4.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Feiten 1 en 2
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 5 december 2013 houdt onder meer in:
Aan mij, verbalisant, werd een compactdisc verstrekt met daarop twee geluidsfragmenten. Het eerste geluidsfragment was voorzien van de volgende naam: 20131202-133656-97092-01-00.wav
Dit betrof een geluidsfragment van de eerste melding bij de alarmcentrale van de politie meldkamer in Venlo die werd gedaan met betrekking tot een incident dat plaatsgevonden had in Posterholt op de [adres 1] Hieronder volgt een woordelijk verslag van de inhoud van deze melding. Hierbij staat de ‘V:’ voor een opmerking, antwoord of vraag van de medewerker van de meldkamer en de ‘A:’ voor een opmerking, antwoord of vraag van de melder.
“V: Alarmcentrale politie.
A: Hele goeie dag, u spreekt hier met [naam] (phonetisch). Ik zou graag een inbraak
willen melden in Posterholt op de [adres 1]
(Opmerking verbalisant; tikkend geluid op achtergrond van typen, vermoedelijk door
de medewerker van de meldkamer)
V: [adres 1]... Eventjes een melding maken. [adres 1] Wat is er precies gebeurd
dan? U komt thuis en ontdekt dat?
A: Sorry meneer, ik versta u niet.
V: Ja, u bent net thuis gekomen en u heeft ontdekt dat er is ingebroken begrijp ik?
A: Dat correct.
V: Ok, even kijken, uw naam was?
A: [naam] (phonetisch)
V: Dat is uw achternaam?
A: [achternaam].
V: Ok, goed ik stuur een auto uw kant op, die komen het even opnemen.
A: Ok.
V: Goed zo, daag.”
Het stam proces-verbaal [verbalisant 2] van 11 februari 2014 houdt onder meer in:
Melding inbraak [adres 1] door [naam]
Op 2 december 2013 omstreeks 13.36 uur wordt er bij de meldkamer van de politie melding gedaan van een inbraak in de woning aan de [adres 1]. De melder noemt zich [naam].
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 april 2015 verklaard –zakelijk weergegeven–:
Onder de naam [naam] heb ik op 2 december 2013 een melding gedaan van een inbraak op het adres [adres 1]. Op diezelfde dag heb ik met betrekking tot deze inbraak een MMA-melding gedaan.
Het geschrift inhoudende een ‘Meld Misdaad Anoniem’-melding:
Datum melding: 2-12-2013
Criminaliteitsklasse: Inbraak woning
Melding: Onlangs (mogelijk in de nacht van 1 op 2 december) is ingebroken op het adres [adres 1]. Bij de inbraak is een persoon (waarschijnlijk de bewoner van het pand) opgesloten in de kelder. Het is mogelijk dat deze persoon daar nog steeds opgesloten zit.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 16 mei 2014 houdt onder meer in:
Door mij [verbalisant 2] werd de printlijst met verkeersgegevens van het gsmnummer van [verdachte] bekeken. Ik [verbalisant 2] zag dat op 2 december 2013 te 16.39.54 uur naar het nummer 0800-700 was gebeld. Dit betreft het nummer van Meld Misdaad Anoniem (MMA).
Getuige [getuige 1] heeft op 2 december 2013 onder meer verklaard:
Op maandag 2 december 2013, tussen 14.30 uur en 14.45 uur, was ik bij mijn broer in de woning. Dat is aan de [adres 2], gemeente Roerdalen. Ergens tussen 14.30 uur en 14.45 uur ben ik toen met mijn broer via de achterdeur naar buiten gelopen. Dan kom je op de oprit. Die oprit ligt links van de woning, gezien vanuit de openbare weg. Vanuit die oprit heb je zicht op de achterzijde en de tuin van [adres 1] Tussen[adres 2] en[adres 1] ligt geen andere woning. Toen ik op de voornoemde oprit stond, kort bij de achterdeur, hoorde ik een vrouwenstem roepen. Ik hoorde dat er ‘help’ werd geroepen. Ik dacht dat het de buurvrouw van nummer [adres 1] was die ‘help’ riep en dacht dat zij misschien gevallen was. Zij is namelijk een oude vrouw. Het leek mij dat het geroep uit de woning [adres 1] kwam, want het geluid kwam uit die richting. Mijn broer en ik zijn toen via de achterzijde van die woning naar binnen gegaan. Ik hoorde dat er nog steeds ‘help’ werd geroepen. Ik ben toen in de woonkamer en de keuken geen zoeken, maar ik zag niemand. Ik hoorde toen een stem roepen: ‘Ik ben in de kelder’, of woorden van gelijke strekking. Ik ging naar de kelderdeur en probeerde die open te maken. Echter de deur ging niet open. Ik zag toen dat het nachtslot, dat aan de buitenzijde van de kelderdeur zit, gesloten was. Je kunt dan de deur vanuit de kelder gezien niet openen. Ik haalde het slot eraf en opende de kelderdeur. Ik zag dat het licht in de kelder brandde. Ik zag [slachtoffer 1] zitten onder aan de trap. [slachtoffer 1] zat met haar rug naar de trap toe. Ze zat met haar benen op de grond, recht voor haar uit. [slachtoffer 1] zat met haar rug en met de achterzijde van haar hoofd tegen de trap aan. Ik verstond dat [slachtoffer 1] zei: ‘Ik ben gevallen’. Echter later realiseerde ik mij dat [slachtoffer 1] eigenlijk had gezegd: ‘Ik ben overvallen’. Ik was op het moment dat ik [slachtoffer 1] aan de keldertrap zag zitten dus nog in de veronderstelling dat [slachtoffer 1] gevallen was. [slachtoffer 1] vroeg of ik een schaar kon halen. Ik begreep niet waarom, maar ik heb toen een schaar uit de keuken gehaald. Ik heb die schaar toen aan mijn broer gegeven, die ook bij [slachtoffer 1] was. Ik ben vervolgens terug naar de woning van mijn broer gegaan om een dokter te bellen. Ik was nog steeds in de veronderstelling dat [slachtoffer 1] gevallen was. Ik ben vervolgens weer terug naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan. Daar hoorde ik pas dat [slachtoffer 1] zei dat ze overvallen was. Ik heb toen meteen 112 gebeld.
Getuige [getuige 2] heeft op 2 december 2013 onder meer verklaard:
Op maandag 2 december 2013 omstreeks 14:35 uur zei mijn zus tegen mij dat de buurvrouw van nummer 6 aan het schreeuwen was. Ik liep vervolgens samen met mijn zus naar de woning van mijn buurvrouw M. [slachtoffer 1] aan de [adres 1]. Ik zag dat de buurvrouw onder aan de trap, op de grond in de kelder lag. Ze zei: “Ze hebben mij overvallen.” Ik zag dat de handen van mijn buurvrouw, ter hoogte van haar onderrug, vast waren gemaakt met behulp van een witte tyrap. Ik heb de tyrap met een schaar losgeknipt.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 2 december 2013 om 16.05 uur onder meer verklaard:
Ik wil aangifte doen van een overval op mijn woning. Ik woon in de vrijstaande woning welke is gelegen aan de [adres 1], gelegen in de gemeente Roerdalen.
Ik ben 81 jaar oud.
Op maandag 2 december 2013, omstreeks 09.45 uur, hoorde ik de voordeurbel gaan. Ik
liep naar voren en opende de voordeur. Ik zag een man staan. Ik hoorde dat de man zei
dat hij de meterstanden van het gas, water en elektra wilde opnemen. De man was alleen.
We gingen eerst naar de meter. Deze bevindt zich nabij de voordeur. Ik zag dat de
man inderdaad de meterstanden van het gas en elektra opschreef. Toen hij klaar was heb ik hem de kelder gewezen. In de kelder bevindt zich de watermeter. Ik bleef boven staan terwijl de man de keldertrap naar beneden liep. Toen de man beneden was zei hij dat hij de watermeter niet kon aflezen. Omdat hij geen zaklamp bij zich had bood ik hem een zaklamp aan. In de kelder is summiere verlichting aanwezig die ik had ontstoken. Vervolgens pakte ik mijn zaklamp welke op de aanrecht van de bijkeuken stond. Met de zaklamp liep ik de keldertrap af. Met de zaklamp in de hand liep ik naar de watermeter en verlichtte deze. De man stond naast mij en noteerde de stand van de watermeter. Ik draaide mij om en liep richting de keldertrap. De man liep achter mij. Plotseling voelde ik dat ik van achteren bij de nek werd gegrepen. Ik hoorde dat de man riep: “Dit is een overval!”; Ik voelde dat de man mij met kracht op de grond wierp. Ik viel recht op mijn aangezicht en op mijn nieuwe linkerknie. Ik voelde direct hevig pijn. Ik voelde dat de man met kracht en zonder mededogen mijn beide armen achter mijn rug bracht. Ook dit deed enorme pijn. Toen beide armen achter mijn rug waren werden mijn polsen door de man gekneveld. Ik werd met bindbandjes oftewel tie wraps. Ik heb geen bindbandjes in huis dus de man moet die hebben meegenomen. Hij trok de bindbandjes strak aan. Ik hoorde de man vragen: “Waar is je goud en je geld?” Ik zei hem dat ik dat niet had. Vervolgens hoorde ik dat de man naar boven liep. Ik hoorde hem op de verdieping boven mij lopen. Ik hoorde de man weer naar beneden komen. Hij vroeg: “Waar is je goud?”. Ik antwoordde hem nogmaals dat ik dat niet had. Ik kon de man niet goed zien omdat ik op mijn buik lag. Ik kon mij niet verplaatsen omdat mijn polsen zo strak gebonden waren. Ik hoorde dat de man voor de tweede maal naar boven liep. Ik hoorde de man weer boven lopen. Even later kwam hij weer naar beneden. Toen de man weer in de kelder was zette hij een zwart/wit gemêleerd doosje en een zwart doosje op de grond. In dat zwart/wit doosje bewaar ik een setje oorbellen. In het zwarte doosje zaten 2 stellen oorbellen. Ook 2 gouden armbanden legde hij naast mij neer. Toen dacht ik: “Oh God oh God!”. Ik wist toen dat hij mijn sieraden had ontdekt die
ik had opgeborgen in de kast van de keuken. Ik zag dat hij ook mijn zwarte lederen beurs en het zwarte mapje met daarin mijn kentekenbewijs, rijbewijs en identiteitskaart, naast mij neerlegde. De man zei helemaal niets. Even later zag ik dat de man de beurs oppakte en 50 euro in coupures van tweemaal 20 euro en eenmaal 10 euro uit mijn beurs haalde. Ik zag dat hij dit geld in de linker zak van zijn jas stopte. Ik zag dat hij vervolgens de juwelen pakte en deze ook in zijn linker jaszak stopte. Ik zag dat de man mijn zwarte lederen beurs pakte en mijn bankpas eruit haalde. Hij vroeg mij: “Wat is de pincode”. Dit zei hij kortaf en op gebiedende wijze. Ik zei dat ik de pincode niet ging afgeven. Ik zei hem dat hij mijn goud al had. Vervolgens hoorde ik de man, opnieuw en op bevelende wijze zeggen: “Wat is je pincode?”. Ik zei dat mijn pincode “[code]” was. Ik hoorde dat de man mij vroeg of dat wel klopte? De man gaf mij de opdracht om de pincode te herhalen. Ik zei: “De pincode is [code]!”. Ik hoorde de man zeggen: “Als dat niet klopt ben ik zo terug”. Om zijn woorden kracht bij te zetten zag ik dat hij zijn rechterhand naar zijn rechter jaszak bracht. Ik zag dat hij zijn hand in deze jaszak stopte en er een voorwerp uithaalde gelijkend op een “revolver”. Ik zag een “zwart rondje”.
- Opmerking verbalisant: Aangeefster doelde op het uiteinde van de loop. –
Meer kon ik niet zien van dat voorwerp omdat hij dit tegen zijn heup aandrukte. Ik dacht: “God oh God! Hij heeft een revolver!” Het was niet zo’n grote. Hij lijkt op uw pistool qua grootte en zo ondanks dat ik de zijne niet helemaal heb gezien. Ik was toen erg bang!
Ik hoorde de man toen zeggen: “Als het niet klopt met de pincode dan kom ik terug en
dan schiet ik je kapot!” Ik schrok daar heel erg van. Ik zei de man dat de pincode klopte. De man zei niets en vertrok. Ik hoorde hem de keldertrap oplopen. Ik hoorde dat hij de kelderdeur afsloot. Ik hoorde hem de voordeur dichtslaan en concludeerde dat hij weg was.
Op maandag 2 december 2013, omstreeks 14.30 uur, hoorde mijn buurvrouw mijn hulpgeroep. Kort daarna werd ik bevrijd door de buren.
Door verbalisant werd tijdens het opnemen van de aangifte enig letsel geconstateerd
aan neus en beide armen.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 4 december 2013 onder meer verklaard:
- 50 Euro in coupures van 2 x 20 euro en 1 x 10 euro;
- 1 Rabopas van het rekeningnummer 14.23.92.944 ten name van[slachtoffer 1]
;
- Zilverkleurig horloge met een langwerpig uurwerk, analoog met een geschatte waarde van
80 euro. Dit horloge zat gisteren om mijn pols en werd verwijderd door de man;
- 1 Zilverkleurig horloge met een rond uurwerk, analoog met een geschatte waarde van 30
euro. Dit horloge lag in de keuken op de kast;
- 1 Goudkleurig horloge van het merk Prisma, voorzien van een langwerpig uurwerk.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 15 december 2013 onder meer verklaard:
Afgelopen week heb ik op de bovenverdieping wat opgeruimd en gedaan en toen kwam ik tot de ontdekking dat de overvaller toch meer heeft meegenomen dan ik in eerste instantie dacht. Op mijn slaapkamer heb ik een wastafel. Uit een lade van die wastafel heeft de overvaller 2 korte double kettingen weggenomen. Tevens is er ook een parelketting weg. Tevens mis ik nu uit de lade van het kastje op de overloop twee zilveren kettingen.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 18 december 2013 onder meer verklaard:
Ik heb net de kast gecontroleerd waar het kistje zou moeten staan. Het kistje is echter weg. Dat was een klein groen geldkistje.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 15 januari 2014 houdt onder meer in:
Op 17 december 2013 vond een doorzoeking plaats in de woning, [adres verdachte].
Bij deze doorzoeking werd een schrijfmap aangetroffen. Zie bijgevoegde foto 1.
Op drie bladzijden van deze schrijfblok stond het scenario omtrent de overval Posterholt gepleegd op 2 december 2013 omschreven, alsmede een mogelijke oplichting te Weert.
Van deze drie bladzijden zijn kopieën gemaakt en als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
1. foto
2 t/m 4 kopieën a4 bladzijden uit schrijfblok
Verdachte: [verdachte] (man), [geboorteplaats].
Op de bladzijden van het hiervoor vermelde schrijfblok staat de volgende handgeschreven tekst:
aanbellen voorstellen metstandopnamen
Binnen komen mogelijkheid creëren
haar vast te grijpen Bij der mond en kalm op haar inpraten dat ze mee moet werken
en dat ik alleen voor het geld kom en
binnen 5 minuten weer weg ben
op de grond leggen op de buik
handen vast binden en benen
en eventueel mond dicht plaken met
band koort of plakband
juwelen van haar lighaam verwijderen
dan naar boven de rest van haar juwelen
pakken en op bergen
vervolgens haar handtas met geld nemen
bankpasjes naar pincode vragen
en duidelijk maken dat ze de juiste
geeft want anders kom ik terug
en dan zit ze met een grooter probleem
is dat gelukt via de voorkant naar buiten
richting de bank geld pinnen
met pet op en muts van de regenjas
en sjaal bedekken van het gezich
taxi bellen
naar roemond reisen
naar de tweede bank geld pinnen
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 april 2015 verklaard –zakelijk weergegeven–:
De tekst, zoals zichtbaar op bladzijde 198 tot en met 201 van het dossier, is door mij geschreven.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 4 februari 2014 onder meer verklaard:
Ik weet, dat er een map is gevonden met mijn naam op. Ik heb die map gezien, die
had de overvaller in zijn hand.
Ik verbalisante toonde aangeefster de groene map, welke bij de [verdachte] is
inbeslaggenomen.
Als u mij deze map toont, dan is dat precies dezelfde kleur als de map die de overvaller bij zich had, dezelfde groenkleurige stof.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 4 februari 2014 houdt onder meer in:
Door mij [verbalisant 2] werd de cd met daarop onder andere de foto’s afkomstig van de gsm van de [verdachte] bekeken. Hierbij trof ik enkele foto’s aan die volgens het bestand gemaakt waren op 17 november 2013. Ik [verbalisant 2] zag dat de [verdachte] een foto van zichzelf had gemaakt via een
spiegel. Gezien het interieur wat ik op die foto zag, was deze foto gemaakt in de kapsalon die onder zijn kamer, die hij huurde, was gelegen. Ook zag ik, [verbalisant 2], dat op een tafel die naast de [verdachte] stond een presentatiemap lag. Op deze map lagen sleutels. De presentatiemap had dezelfde
kleur en vormgeving als de presentatiemap die de [verdachte] op 2 december 2013 had gevonden. Na die datum had de verdachte deze map zelf in gebruik genomen.
Gezien deze foto had de [verdachte] echter een dergelijk presentatiemap reeds op 17 november 2013 ter beschikking.
Door de medewerker van de digitale expertise was vastgesteld dat ten tijde van het onderzoek aan de gsm van [verdachte], de tijd en datum van de gsm nagenoeg conform stond aan de daadwerkelijke datum en tijd. Indien een foto wordt gemaakt en opgeslagen wordt tevens de vermelding van datum maken opgeslagen en is deze zichtbaar.
Als bijlage worden hierbij gevoegd:
1: fotoblad presentatiemap inbeslaggenomen onder Geuskens,
2: foto’s aangetroffen op de gsm van [verdachte],
3: foto waarop tevens de presentatiemap op zichtbaar is,
4: vergroting van de map te zien op foto bijlage 3.
Verdachte [verdachte] (man),[geboorteplaats].
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 april 2015 verklaard –zakelijk weergegeven–:
Ik heb de foto’s gemaakt, zoals zichtbaar op bladzijde 210 en 211 van het dossier.
[getuige 3] heeft op 4 februari 2014 onder meer verklaard:
U toont mij 3 foto’s. Deze foto’s zijn in mijn kapsalon genomen. Dat kan ik zien aan de inrichting die op de foto’s staat. Op de foto’s zie ik [verdachte] staan die kennelijk van zich zelf een foto heeft gemaakt via de spiegel. (Opmerking verbalisant, ik toonde aan getuige bijlage 2 en 3)
U wijst mij op een foto een map aan die op een toonbank ligt. (Opmerking verbalisant, ik toonde de getuige bijlage 3)
Dat is de map die u mij tijdens het vorige verhoor hebt laten zien. Deze schrijfmap is absoluut niet van mij. Er is ook niet door een van mijn klanten aangegeven dat deze een schrijfmap in mijn zaak had laten liggen. Ik zie dat op die map nog iets ligt. Dat lijkt wel de sleutels die u mij de vorige keer hebt teruggegeven. Deze sleutels waren van [verdachte] om in zijn kamer te komen.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot het door verdachte geschetste alternatieve scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting –zakelijk weergegeven– verklaard dat hij onder de naam [naam] op 2 december 2013 bij de politie telefonisch melding heeft gedaan van een woninginbraak op het adres van aangeefster en dat hij later diezelfde dag tevens een MMA-melding heeft gedaan. Als verdachte ermee geconfronteerd wordt dat op het moment van die meldingen mevrouw [slachtoffer 1] nog gekneveld in de kelder lag en zij nog geen aangifte had gedaan en dus alleen de dader wist wat er in die woning was gebeurd, verklaart verdachte dat hij niet degene was die de overval gepleegd had. Hij stelt namelijk dat hij van de overval wist doordat hij na de overval maar voordat mevrouw [slachtoffer 1] gevonden werd een tas met inhoud in een steeg in Posterholt vond. In de tas bevond zich naar zijn zeggen onder andere een deels slecht leesbare, deels in de Engelse taal geschreven brief met daarin het scenario van de onderhavige woningoverval, welke brief hij deels in het Nederlands had vertaald. Uit de inhoud van die brief concludeerde hij dat op het adres van aangeefster een woninginbraak was gepleegd waarbij het slachtoffer in de kelder was opgesloten. Verdachte verklaart dat hij dat originele geschrift heeft weggegooid.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op 2 december 2013 omstreeks 10.00 uur in Posterholt was gearriveerd bij de woning van een vrouw van lichte zeden met wie hij een afspraak had. Hoewel deze vrouw van lichte zeden hem mogelijk een alibi zou kunnen verschaffen heeft verdachte desgevraagd verklaard er bewust voor te kiezen haar naam niet te noemen. Naar eigen zeggen, omdat hij haar buiten deze strafzaak wenst te houden. Verder heeft hij verklaard dat hij de eerdergenoemde tas met inhoud had gevonden vlak nadat hij omstreeks 10.30 uur de woning van deze vrouw noodgedwongen had verlaten vanwege de onverwachte thuiskomst van haar echtgenoot. De inhoud van de tas heeft hij weggegooid, met uitzondering van de schoenen en de map die zich daarin bevonden.
De rechtbank overweegt dat uit de hierboven omschreven meldingen van 2 december 2013 door verdachte blijkt dat verdachte op het moment van die meldingen wist op welk adres de woninginbraak was gepleegd en dat het slachtoffer vastgebonden in de kelder lag. In de door verdachte geschreven scenario (zie tekst op pagina 199 tot en met 201 van het dossier), dat naar zijn zeggen een vertaling is van de gevonden brief, staat echter geen adres van aangeefster en staat evenmin vermeld dat het slachtoffer zich in de kelder bevond. Dit terwijl de brief volgens verdachtes verklaring, de bron van zijn wetenschap van de woninginbraak zou zijn.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte weigert nadere gegevens te verstrekken omtrent de vrouw van lichte zeden die hij op 2 december 2013 omstreeks 10.00 uur te Posterholt naar eigen zeggen zou hebben bezocht. Indien dit bezoek op waarheid berust, zou het verschaffen van genoemde nadere gegevens, verdachte wellicht een alibi kunnen verschaffen. Verdachte laat dit echter naar eigen zeggen bewust na, enkel en alleen omdat hij haar buiten deze zaak wenst te houden. Toen verdachte hierover meermalen expliciet werd bevraagd en hem door de rechtbank werd voorgehouden dat dit wellicht een ander licht op de zaak zou kunnen werpen heeft verdachte aangegeven hierover geen uitleg te geven. Ter verificatie van het aangevoerde alternatieve scenario moeten er tenminste enige concrete aanknopingspunten worden gegeven. Dat is naar het oordeel van de rechtbank op dit punt niet gebeurd.
De verklaring van verdachte dat het door hem geschreven scenario van de overval een samengevatte vertaling betrof van een door een ander (de dader) geschreven geschrift, acht de rechtbank eveneens onaannemelijk. Als het is gegaan zoals verdachte verklaart, zou het onlogisch zijn om het bewijs daarvan (het origineel) te vernietigen.
Ten slotte acht de rechtbank de verklaring van verdachte over het vinden van onder andere de map met daarin het scenario ongeloofwaardig. De verklaring van verdachte op dit punt wordt ontkracht doordat op het telefoontoestel van verdachte foto’s (selfies) van 17 november 2013 zijn gevonden, waarop duidelijk zichtbaar een map ligt die zeer sterkt lijkt op de map die bij verdachte is gevonden. De rechtbank vindt het ongeloofwaardig dat verdachte de in zijn woning aangetroffen map, die volgens aangeefster precies dezelfde kleur heeft (groen) en van hetzelfde materiaal is gemaakt (van stof) als de map die de overvaller bij zich had en waarin zich ten tijde van het aantreffen in verdachtes woning de brief bevond inhoudende het scenario van de woningoverval, pas in zijn bezit had sinds 2 december 2013 na de beweerdelijke vondst in de steeg. Op foto’s (pagina 210 tot en met 212 van het dossier), die zijn genomen in de kapsalon onder de woning van verdachte op 17 november 2013, is verdachte namelijk zichtbaar met op de achtergrond een map die zeer sterk lijkt op de map die in zijn woning is aangetroffen. Daarnaast heeft de verhuurster van verdachtes woning, die tevens eigenaresse is van de onder de woning gelegen kapsalon, verklaard dat de op de foto’s zichtbare map niet van haar is. Voorts heeft zij verklaard dat de op de foto’s zichtbare sleutels van verdachte zijn.
Gelet op bovenomschreven omstandigheden stelt de rechtbank het door verdachte geschetste alternatieve scenario als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verweer van de raadsman dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van zijn daderschap wordt verworpen.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 2 augustus 2013 onder meer verklaard:
Ik doe namens mijzelf en mijn zaak [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 3], aangifte van oplichting.
Dinsdag 30 juli 2013 kwam een man mijn zaak binnen en vertelde dat hij als collectant onderweg was om sponsoren te vinden. Hij was in dienst van de [stichting 1]. Deze stichting heeft zich tot doel gesteld om gelden in te zamelen voor verschillende goede doelen. Als tegenprestatie van de [stichting 1] kon men dan entreekaarten krijgen, voor de Efteling, Walibi of wellness. Per inleg van 15 euro kreeg men dan voor 2 personen een entreekaart. Voor elke 15 euro kreeg men een brief met een persoonlijke code. Via internet kon men deze code activeren en zelf zijn/haar keuze maken. Deze persoon vertelde eveneens dat dit het 2e jaar was dat deze actie liep. Het eerste jaar was zo succesvol geweest dat men had besloten om hier verder mee te gaan. Ik ben op zijn aanbod ingegaan en heb een inleg gedaan van 4 keer 15,00 Euro. Ik kreeg een korting van 5 Euro. Daar ik 4 keer een inleg had gedaan kreeg ik 4 brieven in een envelop. Deze persoon maakte een envelop open om mij te laten zien hoe het een en ander werkte. Naderhand heeft mijn zoon de resterende enveloppen opengemaakt en toen zagen wij dat de brieven in deze enveloppen allemaal dezelfde code hadden. Via internet hebben wij, mijn zoon en ik, getracht [stichting 1] te vinden. Dit lukte niet wel kregen wij de naam [stichting 3], zonder koppelteken. Dit bleek een kinderopvang te zijn.
Als ik had geweten dat deze stichting: [stichting 1] niet bestond was ik deze keer niet met deze persoon in zee gegaan. Ik overhandig u hierbij de 4 brieven en de kwitantie die ik heb ontvangen van de betreffende man.
Korte opmerking verbalisant
Bij dit pv wordt als bijlage bijgevoegd:
4 brieven van [stichting 1]
1. kwitantie nummer 33/07/2013
ontvangen van: [stichting 1]
bedrag van 55, - Euro
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft op 2 augustus 2013 onder meer verklaard:
Zij deed aangifte namens zichzelf en de benadeelde
Naam : [bedrijf 2]
Adres : [adres 4]
en verklaarde het volgende:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben de eigenaar van ‘[bedrijf 2], gelegen aan het [adres 4]. Afgelopen dinsdag 30 juli 2013, kwam tussen 14.20 uur en 14.30 uur een man de winkel binnen gelopen. De man vroeg in Nederlandse taal of ik een donatie van 15 euro wilde doen op een van de fondsen die genoemd werden in een bijgevoegd formulier. (formulier is als bijlage bijgevoegd) De man zei dat ik een persoonlijke code ontving die ik vervolgens via de computer moest activeren. Na de activatie zou ik zelf een fonds kunnen kiezen waar ik de donatie van 15 euro aan gaf.
Nadat ik de 15 euro aan de man gegeven had zei de man dat ik een tegoed bon zou ontvangen van 120 euro voor een attractie zoals Wallibie, Efteling of Thermae 2000.
Meteen daarna ging de man achter zijn laptop zitten en ik zag dat hij op zijn laptop bepaalde gegevens invulde. Nadat de man klaar was met het invullen van de gegevens zei hij dat ik een uurtje moest wachten om mijn persoonlijke code kon gebruiken.
Die avond, hoorde ik van mijn dochter dat een bericht op facebook stond welke refereerde aan de man die in de winkel geweest was. Op dat moment kwam ik erachter dat het de zelfde man was die in de winkel geweest was.
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft op 8 oktober 2013 onder meer verklaard:
Ik doe aangifte van oplichting door een manspersoon die zich opgeeft als medewerker van de [stichting 3]. Op zaterdag 05 oktober 2013, was ik werkzaam in mijn winkel genaamd [bedrijf 3], [adres 5]. Diezelfde dag omstreeks 13.30 uur kwam een manspersoon de winkel binnen die zich voor voorstelde [verdachte] van de [stichting 3], [adres 6]. Deze gaf aan dat hij uit naam van de [stichting 3] een sponsoren zocht. Daarbij liet hij ook een pasje van [stichting 3] zien. Daarop stonden ook de goede doelen die zij sponsoren, oa KiKa, Nierstichting, Kankerstichting etc. Sponsoren kon vanaf een bedrag van 15,-euro. Voor dit bedrag kreeg je dan een 2 kaartje voor een dagje uit. Je kon kiezen uit Welness, pretpark etc. Ik vond wel dat ze heel wat weggaven voor dat bedrag, maar ja het was voor een goede doel, dus ik dacht dan sponsor ik wel een bedrag. Ik heb een bedrag van 65,00 euro gesponsord. [verdachte] schreef een kwitantie uit en ik gaf hem vijfenzestigeuro (65,00) euro. [verdachte] zei dat ik vandaan nog binnen twee uur nadat hij het op hoofdkantoor had doorgegeven een mail zou krijgen met daarop hoeveel vouchers ik zou ontvangen. Via de mail die ik dan zou krijgen van de stichting, kon ik dan aangeven naar welk goed doel mijn sponsor zou gaan. Echter kreeg ik hellemaal geen mail en heb vervolgens telefonische contact opgenomen met [stichting 3]. Deze waren niet bereikbaar, omdat het weekend was.
Vervolgens heb ik [verdachte] op zijn mobiel gebeld, echter kreeg ik alleen zijn voicemail te horen. Vervolgens heb ik op maandag 07 oktober 2013, in de ochtend met de [stichting 3] gebeld. Deze vertelde mij dat er reeds vijftien slachtoffers van oplichting waren, gepleegd door deze [verdachte]. Zij sloegen alleen aan op de omschrijving van de oplichter, echter hadden zij nog geen naam van hem. [verdachte] had als adres op de kwitantie, [adres 6] ingevuld. Ik heb dat adres gecontroleerd, echter op dat adres staat geen [stichting 3] ingeschreven. Ik heb [verdachte] op Facebook opgezocht en de profielfoto op Facebook kwam overeen met de man die bij in de winkel was geweest en mij had opgelicht.
Ik geef u een kopie van de Facebook pagina met de foto van[verdachte]. Ik geef u ook een kopie van de kwitantie.
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft op 19 juli 1978 onder meer verklaard:
Ik doe aangifte van oplichting. Doordat de verdachte een valse naam/valse hoedanigheid aannam, dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van geld/goed. Als ik zou hebben geweten, dat de verdachte een valse naam/valse hoedanigheid had aangenomen, dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, dan zou ik niet tot afgifte zijn overgegaan. De oplichting vond als volgt plaats:
Ik ben eigenaar van [bedrijf 4], [adres 7]. Op donderdag 10 Oktober 2013 omstreeks 13.00 uur kwam er een jongeman mijn zaak binnen. Hij zag er netjes verzorgd uit en hij begon een heel verhaal tegen mij te vertellen. Ik hoorde dat hij vertelde werkzaam te zijn voor de [stichting 2] en dat hij geld aan het inzamelen was voor deze stichting. [stichting 2] zou werken in projecten en per project werden er sponsors gezocht. Dit maal ging het om een project om een kindje van 6 jaar met kanker voor behandeling naar Amerika te krijgen. Ik vroeg de man naar zijn legitimatie en deze liet hij niet echt zien maar hij maakte de map die hij bij zich had voor een deel open. Ik zag dat er een rijbewijs in zat, maar kon helaas zijn naam niet zien. Hij stelde zich aan mij voor als zijnde: [verdachte]. Ik hoorde hem verder vertellen dat als ik geld zou doneren dat ik dan gratis e-tickets zou krijgen voor bijvoorbeeld een pretpark wellness behandeling. Hiervoor zou ik dan via de email een bevestiging krijgen. De bon die daar bij zou zitten zou ik dan moeten uitprinten en deze kon ik dan gebruiken voor het dagje weg. Ik heb hem uiteindelijk 25 euro gegeven. Het kwam er op neer dat 1 E-ticket 15 euro kostte en 2 E-tickets zouden 25 euro zijn.
Ik heb nooit een mail ontvangen van [verdachte] danwel van de [stichting 2]. Dus ik heb ook geen E-tickets ontvangen. Wel heeft [verdachte] een blanco kwitantie uitgeschreven voor de 25 euro die ik hem betaald heb. Ik zal een kopie van deze kwitantie naar u mailen. Ik voel me opgelicht door [verdachte], als ik had geweten dat deze [verdachte] niet werkt voor[stichting 2] en dat hij zich niet aan zijn gemaakte beloften zou houden dan had ik hem geen geld gegeven. De instanties waarmee hij zegt samen/voor te werken worden geschaad door zijn verhalen. Mede daarom wil ik dat hij stopt.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 april 2015 verklaard –zakelijk weergegeven–:
Het is juist dat ik collecteerde. Het zal zo zijn geweest dat ik dat ook bij de personen heb gedaan die in de telastelegging zijn genoemd. Het kan zijn dat ik de aangevers [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en[slachtoffer 5] de zaken te mooi heb voorgespiegeld. Ik was niet daadwerkelijk verbonden aan een stichting, maar aan een marketing- en reclamebureau. De term ‘stichting’ gebruikte ik als verkooptactiek. Ik kan niet aantonen dat ik de gelden, die de aangevers hebben ingelegd, heb gedoneerd aan goede doelen. Ik heb steken laten vallen en daar ben ik verantwoordelijk voor.
Anders dan verdachte en zijn raadsman is de rechtbank van oordeel dat de handelwijze van verdachte, zoals omschreven door de aangevers, oplichting oplevert.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd en bezien in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen