ECLI:NL:RBLIM:2015:4010

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
03/018424-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en bedreiging na incident met auto

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en bedreiging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 2 januari 2012, waarbij de verdachte met zijn auto achteruit reed in de richting van het slachtoffer, een beveiligingsmedewerker. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel camerabeelden aantonen dat de verdachte met zijn auto achteruit reed, er onvoldoende bewijs was dat hij dit deed met de intentie om het slachtoffer te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier van justitie en de verdediging pleitten beide voor vrijspraak, waarbij de verdediging aanvoerde dat de snelheid van de auto niet zodanig was dat er een aanmerkelijke kans op letsel bestond. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet of dreiging, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om intentie en de perceptie van dreiging.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/018424-13
Datum uitspraak : 12 mei 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte].

1.Het onderzoek van de zaak

Op 3 april 2014 is de zaak op een terechtzitting van de politierechter aangebracht. De zaak is vervolgens door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.
De zaak is op 28 april 2015 inhoudelijk behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. Op deze zitting heeft de rechtbank gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo.

2.De tenlastelegging

De - ter terechtzitting gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel (subsidiair) heeft geprobeerd aan haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (meer subsidiair) haar heeft bedreigd door met een auto met hoge snelheid op haar in te rijden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. Volgens hem kan op basis van de zich in het dossier bevindende camerabeelden niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge van zijn handelen zou overlijden of dat hij haar zwaar wilde verwonden. Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd, nu uit de camerabeelden niet blijkt dat verdachte zijn auto als dreigmiddel heeft gebruikt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat op basis van de zich in het dossier bevindende camerabeelden niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge van zijn handelen zou overlijden dan wel dat hij aan haar zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. In dit kader acht de raadsman van belang dat het voertuig vanuit stilstand niet een zodanige snelheid kan bereiken binnen de gegeven afstand dat hiermee de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de gedraging van verdachte zou kunnen leiden tot het overlijden van [slachtoffer] of tot zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd. Er was sprake van een normale verkeersmanoeuvre.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 3 januari 2012 deed [slachtoffer] aangifte van een strafbaar feit. Op
2 januari 2012 had zich een incident voorgedaan op het bedrijfsterrein van [bedrijfsnaam]. [slachtoffer], die daar als beveiligingsmedewerker werkzaam was, verklaarde dat zij zag dat een bestuurder zijn personenauto parkeerde op een gereserveerde parkeerplaats. Zij is vervolgens naar de bestuurder van deze auto toe gelopen en heeft hem meermalen verzocht zijn auto op een vrije parkeerplaats te parkeren. Dit weigerde de bestuurder. Daarop nam [slachtoffer] contact op met de meldkamer, waarna de bestuurder in zijn auto stapte en achteruit reed. [slachtoffer] was op dat moment nog in gesprek met de meldkamer en stond achter de auto. Zij kon voorkomen dat ze werd aangereden door een stap opzij te zetten.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 januari 2012 door een beveiligingsmedewerker werd aangesproken met het verzoek om het bedrijfsterrein te verlaten. Hij is vervolgens in zijn auto gestapt, is achteruit gereden en heeft het bedrijfsterrein vervolgens verlaten. Verdachte ontkent dat hij met hoge snelheid achteruit is gereden.
Dit feitencomplex is aan verdachte ten laste gelegd als een poging tot doodslag dan wel een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel als bedreiging. De rechtbank dient dan ook vast te stellen of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van
[slachtoffer] of dat hij haar in ieder geval zwaar wilde verwonden dan wel dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd. Om dit te kunnen beoordelen, is onder meer van belang om te weten op welke plek [slachtoffer] stond ten opzichte van de auto van verdachte op het moment dat verdachte achteruit reed en hoe hoog de snelheid van de auto van verdachte was op het moment dat hij in de richting van [slachtoffer] reed.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze factoren slechts aan de hand van de zich in het dossier bevindende camerabeelden kan beoordelen. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn namelijk niet consistent. Vlak na het incident heeft [getuige 1] verklaard dat de afstand tussen haar en [slachtoffer] circa 25 meter bedroeg. Bijna 2,5 jaar later verklaart deze getuige bij de rechter-commissaris dat de afstand tussen de 10 en 15 meter bedroeg. Getuige [getuige 2] heeft aanvankelijk verklaard dat de afstand tussen hem en [slachtoffer] circa 30 meter bedroeg; uit de latere verklaring volgt een afstand van circa 20 meter. Voorts hebben beide getuigen na het zien van de camerabeelden bij de rechter-commissie verklaard dat [slachtoffer] op een andere plek stond dan zij zich herinnerden, namelijk
links achter de autoin plaats van
rechts achter de autoop het moment dat verdachte achteruit reed. Bovendien stond [slachtoffer] op een grotere afstand achter de auto dan zij zich herinnerden. Weliswaar heeft [slachtoffer] in haar verhoor bij de rechter-commissaris volhard in haar aangifte en heeft zij verklaard dat zij achter de auto stond en moest wegspringen, maar zij is dan minder stellig dan ten tijde van haar aangifte. Verdachte heeft bovendien ontkend dat hij opzettelijk of met hoge snelheid op [slachtoffer] is ingereden.
De camerabeelden zijn door de politie bekeken en beschreven. Ook ter terechtzitting zijn de beelden bekeken. De rechtbank heeft toen waargenomen dat een in het donker geklede persoon - klaarblijkelijk [slachtoffer] - op het moment dat verdachte in zijn auto stapt, op ongeveer 5 à 6 passen achter deze auto stond. Op het moment dat verdachte achteruit rijdt, is te zien dat [slachtoffer] een stap naar links zet. Nadat verdachte achteruit is gereden, loopt [slachtoffer] via de voorzijde van de auto naar de rechterkant van de auto. Zij blijft vervolgens rechts van de auto staan. Op het moment dat verdachte vooruit rijdt, lijkt
[slachtoffer] naar de bestuurderszijde van de auto van verdachte toe te lopen.
De rechtbank stelt op basis van de camerabeelden vast dat verdachte vanuit stilstand links achteruit is gereden in de richting van [slachtoffer] die zich op dat moment op ongeveer 5 à 6 passen links achter de auto van verdachte bevond. Op basis van de camerabeelden kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte bewust en met een zodanige snelheid op [slachtoffer] is ingereden dat er - op zijn minst - sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Evenmin kan de rechtbank vaststellen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd. Op basis van de camerabeelden stelt de rechtbank namelijk vast dat [slachtoffer], nadat verdachte achteruit is gereden, hiervan niet lijkt te schrikken. Sterker nog: op het moment dat verdachte, nadat hij achteruit is gereden, weer vooruit rijdt, lijkt [slachtoffer] in de richting van de bestuurderszijde van de auto van verdachte te lopen. Bij [slachtoffer] was dus klaarblijkelijk niet de redelijke vrees ontstaan dat zij door het achteruit rijden van verdachte daadwerkelijk dodelijk of zeer ernstig zou worden verwond, hetgeen wel een vereiste is voor een veroordeling ter zake bedreiging.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 mei 2015.
Buiten staat:
mr. Hamers-Aerts is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
De verdachte staat, na wijziging van de tenlastelegging, terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 02 januari 2012, in de gemeente Venray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van zijn, verdachtes auto, vol gas, althans met hoge snelheid op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 2 januari 2012, in de gemeente Venray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van zijn, verdachtes auto, vol gas, althans met hoge snelheid op die [slachtoffer] is ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voornoemen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 2 januari 2012, in de gemeente Venray, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk als bestuurder van zijn, verdachtes auto, vol gas, althans met hoge snelheid op die [slachtoffer] ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer]
gereden.