In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft eiser, een goud- en zilversmid, een kort geding aangespannen tegen Achmea Schadeverzekeringen NV. Eiser, die sinds 30 april 2009 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, is van mening dat de beëindiging van zijn uitkering per 16 februari 2015 onrechtmatig is. Achmea heeft de uitkering beëindigd op basis van een advies van hun medische dienst, waarin werd gesteld dat er geen sprake meer zou zijn van arbeidsongeschiktheid. Eiser betwist deze conclusie en stelt dat hij lijdt aan een conversiestoornis, die hem belemmert in zijn werk. Hij vordert herstel van de uitkering met onmiddellijke ingang.
De voorzieningenrechter heeft de procedure in Maastricht behandeld, waarbij de relevante stukken zijn ingediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een medisch objectiveerbare aandoening, namelijk de conversiestoornis, die eiser belemmert in zijn functioneren. De rechter oordeelt dat Achmea niet voldoende heeft onderbouwd dat eiser volledig arbeidsongeschikt is, maar dat er wel enige mate van arbeidsongeschiktheid aanwezig is. Daarom wordt de vordering van eiser toegewezen, waarbij Achmea wordt veroordeeld om de uitkering te hervatten naar een percentage van 25%.
De rechter heeft ook geoordeeld dat Achmea de kosten van de procedure moet vergoeden, aangezien zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.E. Elzinga en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Achmea binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis de uitkering moet hervatten.