ECLI:NL:RBLIM:2015:3901

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
03/700555-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot betalingsregeling door geweld en bedreiging

Op 7 mei 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten het slachtoffer in diens woning heeft gedwongen een betalingsregeling te treffen voor een hypotheekschuld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer heeft afgeperst door geweld en bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 26 augustus 2014, toen het slachtoffer werd geconfronteerd met drie mannen die hem onder druk zetten om een betalingsregeling te treffen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank overwoog dat het geweld dat tegen het slachtoffer werd gebruikt, bestond uit het slaan, schoppen en bedreigen met geweld. De verdachte had een actieve rol gespeeld in het dwingen van het slachtoffer om een betalingsregeling te treffen, ondanks zijn poging om zijn betrokkenheid te minimaliseren. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een autistische stoornis en een cognitieve beperking. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeltraject.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700555-14
Datum uitspraak : 7 mei 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Raadsvrouw is mr. G.L.P. Biesmans, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 10 februari 2015 en 23 april 2015. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw. Het onderzoek werd op 23 april 2015 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: al dan niet samen met anderen [slachtoffer] heeft afgeperst;
subsidiair: al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen;
meer subsidiair: al dan niet samen met anderen [slachtoffer] heeft gedwongen een betalingsregeling aan te gaan.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Hij heeft betoogd dat verdachte, samen met zijn medeverdachten, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het aangaan van een betalingsregeling. Dit kan worden aangemerkt als het aangaan van een schuld.
De officier van justitie heeft betoogd dat er - gelet op de uiterlijke verschijningsvorm - sprake was van een vooropgezet plan. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat dit niet het geval was, dan heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte zich op meerdere momenten niet heeft gedistantieerd. Ook was verdachte actief betrokken bij de afpersing. Er was dus hoe dan ook sprake van medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat er sprake is van het aangaan van een schuld, aangezien de schuld al bestond. Daarnaast is er geen sprake van medeplegen. Verdachte had geen opzet op het gebruik van geweld. Op het moment dat er onverwachts toch geweld werd gebruikt, was er voor hem geen reële mogelijkheid meer om zich te distantiëren.
3.3
Het oordeel van de rechtbankOp 26 augustus 2014 deed [slachtoffer] aangifte van een overval in zijn woning aan de [adresgegevens]. Eerder die dag werd er bij zijn woning aangebeld. Bij het openen van de deur zag hij drie personen voor de deur staan. [2] Van links naar rechts stonden (naar later bleek) [medeverdachte], een onbekende man en verdachte. De onbekende man vroeg aan verdachte: “Is dat hem?” Verdachte zei: “Ja.” De onbekende man zei: “Dan gaan we naar binnen.” [3] [slachtoffer] kreeg vervolgens een klap en zijn keel werd dichtgeknepen. Ook kreeg hij een trap tegen zijn borstkas.
Het eerst volgende dat [slachtoffer] zich kan herinneren is dat hij in de woonkamer was. [4] Hij lag op de grond. Hij voelde pijn aan de linkerkant van zijn lichaam. Hij kon niet fatsoenlijk ademen vanwege dit letsel, maar ook vanwege de pijn aan zijn ribbenkast.
De onbekende man liep om de tafel, [medeverdachte] stond links en verdachte rechts van [slachtoffer]. Verdachte hield een telefoon in zijn hand. Hij zei dat [slachtoffer] een betalingsregeling moest afsluiten met de bank en overhandigde [slachtoffer] de telefoon. [slachtoffer] ging op een stoel zitten. Op dat moment zat de onbekende man links van hem. Achter hem stond [medeverdachte] en rechts van hem stond verdachte. [5] Een van hen zei dat [slachtoffer] € 100,- per maand moest gaan betalen. [slachtoffer] moest de betalingsregeling van € 100,- per maand toezeggen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij door een van de drie personen met iets in zijn rug werd geprikt. De onbekende man hield in de woning de hele tijd een hand in zijn zak. [6] Tijdens het telefoongesprek bewogen de drie personen zich om [slachtoffer] heen. [7]
[slachtoffer] werd later in het ziekenhuis onderzocht. Hij had een hematoom bij zijn linkeroog en bovenlip. Ook had hij een kleine schaafwond rechts op het hoofd. Diep inademen was niet mogelijk. [8]
Verdachte heeft verklaard dat [ex-partner slachtoffer], de ex van aangever [slachtoffer], hem vertelde over haar schulden met [slachtoffer]. [9] Verdachte zag de papieren van de schulden liggen en nam deze - zonder medeweten van [ex-partner slachtoffer] - mee. Hij wilde met [slachtoffer] over deze schulden praten. Hij durfde echter niet alleen te gaan, aangezien hij wist dat [slachtoffer] vroeger soldaat was geweest. Verdachte benaderde [medeverdachte] en vertelde hem over de schuldenproblematiek. [10] [medeverdachte] zei dat dit wel geregeld kon worden. Een derde man die bij [medeverdachte] was, een buitenlander, werd ook meegevraagd. [11]
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte hem in de middag van 26 augustus 2014 vertelde over een vriendin die een schuld had met haar ex. Verdachte wilde met de ex tot een oplossing komen door bij hem langs de deur te gaan en met hem te praten. De vriendin van verdachte had echter gezegd dat hij niet alleen moest gaan, omdat haar ex een agressieve man was die drugs gebruikte en een soldaat was. Verdachte zou aangevallen kunnen worden. [medeverdachte] zou meegaan, zodat hij verdachte - indien nodig - weg kon trekken. [medeverdachte] was op die bewuste dag samen met een Roemeen. [naam verdachte] vroeg aan [medeverdachte] of hij de Roemeen niet mee kon nemen. De Roemeen wilde wel mee. Het idee was dat de ex dan niks zou doen, omdat de Roemeen er indrukwekkend uitzag. [medeverdachte] dacht dat hijzelf daarom ook mee werd gevraagd. Verdachte, [medeverdachte] en de Roemeen zijn vervolgens met de auto van verdachte naar de woning van [slachtoffer] gereden. [12]
Verdachte heeft verder verklaard dat bij de woning van [slachtoffer] werd aangebeld en de deur door [slachtoffer] werd geopend. [13] De Roemeen vroeg: “Is hem dit?” Verdachte zei: “Ja, dat is hem.” De Roemeen liep vervolgens meteen naar binnen, gevolgd door [medeverdachte] en verdachte. [14] [slachtoffer] zei niets. De Roemeen liep als een bulldozer naar binnen. Hij duwde [slachtoffer] aan de kant. [15]
Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat de Roemeen aan verdachte vroeg of dit hem was. Verdachte bevestigde dat. De Roemeen zwaaide vervolgens met zijn linker arm en drukte [slachtoffer] tegen zijn borst tegen de muur. Hij zei: “Je hebt een meisje benadeeld,” of woorden van die strekking. [16]
Verdachte heeft verklaard dat hij - eenmaal aangekomen in de woonkamer van [slachtoffer] - aan [slachtoffer] vroeg om een deel van de schuld op zijn naam te nemen. [slachtoffer] zei dat dit al geregeld was. Ook na een tweede verzoek van verdachte weigerde [slachtoffer] de helft van de schuld op zich te nemen. De Roemeen pakte vervolgens [slachtoffer] bij de keel en gaf hem drie vuistslagen tegen het hoofd. [slachtoffer] viel op de grond. Op het moment dat [slachtoffer] bij kennis kwam, gaf verdachte - in opdracht van de Roemeen - zijn telefoon aan [slachtoffer]. [17] De telefoon ging al over. [slachtoffer] las de gegevens af van een papier dat verdachte op de tafel had gelegd. [18] Verdachte hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij de schuld op zijn naam wilde pakken. Verdachte zag dat [slachtoffer] versuft was en een zwelling bij zijn linker oog had. [19]
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte en [slachtoffer] een gesprek hadden over de schuld. De Roemeen stond opeens op en pakte [slachtoffer] bij zijn keel vast en drukte hem tegen de muur. Hij sloeg [slachtoffer] drie of vier keer op het gezicht. [slachtoffer] viel op de grond. Hij was blauw in zijn gezicht. De Roemeen zei dat verdachte zijn telefoon moest geven. Verdachte gaf de telefoon. [slachtoffer] sprak een betalingsregeling af. Daarna hebben de Roemeen, verdachte en [medeverdachte] de woning verlaten. Zij stapten allen in de auto van verdachte. [20]
In een telefoonaantekening van een medewerker van [bedrijfsnaam] werd vermeld dat [slachtoffer] op 26 augustus 2014 belde en dat hij een regeling van € 100,- per maand wilde treffen. [21]
De rechtbank stelt aan de hand van het voorgaande vast dat verdachte, [medeverdachte] en de onbekende buitenlandse man (“de Roemeen”) naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan vanwege een openstaande schuld. Na het openen van de deur werd onmiddellijk geweld gebruikt tegen [slachtoffer]. Hij werd tegen de muur gedrukt, zijn keel werd dicht geknepen en hij werd getrapt. In de woonkamer van de woning werd vervolgens opnieuw geweld gebruikt tegen [slachtoffer]. Daar werd hij bij de keel vastgepakt, tegen de muur aangedrukt en geslagen. Ook werd gedreigd met geweld door [slachtoffer] in de rug te prikken. De buitenlandse man hield steeds zijn hand in zijn broekzak, kennelijk - zo begrijpt de rechtbank - om de indruk te wekken alsof hij een wapen bij zich had.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat [slachtoffer] in eerste instantie weigerde om een betalingsregeling aan te gaan. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] na het geweld en de bedreiging met geweld alsnog gedwongen werd een betalingsregeling met [bedrijfsnaam] aan te gaan.
De vraag is hoe deze gedragingen juridisch gekwalificeerd dienen te worden. Onder het primaire en subsidiaire feit is tenlastegelegd dat verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer] hebben gedwongen tot het aangaan van een schuld bij [bedrijfsnaam], althans dat zij [slachtoffer] daartoe probeerden te dwingen. Uit het dossier blijkt dat het hier gaat om een hypotheekschuld die [slachtoffer] en zijn ex-partner hadden overgehouden aan de verkoop van hun huis.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake kan zijn van het (proberen te) dwingen tot het aangaan van een schuld, als bedoeld in artikel 317 Sr. De schuld die [slachtoffer] en zijn ex-partner bij [bedrijfsnaam] hadden bestond namelijk al op 26 augustus 2014.
Er was dan ook al een (hoofdelijke) betalingsverplichting voor [slachtoffer]. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Wel kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] werd gedwongen om naar [bedrijfsnaam] te bellen en een betalingsregeling voor de bestaande schuld af te spreken. [slachtoffer] is hiertoe overgegaan nadat tegen hem geweld werd gebruikt en nadat hij werd bedreigd met geweld. Dit is onder het meer subsidiaire feit aan verdachte ten laste gelegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen, omdat het geweld dat door de Roemeen werd gebruikt niet aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning ging om te praten en dat het niet de bedoeling was om geweld te gebruiken. In de woning werd hij geconfronteerd met een geweldsexplosie van de Roemeen. Hierna durfde hij de woning niet te verlaten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Gelet op de verklaring van verdachte en [medeverdachte] acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat de drie verdachten enkel naar de woning van [slachtoffer] gingen om te praten. Het doel was om [slachtoffer] te intimideren. Verdachte was gewaarschuwd dat [slachtoffer] een agressieve man zou zijn. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en de Roemeen mee moesten, omdat ze er indrukwekkend uitzagen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachten elkaar bewust getalsmatig hebben versterkt.
Na het openen van de deur werd er vrijwel direct geweld gebruikt tegen [slachtoffer], zo blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer], [medeverdachte] en verdachte. Dit geweld was kennelijk noodzakelijk om de woning binnen te komen. Verdachte verklaart immers zelf dat de Roemeen “als een bulldozer” de woning betrad, waarbij [slachtoffer] aan de kant werd geduwd. Van het vrijwillig binnenlaten van de verdachten, zoals door verdachte werd verklaard, was dan ook geen sprake. Het is ook niet geloofwaardig dat [slachtoffer] drie voor hem op dat moment onbekende mannen in zijn woning zou toelaten om te praten over een restschuld, te meer niet nadat hij door een van hen op gewelddadige wijze werd benaderd. Verdachte heeft zich op dit moment niet gedistantieerd, maar is samen met [medeverdachte] en de Roemeen verder de woning van [slachtoffer] ingelopen.
In de woning heeft verdachte met [slachtoffer] over de schuld met [ex-partner slachtoffer] gesproken. Hierbij hebben de drie verdachten zich steeds om [slachtoffer] heen bewogen, kennelijk om hem op die manier te intimideren. Op het moment dat duidelijk werd dat [slachtoffer] niet wilde meewerken, werd er opnieuw geweld tegen hem gebruikt. Ook toen heeft verdachte er niet voor gekozen om de woning te verlaten. Sterker nog, hij gaf zijn telefoon aan [slachtoffer] en gaf instructies aan [slachtoffer], zodat deze een betalingsregeling kon treffen. De rechtbank acht het volstrekt ongeloofwaardig dat ”de Roemeen” die instructies gaf. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat de Roemeen - in tegenstelling tot de verdachte - niet of nauwelijks op de hoogte was van de ins en outs van de schuldenproblematiek. Verdachte had bovendien de papieren bij zich waarvan [slachtoffer] de gegevens moest lezen. Na het geweld hebben de drie verdachten samen de woning verlaten en zijn zij gezamenlijk in de auto van verdachte gestapt.
Gelet op de omstandigheden dat het verdachte was die de anderen benaderde om naar de woning van [slachtoffer] te gaan, de bewuste getalsmatige versterking en het om [slachtoffer] heen bewegen met de bedoeling hem te intimideren, het zich op meerderde momenten niet distantiëren op het moment dat er geweld werd gebruikt en het geven van instructies aan [slachtoffer], is de rechtbank van oordeel dat verdachte een cruciale rol heeft gespeeld bij en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gewelddadige bezoek aan [slachtoffer]. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat [slachtoffer] werd gedwongen een betalingsregeling aan te gaan. De rechtbank acht het meer subsidiair tenlastegelegde dan ook bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 augustus 2014 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] door geweld en door bedreiging met geweld gericht tegen die [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers hebben verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer] gedwongen te bellen naar [bedrijfsnaam] om een betalingsregeling af te spreken met [bedrijfsnaam], welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het slaan en schoppen van die [slachtoffer] en
- het tegen de muur drukken van die [slachtoffer] en
- het dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] en
- het geven van een telefoon aan die [slachtoffer] en het hem vervolgens dwingen te
bellen met [bedrijfsnaam] en
- het tijdens het daaropvolgend telefoongesprek die [slachtoffer] in de rug prikken en een hand in zijn (broek)zak te houden alsof hij, zijn mededader, in die (broek)zak een wapen droeg.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Ten aanzien van meer subsidiair:
medeplegen van een ander door geweld en door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen

5.De strafbaarheid van verdachte

Door de psycholoog D. Smeets-Jacobs is op 6 maart 2015 een rapportage omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht. Zij heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een autistische stoornis en een cognitieve beperking (zwakbegaafd intelligentieniveau). Ook is er sprake van een cannabisverslaving. Verdachte werd hierdoor beïnvloed ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte was door zijn cognitieve beperking en autistische stoornis onvoldoende in staat de gevolgen van zijn handelen te overzien. Door zijn autistische stoornis kan verdachte het door hem ervaren onrecht niet accepteren. Door de cognitieve stoornis en het onvermogen (sociale) situaties adequaat in te schatten, ziet verdachte zijn eigen gedrag als maatschappelijk aanvaardbaar. De autistische stoornis maakt dat verdachte sociale aanwijzingen mis-interpreteert. De behoefte aan stabiliteit, weerstand tegen verandering, het niet kunnen verdragen van onrecht en het onvermogen zich een voorstelling te kunnen maken van wat anderen denken en voelen, zijn specifieke kenmerken die toe te schrijven zijn aan de autistische stoornis. Het structurele gebruik van cannabis kan tevens bijgedragen hebben aan het verder verminderen van het vermogen tot logisch redeneren. Gelet op bovenstaande factoren komt de psycholoog tot de conclusie dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie en de daarvoor gegeven redenen uit het rapport. Zij neemt deze dan ook over. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid volledig opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht - het primair tenlastegelegde - gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Hij heeft gevorderd aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht te koppelen, ook indien dit inhoudt een meldplicht en het verbod om drugs te gebruiken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Daarnaast dient verdachte mee te werken aan een behandeling bij Stichting MEE en intensieve woonbegeleiding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de gevorderde straf door de officier van justitie te hoog is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte enkel kan worden verweten dat hij zich niet heeft gedistantieerd. Ook heeft hij geen relevante documentatie. Daarnaast is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Verdachte is bereid om zich aan de door de reclassering gestelde voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten het slachtoffer [slachtoffer] in diens woning gedwongen een betalingsregeling te treffen voor een hypotheekschuld die het slachtoffer met zijn ex-partner had. Daarbij is geweld gebruikt en gedreigd met geweld.
Het nietsvermoedende slachtoffer werd in zijn eigen woning, de plek waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, overlopen door drie onbekende mannen. Hij is hierdoor in een uitermate bedreigende situatie terechtgekomen.
Verdachte heeft steeds geprobeerd zijn rol bij het bewezenverklaarde te minimaliseren, maar hij was juist degene die het plan opvatte om naar de woning van het slachtoffer te gaan. Klaarblijkelijk was verdachte verliefd op de ex-partner van [slachtoffer] en wilde hij haar op deze manier helpen. Hij benaderde daarvoor de twee andere verdachten, die hij kennelijk uitkoos vanwege hun indrukwekkende voorkomen. Op het moment dat er geweld werd gebruikt heeft hij zich niet gedistantieerd. Sterker nog, hij heeft het slachtoffer de nodige instructies gegeven met de bedoeling om hem een betalingsregeling te laten treffen.
Het bewezenverklaarde feit heeft alle elementen van een afpersing in een woning, waarvoor doorgaans meerdere jaren gevangenisstraf worden opgelegd. Vanwege de juridische kwalificatie van het bewezenverklaarde, te weten het door geweld en bedreiging met geweld iemand dwingen iets te doen, kan echter maximaal een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren worden opgelegd. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal zij - mede gelet op het hiervoor genoemde strafmaximum - afwijken van de door hem gevorderde straf.
De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Ook zal de rechtbank rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
In het hiervoor genoemde rapport van de psycholoog wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht. Daarnaast is verdachte - gelet op zijn autistische problematiek en cognitieve beperking - gebaat bij een woonomgeving die hem veiligheid en structuur biedt, zoals een beschermde dan wel een begeleide woonvorm, met als alternatief intensieve thuisbegeleiding. Ook wordt begeleiding door Stichting MEE geadviseerd. De reclassering heeft in haar rapport van 7 april 2015 eenzelfde advies uitgebracht. Zij heeft aanvullend een meldplicht en een drugsverbod geadviseerd.
De rechtbank kan zich vinden in deze adviezen en zal deze dan ook overnemen. Met het onvoorwaardelijke deel van de straf wil de rechtbank verdachte de strafwaardigheid van zijn gedrag laten inzien. Verdachte moet zich realiseren dat zijn gedrag verre van normaal is. Gelet op de problematiek van verdachte, zoals hiervoor onder 5 is omschreven, acht de rechtbank het ook van belang dat verdachte de komende jaren de nodige hulp en begeleiding krijgt bij het op de rails krijgen van zijn leven. Uit de hiervoor genoemde rapporten blijkt dat bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn om het recidiverisico te verminderen. De rechtbank zal daarom ook een voorwaardelijk deel opleggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend. Aan het voorwaardelijke deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals hiervoor omschreven.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 5.192,80, bestaande uit € 1.192,80 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade. De benadeelde heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het materiële deel van de vordering geheel toe te wijzen. Hij heeft gevorderd het immateriële deel toe te wijzen tot een bedrag van
€ 1.000,-. Voor het overige deel dient de benadeelde in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd het toe te wijzen schadebedrag hoofdelijk op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft het materiële deel van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft het immateriële deel heeft de raadsvrouw betoogd dat de vordering niet is onderbouwd met medische stukken voor wat betreft het fysiek letsel (oorsuizen). De benadeelde leed voorafgaand aan het bewezenverklaarde al aan een posttraumatische stress stoornis (PTSS). De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de gevorderde immateriële schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Het materiële deel van de vordering is niet betwist en zal dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat dit voldoende is onderbouwd. Dat benadeelde last heeft van oorsuizen blijkt uit bijlage 1 van de vordering. Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat de benadeelde al voor het bewezenverklaarde PTSS had, overweegt de rechtbank het volgende. Uit bijlage 2 van de vordering, een brief van PsyQ, blijkt dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde last heeft van herbelevingen en dat de hyperarousal en nachtmerries zijn verergerd. De verergering van de reeds bestaande klachten als gevolg van de PTSS kan dan ook aan verdachte worden toegerekend.
Alles overwegende acht de rechtbank het gevorderde deel aan immateriële schade alleszins redelijk.
De rechtbank zal dan ook de gehele vordering toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu de schade is veroorzaakt door verdachte en zijn mededaders samen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • de hierna te noemen
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
  • zich binnen twee werkdagen na zijn invrijheidstelling voor 15.00 uur moet melden bij Reclassering Nederland, Heerderweg 25 te Maastricht, en dit moet blijven doen zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • geen drugs zal gebruiken en dat hij zal meewerken aan een urinecontrole als en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • in het kader van zijn psychiatrische problematiek zal meewerken aan psycho-educatie door Stichting MEE of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal deelnemen aan een traject gericht op intensieve thuis- of woonbegeleiding, zulks ter beoordeling van de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adresgegevens], te betalen
€ 5.192,80;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], van € 5.192,80, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 mei 2015.
Buiten staat
Mr. B.G.L. van der Aa is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het aangaan van (een deel van) een of meer (rest)schulden bij de [bedrijfsnaam], in ieder geval tot het aangaan van een schuld, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het een- of meermalen slaan en/of schoppen van die [slachtoffer] en/of
- het tegen de muur drukken van die [slachtoffer] en/of
- het dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] en/of
- het geven van een telefoon aan die [slachtoffer] en het hem (vervolgens) dwingen te bellen
met [bedrijfsnaam] en/of
- het tijdens het daaropvolgend telefoongesprek die [slachtoffer] in de rug prikken en/of zijn,
verdachtes, hand in zijn (broek)zak te houden alsof hij in die (broek)zak een wapen droeg
en/of
- het dreigend zeggen tegen die [slachtoffer] met zijn neefjes terug te komen als die [slachtoffer]
de politie zou bellen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot het aangaan van (een deel van) een of meer (rest)schulden bij [bedrijfsnaam], in elk geval tot het aangaan van een schuld, met dat oogmerk
- die [slachtoffer] een- of meermalen heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] tegen de muur heeft/hebben gedrukt en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben dichtgeknepen en/of
- van een telefoon aan die [slachtoffer] heeft/hebben gegeven en hem (vervolgens)
heeft/hebben gedwongen te bellen met [bedrijfsnaam] en/of
- tijdens het daaropvolgend telefoongesprek die [slachtoffer] in de rug heeft/hebben geprikt
en/of zijn, verdachtes, hand in zijn (broek)zak heeft/hebben gehouden alsof hij in die
(broek)zak een wapen droeg en/of
- die [slachtoffer] dreigend heeft/hebben gezegd met zijn neefjes terug te komen als die
[slachtoffer] de politie zou bellen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2014 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] gedwongen te bellen naar[bedrijfsnaam] om (een deel van) een of meer (rest)schulden aan te gaan bij, dan wel een betalingsregeling af te spreken met, [bedrijfsnaam], welk geweld en/of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid bestond(en) uit
- het een- of meermalen slaan en/of schoppen van die [slachtoffer] en/of
- het tegen de muur drukken van die [slachtoffer] en/of
- het dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] en/of
- het geven van een telefoon aan die [slachtoffer] en het hem (vervolgens) dwingen te bellen
met [bedrijfsnaam]
- het tijdens het daaropvolgend telefoongesprek die[slachtoffer] in de rug prikken en/of zijn,
verdachtes, hand in zijn (broek)zak te houden alsof hij in die (broek)zak een wapen droeg.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2014092230, d.d.3 november 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2014, p. 31 en 32.
3.De verklaring van de getuige [slachtoffer] ter terechtzitting d.d. 10 februari 2015 afgelegd.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2014, p. 32.
5.De verklaring van de getuige [slachtoffer] ter terechtzitting d.d. 10 februari 2015 afgelegd.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2014, p. 32.
7.De verklaring van de getuige [slachtoffer] ter terechtzitting d.d. 10 februari 2015 afgelegd.
8.Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] d.d. 3 oktober 2014, p. 173.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 april 2015 afgelegd.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte[naam] d.d. 3 oktober 2014, p. 173.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. d.d. 15 oktober 2014, p. 252.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte[naam] d.d. 3 oktober 2014, p. 173.
14.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 april 2015 afgelegd.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] d.d. 3 oktober 2014, p. 176 en 177.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. d.d. 15 oktober 2014, p. 252.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] d.d. 3 oktober 2014, p. 177.
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 april 2015 afgelegd.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] d.d. 3 oktober 2014, p. 178.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 15 oktober 2014, p. 253.
21.Het geschrift, te weten telefoonaantekeningen van [bedrijfsnaam] d.d. 26 augustus 2014, p. 111.