registratie van de put, is de rechtbank van oordeel dat eiseres met een vernietiging van het bestreden besluit niet méér kan bereiken dan hetgeen door de pachtkamer in het vonnis van 4 maart 2015 reeds is beslist. De pachters zijn immers veroordeeld met ingang van 1 april 2015 het gepachte te ontruimen en daarmee dus ook het onttrekken van grondwater uit een niet geregistreerde put te beëindigen. Bij een verzoek tot handhavend optreden om datzelfde te bereiken bestaat daarmee geen belang meer.
Verder zijn de pachters veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de betreffende put, zodat daarmee aan de ambtshalve wijziging van de registratie door verweerder een einde komt dan wel de beëindiging bewerkstelligd kan worden. Dat eiseres om haar moverende redenen nog niet overgaat tot executeren van dat vonnis maakt het vorenstaande -juridisch- niet anders.
6. De bestuursrechter is in zijn algemeenheid niet geroepen om zonder concreet en actueel belang principiële rechtsvragen als door de gemachtigde van eiseres opgeworpen, te beantwoorden. De vraag of verweerder bevoegd is (geweest) om ambtshalve en tegen de uitdrukkelijke wens van eiseres in de registratie van de put te wijzigen, levert naar het oordeel van de rechtbank geen concreet en actueel belang op. Voor zover eiseres heeft betoogd schade te hebben geleden ten gevolge van het handelen van het Waterschap, is de rechtbank van oordeel dat eiseres met de loutere stelling nog niet het begin van enige onderbouwing van schade heeft geleverd, zodat schade als rechtstreeks gevolg van het bestreden besluit, bestaande uit de ambtshalve registratie, niet aannemelijk is gemaakt.
7. Nu het procesbelang aan het beroep is komen te ontvallen, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard en bestaat er voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.