ECLI:NL:RBLIM:2015:3769

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
03/720167-14 en 03/866063-15 (ttz gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige verdachte voor een serie woninginbraken in Maastricht en omgeving

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte, die werd beschuldigd van een serie woninginbraken in de regio Maastricht. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Mahovic. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, dat op 21 april 2015 plaatsvond, vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere inbraken, waarbij hij samen met anderen of alleen goederen heeft weggenomen uit woningen en schuren. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met braak en poging tot diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte had geen berouw getoond en leek niet doordrongen van de gevolgen van zijn daden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 6], ter hoogte van 14.040,37 euro, inclusief wettelijke rente. De rechtbank verklaarde dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht bevrijd zou zijn indien hij aan een van zijn verplichtingen tot vergoeding had voldaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Strafrecht
Zittingsplaats Maastricht
Parketnummers : 03/720167-14 en 03/866063-15 (ttz.gev)
Datum uitspraak : 1 mei 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
Raadsman is mr. B. Mahovic, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 21 april 2015.
De rechtbank heeft op 21 april 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat, na wijziging van de tenlastelegging en na gedeeltelijke afsplitsing met verwijzing naar de politierechter, terecht ter zake dat:
Inzake parketnummer 03/720167-14:
1.hij op of omstreeks 13 december 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen wat van hun gading was, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een schuifpui en/of een raam van die woning heeft/hebben geforceerd althans vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 311 jo. 45 Wetboek van Strafrecht) Zaak G1, pag. 409
2.hij op of omstreeks 28 januari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een werkschuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen koffers met gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G3, pag. 448
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2014 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening in/uit een werkschuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 3] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan en ander of anderen dan aan verdacht een/of zijn mededader(s), weg te nemen wat van zijn gading was, en zich daarbij de toegang tot die schuur te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een deur van die schuur heeft/hebben geforceerd althans vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.hij op of omstreeks 01 maart 2014 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een televisie, twee notebooks en/of een Ipad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G4, pag. 462
4.hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2014 tot en met 02 juni 2014 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur/werkplaats behorende bij een [adres 5] heeft weggenomen gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G6, pag. 519
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2014 tot en met 02 juni 2014 in de gemeente Meerssen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur/werkplaats behorende bij een [adres 5] weg te nemen gereedschap, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die schuur/werkplaats te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, deuren van die schuur/werkplaats heeft geforceerd althans vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 311 jo. 45 Wetboek van Strafrecht) Zaak G6, pag. 519
5.hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2014 tot en met 16 juni 2014 te Bemelen, in elk geval in de gemeente Eijsden-Margraten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Piaggio C38), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die bromfiets heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G10, pag. 570
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2014 tot en met 16 juni 2014 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een bromfiets (merk Piaggio C38) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed betrof; (artikel 416 subs 417bis Wetboek van Strafrecht) Zaak G10, pag. 570
6.hij op of omstreeks 20 november 2013 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 6] heeft weggenomen een laptop, een Apple Macbook, sleutels, sieraden en/of een videocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G11, pag. 593
7.hij in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 15 december 2013 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 7] heeft weggenomen twee Macbook's, computer accesoires en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G12, pag. 602
8.hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2014 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 8] heeft weggenomen een televisie, een DVD-recorder, een notebook, horloges, kleding en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G13, pag. 613
9.hij op of omstreeks 18 januari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 9] heeft weggenomen twee Apple Imac computers, een tas met inhoud, een zonnebril en/of een hoeveelheid geld in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G14, pag. 622
10.hij in of omstreeks de periode van 14 december 2013 tot en met 15 december 2013 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 10] heeft weggenomen een notebook, een filmcamera en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G15, pag. 628
11.hij op of omstreeks 7 februari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 11] heeft weggenomen een Samsung Galaxy tab 3, horloges en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G16, pag. 637
12.hij op of omstreeks 14 februari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 12] heeft weggenomen meerdere notebooks, een GSM, Playstation spellen, sieraden en/of sleutels en/of een (race)fiets en/of een tablet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G17, pag. 645
13.hij op of omstreeks 23 maart 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 13] heeft weggenomen een notebook en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G18, pag. 656
14.hij op of omstreeks 2 februari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 14] heeft weggenomen drie laptops, een playstation, een tablet en/of een sporttas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak G2, pag. 422
15.hij in of omstreeks 13 april 2014 tot en met 14 april 2014 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mini-tractor (merk Iseki, type TU165F, kleur blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 15] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) Zaak C23, p 1283
Ad-informandum gevoegde strafbare feiten:
1. juli 2014, Maastricht, Gem. Maatricht,
eenvoudige belediging van een ambtenaar in tegenwoordigheid,
zaak G3, p. 564
2. 720167-14 tussen 15-06-14 en 16-06-14, [adres 15] ,
diefstal in/uit in vereniging dmv braak/verbreking,
zaak G10, p. 570
3. 720167-14 tussen 10-06-14 en 09-07-14, Maastricht, Gem. Maastricht,
diefstal van in vereniging – door middel van braak/verbreking,
zaak G8, p. 552
4. 720167-14 tussen 16-02-14 en 12-03-14, Maastricht, Gem. Maastricht,
opzetheling in vereniging,
zaak C15, p. 1181.
Inzake parketnummer 03/866063-15:
1.hij op of omstreeks 25 januari 2015 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand gelegen aan de [adres 16] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stichting] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd. (artikel 350 Wetboek van Strafrecht) zaak G19, pag. 8
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft inzake parketnummer 03/720167-14 gerekwireerd tot vrijspraak ter zake feit 2 primair en bewezenverklaring van de feiten 1, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair en 6 tot en met 15. Zulks met dien verstande dat verdachte de feiten 1 tot en met 5 alleen heeft gepleegd en de feiten 6 tot en met 15 in vereniging. Voorts heeft hij inzake parketnummer 03/866063-15 gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ter zake de feiten 2 primair, 3, 4, 5 primair, 7 en 15 van parketnummer 03/720167-14. Voor wat betreft de overige feiten heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte – met uitzondering van enkele in de tenlastelegging genoemde goederen – bekennende verklaringen heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbankVerdachte heeft zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting deels bekennende verklaringen afgelegd. Op basis van de diverse aangiftes in samenhang en onderling verband bezien met die bekennende verklaringen, alsmede – daar waar van toepassing – met de overige hieronder weer te geven bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen feiten 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 subsidiair en 6 tot en met 14 van parketnummer 03/720167-14 alsmede feit 1 van parketnummer 03/866063-15. Niet wettig en overtuigend bewezen acht de rechtbank feiten 5 primair en 15 van parketnummer 03/720167-14. Verdachte zal derhalve van die feiten worden vrijgesproken. De rechtbank zal hieronder per feit de gebruikte bewijsmiddelen weergeven alsmede, waar nodig, een nadere bewijsmotivering.
Inzake parketnummer 03/720167-14:
Feit 1:
[slachtoffer 1] [2] deed aangifte ter zake poging inbraak en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat zij op 13 december 2013 een telefoontje kreeg van haar buurman, die mededeelde dat hij lawaai hoorde vanuit haar woning, de [adres 2] te Maastricht, en dat hij iemand in haar woning had gezien met een zaklamp. Eenmaal thuis zag zij schade aan de schuifpui en het raampje in de keuken, laatstgenoemde was opengebroken.
Het
proces-verbaal sporenonderzoek [3] vermeldt – zakelijk weergegeven – dat bij het forensisch onderzoek in de woning [adres 2] te Maastricht naar aanleiding van de inbraak op 13 december 2013 bleek dat gepoogd werd de schuifpui open te breken en het kelderrooster open te breken alsmede dat toegang tot de woning werd verschaft via het uitzetraampje boven de keukendeur aan de achterzijde van de woning.
Verdachte [4] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik heb ingebroken in de woning in de [adres 2] . Ik ben daar binnen gekomen via een ruitje aan de achterzijde van achterdeur. Ik hoefde alleen maar het ruitje open te trekken en toen kon ik naar binnen. Toen ik binnen was, werd ik gezien door de buurman. Ik ben gevlucht door het raam aan de voorzijde van de woning. Ik heb daar niets weggenomen.”
Verdachte [5] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 2] in Maastricht. Die hebben jullie al. Dat is waar ik op de eerste verdieping uit dat raam ben gesprongen.”
Verdachte [6] verklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 2] te Maastricht en vraagt mij of ik deze inbraak samen met [medeverdachte 1] gepleegd heb. Ja, dat hebben wij samen gedaan. Ik ben daar naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] heeft daar op de uitkijk gestaan. Wij zijn daar samen met de scooter gevlucht.”
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander ingebroken heeft in de betreffende woning door middel van het forceren van de schuifpui en een raam. Na betrapping is verdachte gevlucht, waardoor de diefstal uiteindelijk niet is voltooid.
Feit 2:
[slachtoffer 2] [7] deed aangifte van diefstal uit de werkschuur gelegen bij haar woning aan de [adres 3] te Maastricht en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat op 28 januari 2014, omstreeks 02.15 uur, het inbraakalarm in haar woning afging. Alles was echter nog in orde. Omstreeks 08.05 uur zag ze dat de deur van de werkschuur openstond en dat de afdekplaat van het slot was verbogen en omhoog stond. Vervolgens zag ze dat diverse witte koffers met handgereedschappen niet meer aanwezig waren. Opvallend is dat toen de politie de aangifte kwam opnemen, er nog twee gereedschapskoffers gevonden werden achter in de tuin.
Verdachte [8] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de schuur in de [adres 3] in Maastricht. Die hebben wij ook gedaan. Ik heb op de uitkijk gestaan. De andere persoon heeft iets in de schuur verbroken waardoor het alarm afging. Wij zijn daarna gevlucht.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte erkent heeft betrokken te zijn bij de inbraak in deze schuur. De rechtbank ziet zich echter voor de vraag gesteld of sprake is van een voltooide diefstal dan wel een poging daartoe en overweegt als volgt. Uit de aangifte blijkt dat – in elk geval – twee koffers zich niet meer in schuur bevonden, maar achter in de tuin. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van een voltooide diefstal. Men had zich de koffers immers reeds toegeëigend op het moment dat men zich door het alarm genoodzaakt zag de koffers achter te laten. Daarmee acht de rechtbank de primair ten laste gelegde variant wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3:
[slachtoffer 3] [9] deed aangifte van diefstal uit haar woning aan de [adres 4] te Meerssen en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat haar zoon op 1 maart 2014, omstreeks 23.00 uur, zag dat er geen televisie meer in de woonkamer stond. Aangeefster zag vervolgens dat men zowel op de eerste verdieping als op de begane grond diverse lades en kasten doorzocht had. In de woning hebben de daders onder andere een televisie, 2 laptops en een tablet weggenomen. De goederenbijlage vermeldt een televisie, twee notebooks en een iPad.
Verdachte [10] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 4] in Maastricht (de rechtbank begrijpt Meerssen). Die hebben wij ook gedaan. Wij hebben daar een hele grote tv, een tablet en een laptop weggenomen.”
Verdachte [11] verklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de inbraak bij de woning aan de [adres 4] in Meerssen. Die heb ik samen met [medeverdachte 1] gedaan.”
De rechtbank stelt vast dat verdacht erkent diverse goederen uit deze woning gestolen te hebben. De rechtbank ziet zich echter voor de vraag gesteld of sprake is van een gekwalificeerde diefstal, aangezien verdachte stellig verklaarde dat de achterdeur open stond. De aangifte, het sporenonderzoek en de verklaring van verdachte bezien, leidt de rechtbank tot de conclusie dat de juistheid van de verklaring van verdachte niet uit te sluiten is, op grond waarvan de rechtbank een ‘kale’ diefstal uit de woning bewezen acht.
Feit 4:
[slachtoffer 4] [12] deed aangifte van inbraak in de schuur/werkplaats van [adres 5] en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat op zondag 1 juni 2014 alle ramen en deuren van de werkplaats deugdelijk werden afgesloten. Op maandag 2 juni 2014 zag aangever dat twee deuren van de werkplaats open stonden en dat de sloten en de slotplaat verwrongen c.q. vernield waren. Naast een deur lagen een baco en een tang op de grond. Rondom de werkplaats zag aangever op verschillende plaatsen gereedschap liggen.
Verdachte [13] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar [adres 5] . Die hebben wij ook gedaan. Wij zijn samen het terrein van de camping opgelopen. Wij zijn naar de schuren gelopen en daar zagen wij allemaal Stihl apparatuur liggen. De schuur die afgesloten was, heb ik met een Baco opengebroken. Uit deze schuur heb ik de Stihl apparatuur gepakt. Ik had die weggelegd omdat de politie aankwam. Wij hebben de auto laten staan en zijn moeten wegvluchten.”
Verdachte [14] verklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de poging inbraak bij een schuur van de camping in Meerssen. Die heb ik ook met [medeverdachte 1] gedaan.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte erkent heeft betrokken te zijn bij de inbraak in deze schuur/werkplaats. De rechtbank ziet zich echter ook hier voor de vraag gesteld of sprake is van een voltooide diefstal dan wel een poging daartoe. Uit de aangifte blijkt dat rondom de werkplaats gereedschap lag. Bovendien verklaart verdachte dat hij de apparatuur uit de schuur heeft gepakt. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van een voltooide diefstal. Men had zich het gereedschap immers reeds toegeëigend op het moment dat men zich door de komst van de politie genoodzaakt zag het gereedschap achter te laten. Daarmee acht de rechtbank de primair ten laste gelegde variant wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5:
[Aangeefster] [15] deed namens [slachtoffer 5] aangifte van diefstal en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op zondag 15 juni 2015 omstreeks 23.00 uur de bromfiets naast hun caravan op [adres 15] , stalden. De bromfiets was afgesloten door middel van een kettingslot door het wiel en een stuurslot. Op maandag 16 juni 2014 omstreeks 07.00 uur zag aangeefster dat de bromfiets was weggenomen. De bromfiets betrof een Vespa voorzien van kenteken [kenteken] en was eigendom van aangeefsters partner, [slachtoffer 5] . De goederenbijlage vermeldt een Piaggio C38.
Verdachte [16] verklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “ [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en ik zijn naar de camping [adres 15] gegaan. [medeverdachte 2] en ik zijn naar de schuur gegaan en ik heb samen met hem de deur van de schuur open gebroken. [medeverdachte 2] en ik hebben de Stihl-apparaten uit de schuur gepakt en aan [medeverdachte 1] doorgegeven. Wij hebben alle spullen bij [bijnaam] in de taxi gelegd. Ik ben met de taxi en de gestolen spullen naar de woning van de moeder van [medeverdachte 1] gereden. Later, toen ik ongeveer een half uurtje thuis was, kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de scooters bij mij thuis aan. Later die ochtend stonden die mensen aan de deur. Die kwamen hun brommers terughalen. Die brommers (en een fietsje) zijn toen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en mijzelf teruggebracht.”
Verdachte [17] verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “U houdt mij voor dat ik ontkend heb betrokken te zijn geweest bij de diefstal van de scooter(s), maar dat ik de scooter(s) vervolgens wel in mijn tuin liet plaatsen. Wat kan ik daarop zeggen. Ik ben een dief en geld is geld.”
De rechtbank overweegt dat in de nacht van 15 op 16 juni 2015 diverse diefstallen hebben plaatsgevonden op [adres 15] . Verdachte erkent Stihl-apparatuur uit de schuur gestolen te hebben (welk feit ad-informandum is gevoegd), maar ontkent dat hij nadien ook betrokken was bij de scooterdiefstal. Wel heeft hij erkent dat de scooters bij hem in de tuin hebben gestaan. De verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] sluiten elkaar uit en de rechtbank is niet in staat vast te stellen welke verklaring de waarheid bevat. Gelet daarop zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte de verklaring van de verdachte volgen en hem vrijspreken van de primair ten laste gelegde diefstal. Uit de omstandigheden zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder uit hetgeen verdachte ter terechtzitting verklaarde, is de rechtbank wel gebleken dat verdachte wist dat de scooter van diefstal afkomstig was. Daarmee acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde heling wel bewezen.
Feit 6:
[slachtoffer 6] [18] deed aangifte van inbraak en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat haar man hun woning aan de [adres 6] op 20 november 2013 omstreeks 13.00 uur verliet. Toen was alles nog in orde. Omstreeks 16.40 uur kwam aangeefster thuis en zag zij dat alle kamers doorzocht waren en dat het raam op de slaapkamer open en geforceerd was. Aangeefster mistte een Apple Macbook, twee sleutelbossen, juwelen met een waarde van 30.000 tot 40.000 euro en een videocamera.
Verdachte [19] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “De eerste inbraak die ik heb gedaan was in Amby. Ik ben daar aan de zijkant van de woning door een openstaand ruitje naar binnen geklommen en heb de woonkamer doorzocht. Daar vond ik een zwart mapje met gouden sieraden: kettingen en ringen, waaronder een ring met een diamant. Het totale bedrag dat ik voor het goud heb gekregen, was 4.500 euro.”
Verdachte [20] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar het [foutief adres 1] . Die heb ik jullie de vorige keer al verteld. Dat was die met dat goud waar ik 4.500 euro voor heb gekregen.”
Een afzonderlijk opgemaakt
aanvullend proces-verbaal [21] vermeldt – zakelijk weergegeven – dat het adres [foutief adres 1] niet bestaat, maar dat de straat is genaamd [adres 6] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over andere goederen dan de juwelen, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve ook de diefstal van de andere goederen dan de juwelen bewezen, met de opmerking dat de in de tenlastelegging genoemde laptop en Apple Macbook blijkens de aangifte een en hetzelfde goed betreffen.
Feit 7:
[slachtoffer 7] [22] deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – bewoner te zijn van de woning aan de [adres 7] . Op 11 december 2013 omstreeks 13.30 uur is hij vertrokken voor een weekendje weg. Toen hij op 15 december 2013 omstreeks 22.00 uur terug kwam, ontdekte hij dat was ingebroken. De missende goederen werden aangevuld middels de goederenlijst. Deze vermeldt twee Apple Macbook’s, computer accessoires en meerdere sieraden.
Verdachte [23] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 7] . Ik ben naar de achterkant van de woning gelopen en ben daar via de kelderdeur naar binnen gegaan. Volgens mij heb ik die opengebroken. Ik heb daar de woning doorzocht en spullen weggenomen. U moet maar in de aangifte kijken. Ik was daar alleen.”
De rechtbank constateert dat de aangifte en de goederenbijlage niet zijn ondertekend. De aangifte maakt echter wel deel uit van een op ambtseed opgemaakt dossier, in welk dossier ook verwezen wordt naar deze aangifte. Daarnaast erkent verdachte de inbraak. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van de handtekeningen niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, dan wel vrijspraak, zoals door de raadsman bepleit. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 8:
[slachtoffer 8] [24] deed aangifte van diefstal en verklaarde – zakelijk weergegeven – bewoner te zijn van de woning aan de [adres 8] . Op 6 februari 2014, omstreeks 07.50 uur, kwam aangever thuis en merkte hij dat hij de woning niet inkwam. Hij zag vervolgens dat het raam van de kleine slaapkamer stuk was geslagen en dat het raam van de keuken open stond. Eenmaal binnen zag aangever dat de deur naar het balkon geforceerd was. Op de goederenbijlage staan vermeld een televisie, een dvd-recorder, een notebook, twee horloges, diverse kleiding en 150 euro.
Verdachte [25] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik heb samen met iemand anders ingebroken in de buurt van [school] , in een flat op de eerste etage. Ik heb daar gewoon een ruit aan de achterzijde van het balkon vernield met een schroevendraaier. Wij hebben daar een hele grote LG tv en een Acer laptop weggenomen.
Verdachte [26] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 8] . Dat is die inbraak in die flat op de eerste verdieping. Daar heb ik de vorige keer al over verteld.”
Verdachte [27] verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “Het klopt dat ik deze inbraak gepleegd heb. Voor zover ik weet hebben wij een laptop, een tv en twee horloges gestolen.”
De rechtbank constateert dat verdacht erkent deze inbraak gepleegd te hebben, maar dat hij stellig ontkent daarbij kleding en geld weggenomen te hebben. Nu, behalve de verklaring van verdachte, geen ondersteunend bewijs voorhanden is voor de diefstal van de kleding en het geld, zal de rechtbank verdachte van die onderdelen vrijspreken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de overige goederen samen met een ander heeft gestolen bij deze inbraak.
Feit 9:
[slachtoffer 9] [28] deed aangifte van diefstal en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat hij op 18 januari 2014, omstreeks 11.00 uur zijn woning aan de [adres 9] heeft verlaten. Omstreeks 21.00 uur is hij samen met zijn vriendin thuisgekomen, waarna hij zag dat de slaapkamer was doorzocht. Aangever zag vervolgens dat het slot van de achterdeur was geforceerd. Op de eerste verdieping in de werkkamer heeft men zijn computer met toebehoren en de laptop van zijn vriendin weggenomen. Op de goederenbijlage staan vermeld twee Apple computers, een tas, een zonnebril en 1.150 euro.
Verdachte [29] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ook heb ik ingebroken in een grote woning voor [school] college. Ik heb daar een aantal laptops en een Apple scherm weggenomen. Ik heb om binnen te komen een vijf meter hoge muur moeten beklimmen. Toen ik achterom was, heb ik een slot van de achterdeur afgebroken.”
Verdachte [30] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 9] . Daar heb ik de vorige keer al over verklaard. Dat is die met die hoge muur om de tuin.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over andere goederen dan laptops en een Apple scherm, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve ook de diefstal van de overige goederen bewezen.
Feit 10:
[slachtoffer 10] [31] deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op zaterdag 14 december 2013 haar woning [adres 10] heeft verlaten. Toen ze zondag 15 december 2013 thuis kwam, zag ze dat het bovenlicht (klapraam) boven de keukendeur was verbroken. De heft arm aan de binnenzijde was over gebroken. Ze zag dat de laptop (de goederenbijlage vermeldt ‘notebook’) die op de eetkamertafel lag, gestolen was en uit de kast in de woonkamer was de filmcamera gestolen. Op de 1e verdieping miste zij sieraden.
Verdachte [32] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar [adres 10] . Ik ben daar via een klein raampje aan de achterzijde van de woning naar binnen gegaan. Dit raampje stond open op die haak. Ik heb die haak afgebroken en toen kon ik naar binnen. Volgens mij heb ik daar een laptop, een playstation en nepjuwelen weggenomen.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over de filmcamera, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve de diefstal van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen.
Feit 11:
[slachtoffer 11] [33] deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op 7 februari 2014 omstreeks 17.00 uur de woning aan [adres 11] verliet. Toen ze na 21.30 uur bij de woning kwam, zag ze aan de achterzijde dat een raam open stond. Ze heeft vervolgens haar dochter gebeld en is uiteindelijk samen met haar dochter en schoonzoon de woning binnen gegaan. Ze zag dat diverse deuren en laden openstonden. Ze zag dat haar juwelen waren weggenomen. Uit de woning zijn weggenomen een Samsung Galaxy tab 3, een gouden dameshorloge, een antieke dameshorloge, een zilveren armband, een parel halssnoer, vier gouden halssnoeren, een set gouden oorbellen elk bezet met drie diamanten, een blauwe saffier hanger met diamanten en een Swarowski set.
Verdachte [34] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ergens in april ben ik in [wijk] gaan inbreken, rond 21.30 uur. Ik ben daar binnen gekomen via het openstaande wc-raampje. Ik ben direct naar de slaapkamer gelopen en daar vond ik goud: kettingen, armbanden en nog spullen. In die kast lag ook een beurs. Toen ik die openmaakte zag ik het pasje van de marechaussee. Toen ik de andere deur van de kast open trok, zag ik veel dozen met Swarowski kristal. Verder lagen er nog meer sieraden.”
Verdachte [35] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [foutief adres 2] Daar heb ik de vorige keer al over verteld. Dat was die marechaussee. Daar heb ik dat goud en die beurs weggenomen. Ik ben daar via het openstaande wc-raampje naar binnen gegaan. In de woonkamer lag een iPad en in de slaapkamer zag ik dat kristal en vond ik het goud.”
Een afzonderlijk opgemaakt
aanvullend proces-verbaal [36] vermeldt – zakelijk weergegeven – dat het [foutief adres 2] niet bestaat, maar is genaamd [adres 11] .
Verdachte [37] verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “U houdt mij voor dat ik bij de politie over een iPad verklaarde, terwijl aangever spreekt van een Samsung Galaxy Tab 3. Ik weet dat het een tablet was, maar niet van welk werk.”
De rechtbank constateert dat verdachte deze diefstal erkent. Hij zou volgens het openstaand wc-raampje naar binnen zijn gegaan. Dat betekent dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal, immers door middel van inklimming.
Feit 12:
[slachtoffer 12] [38] deed aangifte een verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op vrijdag 14 februari 2014, omstreeks 16.00 uur haar woning aan de [adres 12] verliet. Toen ze omstreeks 22.30 uur thuis kwam, zag ze in de hal diverse spullen op de grond liggen en ze zag dat een raam naast de achterdeur, in de keuken gelegen, vernield was. Tevens zag ze dat aan de buitenzijde van de achterdeur, ter hoogte van het slot, braakschade zat. De afzonderlijk gevoegde goederenbijlage [39] vermeldt een fiets, twee notebooks, een iPad een Sasmung Galaxy Ace telefoon, een cateye fietscomputer, een Windows-licentie, een laptoptas, een sleutel, 2 usb’s, een externe harde schijf, een draadloze laser muis, een leren agenda met vulling, een balpen Parker, een bluray, 8 Playstation 3 games, twee Sony Playstation wireless controllers, een bescherming iPad, een Sony koptelefoon, twee oplader, een dockingstation, een Sanyo foto- en filmcamera, een TomTom, een gouden ring met diamantjes, een horloge Guess en een ring TiSento.
Verdachte [40] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 12] . Aan de achterkant van de woning ben ik over het hek gesprongen. Ik heb daar een klein raampje ingeslagen en door dit gat ben ik naar binnen gegaan. Op de achterdeur zat een sleutel. Ik heb daar als eerste de achterdeur open gemaakt. Daarna heb ik de woning doorzocht. Ik ben daar met de fiets naartoe gegaan. Ik heb daar een of meerdere laptops en een playstation weggenomen. Ik heb daar uit de berging in de tuin een racefiets weggenomen. Met die racefiets ben ik weggegaan.”
De rechtbank overweegt dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar zich niet meer precies te herinneren welke goederen hij heeft weggenomen, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve de diefstal van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen.
Feit 13:
[slachtoffer 13] [41] deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat hij op zondag 23 maart 2014 tussen 19.30 uur en 22.00 uur is weggeweest en dat tussen die tijdstippen is ingebroken. Toen hij omstreeks 22.00 uur thuis kwam op de [adres 13] , zag hij dat vrijwel alle kasten in de woning open stonden en zag hij dat gepoogd was de tuindeur in de slaapkamer open te breken. De cilinder was uit het slot gebroken. Hij zag dat op een slaapkamer een ruit was geforceerd, waardoor het raam geopend kon worden. In de achterkamer is zijn Apple laptop (de goederenbijlage vermeldt “notebook”) weggenomen.
Verdachte [42] verklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 13] . Ik ben via een paadje naast de woning aan de achterzijde van de woning gekomen. Daar stond een raam open. Ik heb daar een stuk ruit ingeslagen om bij de sluithaak te komen. Zo ben ik binnen gekomen. Daar heb ik alleen een Macbook, die stond op een tafel, weggenomen.”
De rechtbank constateert dat verdachte erkent deze inbraak gepleegd te hebben, maar dat hij stellig ontkent daarbij geld weggenomen te hebben. Nu geen ondersteunend bewijs voorhanden is voor de diefstal van het geld, zal de rechtbank verdachte van dat onderdeel vrijspreken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de notebook (Apple laptop) heeft gestolen bij deze inbraak.
Feit 14:
[slachtoffer 14] [43] deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat hij op zondag 2 februari 2014 omstreeks 14.00 uur zijn woning aan de [adres 14] te Maastricht heeft verlaten. Omstreeks 19.00 uur kwam zijn zoon thuis en die heeft toen ontdekt dat er was ingebroken. Hij had gezien dat de kelderdeur was opengebroken. Aangever en zijn echtgenote zagen vervolgens dat de kelderdeur aan de achterzijde van de woning was geforceerd en dat de gehele woning doorzocht was. Hij zag dat drie laptops, een playstation 3, een tablet en een sporttas waren gestolen. De goederen zijn eigendom van aangever, zijn echtgenote en zijn zoon.
Verdachte [44] verklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 14] . Wij hebben daar ingebroken door aan de achterzijde van de woning de deur te verbreken. Wij hebben de woning doorzocht en hebben daar volgens mij een tv, een playstation en twee laptops weggenomen. Ook was daar volgens mij een witte Apple laptop weggenomen. Wij hebben daar met twee man ingebroken.”
De rechtbank constateert dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over alle goederen die aangever vermeldt, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, wel betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve de diefstal van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen.
Feit 15:
De rechtbank overweegt als volgt. In nacht van 13 op 14 april 2014 werd in Sittard een mini-tractor gestolen. In het dossier bevinden zich weergaven van diverse telefoontaps die zouden kunnen gaan over de verkoop en verplaatsing van die tractor waaruit afgeleid zou kunnen worden dat verdachte daarbij enige betrokkenheid heeft. Op basis van de beschikbare stukken kan de rechtbank echter niet vaststellen of verdachte ook betrokken was bij de diefstal van deze mini-tractor. Gelet daarop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Inzake parketnummer 03/8660063-15:
Feit 1:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [45] en de aangifte [46] namens [stichting] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ruit van het pand van [stichting] heeft vernield.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
Inzake parketnummer 03/720167-14:
1.hij op 13 december 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen wat van hun gading was, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk met zijn mededader, een schuifpui en een raam van die woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. (primiar)hij op 28 januari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een werkschuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen koffers met gereedschap, toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.hij op 1 maart 2014 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een televisie, twee notebooks en een iPad, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
4. primairhij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 2 juni 2014 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur/werkplaats behorende bij een [adres 5] heeft weggenomen gereedschap, toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5. subsidiairhij in de periode van 15 juni 2014 tot en met 16 juni 2014 in de gemeente Maastricht, een bromfiets (merk Piaggio C38) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.hij op 20 november 2013 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 6] heeft weggenomen een laptop (Apple Macbook), sleutels, sieraden en een videocamera, toebehorende aan [slachtoffer 6] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
7.hij in de periode van 11 december 2013 tot en met 15 december 2013 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 7] heeft weggenomen twee Macbook's, computer accessoires en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 7] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
8.hij in de periode van 5 februari 2014 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 8] heeft weggenomen een televisie, een DVD-recorder, een notebook en horloges, toebehorende aan [slachtoffer 8] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
9.hij op 18 januari 2014 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 9] heeft weggenomen twee Apple computers, een tas met inhoud, een zonnebril en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 9] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
10.hij in de periode van 14 december 2013 tot en met 15 december 2013 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 10] heeft weggenomen een notebook, een filmcamera en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 10] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
11.hij op 7 februari 2014 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 11] heeft weggenomen een Samsung Galaxy tab 3, horloges en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 11] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
12.hij op 14 februari 2014 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 12] heeft weggenomen meerdere notebooks, een GSM, Playstation spellen, sieraden en sleutels en een (race)fiets en een tablet, toebehorende aan [slachtoffer 12] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
13.hij op 23 maart 2014 in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 13] heeft weggenomen een notebook, toebehorende aan [slachtoffer 13] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
14.hij op 2 februari 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 14] heeft weggenomen drie laptops, een playstation, een tablet en een sporttas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
Inzake parketnummer 03/866063-15:
1.hij op 25 januari 2015 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand gelegen aan de [adres 16] , toebehorende aan [stichting] , heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ter zake feit 1 van parketnummer 03/720167-14:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 45 in verband met artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feiten 2 primair, 4 primair, 8 en 14 van parketnummer 03/720167-14:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Deze misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 310 in verband met artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feit 3 van parketnummer 03/720167-14:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 in verband met artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feit 5 subsidiair van parketnummer 03/720167-14:
opzetheling
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feiten 6, 7, 9, 10, 12 en 13 van parketnummer 03/720167-14:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Deze misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 310 in verband met artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feit 11 van parketnummer 03/720167-14:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 in verband met artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake feit 1 van parketnummer 03/866063-15:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier en een half jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte schuldig is aan een groot aantal, ernstige, strafbare feiten, frequent en gedurende een aanzienlijke periode gepleegd. Het is algemeen bekend dat inbraken leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid en de privacy van slachtoffers aantast. In het bijzonder de immateriële schade is vaak zeer groot. Verdachte heeft echter zijn eigen winstbejag vooropgesteld. Ook heeft hij geen empathie getoond. Een kans in de vorm van schorsing van de voorlopige hechtenis heeft ook geen resultaat opgeleverd, integendeel. Verdachte wenst enkel op zijn eigen voorwaarden medewerking te verlenen aan hulpverlening. In de strafeis is rekening gehouden met het feit dat verdachte tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven. Concluderend is de officier van justitie van mening dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Mede gelet op de rapportages omtrent verdachte is een voorwaardelijk strafdeel niet geïndiceerd; een daarin te volgen traject kan immers ook in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling doorlopen worden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om toepassing van het zogenaamde adolescentenstrafrecht. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de reclassering verdachte beschrijft als een onrijpe, impulsieve jongeman. Volgens de raadsman dient opvoeding, heropvoeding, onderwijs en resocialisatie centraal te staan. Verdachte past beter binnen het adolescentenstrafrecht, waar meer pedagogische ondersteuning is. Bovendien acht de raadsman het van belang dat verdachte schoon schip heeft gemaakt, met alle bijbehorende risico’s voor hemzelf. Daaromtrent is ook van belang dat in een eerder stadium door het Openbaar Ministerie kenbaar is gemaakt rekening te houden met gegeven openheid van zaken bij de vordering. Die ‘toezegging’ komt naar mening van de raadsman niet tot uiting in de huidige vordering.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf conform de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht gecombineerd met een voorwaardelijk gedeelte met ambulante behandeling.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over de toepassing van het Adolescenten Strafrecht
Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid tot toepassing van het jeugdstrafrecht bij adolescenten indien de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daartoe aanleiding geven. De reclassering heeft hieromtrent negatief geadviseerd, gezien de langdurige justitiële voorgeschiedenis van verdachte, diens anti-sociale persoonlijkheidskenmerken, de grote pedagogische inzet in het verleden die niet dan wel onvoldoende tot het gewenste resultaat heeft geleid en de benoemde pedagogische onmogelijkheden, verslavingsproblematiek en toekomstverwachtingen. Gezien deze contra-indicaties acht de rechtbank het niet realistisch te verwachten dat toepassing van het adeloscentenstrafrecht een – voor verdachte én de samenleving – positieve uitwerking heeft. Ook de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan en de geharde houding van de verdachte daarbij, leiden bij de rechtbank niet tot een andere conclusie, integendeel. De rechtbank ziet geen reële pedagogische mogelijkheden, veranderingen zullen thans door verdachte zelf moeten worden bewerkstelligd waarbij het aan hem is om eventueel geboden hulp van de reclassering of anderen daarbij te aanvaarden. Het verzoek van de verdediging wordt derhalve afgewezen en de rechtbank zal dan ook het strafrecht voor volwassenen toepassen.
Overwegingen over de op te leggen straf
Verdachte heeft twaalf diefstallen uit woningen, al dan niet met braak en al dan niet samen met een ander, gepleegd in een periode van ruim een half jaar. Eenmaal bleef het bij een poging en verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een scooter en een raam vernield. Bij de strafoplegging zal de rechtbank tevens ermee rekening houden dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de ad informandum gevoegde feiten, te weten:
eenvoudige belediging van een ambtenaar, gepleegd op 15 juli 2014 in Maastricht;
diefstal in vereniging d.m.v. braak, gepleegd tussen 15 en 16 juni 2014 te Bemelen;
diefstal, gepleegd tussen 10 juni en 9 juli 2014 te Maastricht;
opzetheling in vereniging, gepleegd tussen 16 februari en 12 maart 2014 te Maastricht;
Ondanks diens jonge leeftijd heeft verdachte een aanzienlijke serie van ernstige delicten gepleegd, waarbij bij deze diefstallen en de verkoop van gestolen goed sprake lijkt van een groter (georganiseerd) verband. Verdachte heeft verklaard zo’n tien à twintig duizend euro verdiend te hebben met zijn ‘werk.’ Verdachte leefde op grote voet en maakte naar eigen zeggen € 300,- tot € 500,- per dag op. Dat was de reden dat hij “moest” stelen, want “zo is het leven”, aldus de verdachte. Verdachte lijkt niet te beseffen welke schade hij de slachtoffers door zijn handelen heeft toegebracht. Enerzijds zijn de slachtoffers tal van waardevolle en soms dierbare goederen kwijt en dienden reparatiewerkzaamheden uitgevoerd te worden aan geforceerde ramen en deuren. Anderzijds is de emotionele schade niet in geld uit te drukken. [slachtoffers] hebben zulks ter terechtzitting treffend verwoord. Zij, maar ook andere slachtoffers, voelen zich door de inbraken onveilig in hun eigen woning. De eigen woning, die juist een baken van rust, geborgenheid en veiligheid behoort te zijn. Daarmee heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Gelet op de ernst van de feiten en het nadeel dat verdachte de vele slachtoffers heeft toegebracht, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank verwijst hierbij naar de vordering van de officier van justitie, die, gelet op de feiten waarop die gebaseerd is, volstrekt niet onbegrijpelijk is.
In de persoon van verdachte ziet de rechtbank bovendien nauwelijks redenen voor matiging van de op te leggen straf. Verdachte is weliswaar nog jong, maar zijn strafblad, zijn houding over de gepleegde feiten en zijn toekomstbeeld, baren de rechtbank grote zorgen. Verdachte verklaarde schoon schip gemaakt te hebben en heeft weliswaar meegewerkt aan het onderzoek, maar de rechtbank stelt ook vast dat verdachte zeer selectief verklaart en geen berouw van en inzicht in zijn handelen toont. De rechtbank heeft dan ook niet de indruk dat verdachte daadwerkelijk de ernst van de feiten inziet en daarmee samenhangend intrinsiek gemotiveerd is op korte termijn iets van zijn leven te willen maken. Zulks blijkt ook de meest recente reclasseringsrapportage omtrent verdachte. Een klinische opname is mislukt, verdachte staat nauwelijks open voor behandeling en begeleiding wil enkel meewerken op eigen voorwaarden. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaart niet uit te sluiten dat als hij weer vrij komt en geen werk of uitkering heeft, hij weer (moet) gaat stelen. Die denkwijze baart de rechtbank grote zorgen, Verdachte lijkt niet doordrongen te zijn van het feit dat in het normale leven
op een legale manier gewerktzal moeten worden voor de kost en dat de tering naar de nering zal moeten worden gezet.
De rechtbank is dan ook met de officier van justitie van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige manier is om de samenleving te beschermen tegen verdachte en verdachte tegen zichzelf. De rechtbank is zich ervan bewust dat hij wel degelijk hulp, begeleiding en eventueel behandeling nodig heeft om een positieve draai te geven aan zijn leven. Zulks kan echter ook gedurende detentie en in het kader van eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling gebeuren.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat zij in de leeftijd van verdachte en in de iets andere bewezenverklaring, reden ziet enigszins in het voordeel van de verdachte af te wijken van de vordering van de officier van justitie.
De ernst van de feiten, de persoon van verdachte en de overige omstandigheden zoals hiervoor weergeven allen tezamen bezien, maken dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, gerechtvaardigd acht. De rechtbank zal verdachte dan ook daartoe veroordelen.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van 14.040,37 euro (bestaande uit 13.765,37 euro materiële schade en 275 euro immateriële schade) ter zake van feit 6 (parketnummer 03/720167-14).
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 6 van parketnummer 03/720167-14 ten laste gelegde feit (art. 310 jo. 311 Sr) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door de verdediging niet is weersproken, integraal voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van 14.040,37 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 20 november 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van 14.040,37 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 20 november 2013 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 105, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 6] voornoemd.
Verdachte zal van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zijn bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

9.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden verbeurdverklaard. Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien die voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van die voorwerpen de feiten zijn begaan en/of voorbereid.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 63, 266, 267, 310, 311, 350 en 416 van het Wetboek van, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van feit 5 primair en feit 15 van parketnummer 03/720167-14;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] , van een bedrag van 14.040,37 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 20 november 2013 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 6] voornoemd (art. 311 Sr), van een bedrag van 14.040,37 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 20 november 2013 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 105 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Beslag
- verklaart verbeurd de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen:
1.00 STK GSM, SAMSUNG, 2357559
1.00 STK GSM, SAMSUNG, 2357551
1.00 PR Handschoen, 2357549
1.00 PR Handschoen, 2377924
1.00 PR Handschoen, 2377925
1.00 STK Handschoen, 2377926
1.00 STK Sjaal, 2377928
1.00 STK Pet, 2377929
2.00 STK Schroevendraaier, 2377930
1.00 STK Tang, BERNER, 2377931, zijkniptang.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. M.T.A.C. Russel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 mei 2015.
Buiten staat
Mr. J. Wöretshofer en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg, districtsrecherche Zuid-West opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013090358 d.d. 16 oktober 2013 (genaamd deelonderzoek G van onderzoek REMCO) en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2013, p. 412-413.
3.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 15 december 2013, p. 415-416.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 126.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 138.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 september 2014, p. 146.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 1 februari 2014, p. 451-452.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 126.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 2 maart 2014, incl. goederenbijlagen, p. 465-467.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 126.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 september 2014, p. 147.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 4 juni 2014, p. 523-524.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 127.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 september 2014, p. 148.
15.Proces-verbaal aangifte [aangever 1] 16 juni 2014, incl. goederenbijlage, p. 576-578.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 september 2014, p. 142-143.
17.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 21 april 2015.
18.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 12 december 2013, p. 596-597.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 125.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 138.
21.(Afzonderlijk opgemaakt aanvullend) proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2014, voorzien van proces-verbaalnummer PL2400-2013090358-174.
22.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 29 december 2013, incl. goederenbijlage, p. 604-607.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 138.
24.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] d.d. 6 februari 2014, incl. goederenbijlage, p. 615-619.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 125-126.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 138.
27.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 21 april 2015.
28.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 9] d.d. 23 januari 2014, incl. goederenbijlage, p. 624-627.
29.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 125.
30.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 138.
31.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 10] d.d. 15 december 2013, incl. goederenbijlage, p. 630-632.
32.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 139.
33.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 11] d.d. 8 februari 2014, p. 639-641.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 125.
35.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 139.
36.(Afzonderlijk opgemaakt aanvullend) proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2014, voorzien van proces-verbaalnummer PL2400-2013090358-175.
37.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 21 april 2015.
38.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 12] d.d. 15 februari 2014, p. 647-648.
39.Bijlage goederen, d.d. 19 februari 2014, p. 652-653.
40.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 139.
41.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 13] d.d. 27 maart 2014, incl. goederenbijlage, p. 657-659.
42.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 juli 2014, p. 139.
43.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 14] d.d. 2 februari 2014, p. 425-426.
44.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juli 2014, p. 126.
45.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 21 april 2015.
46.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , proces-verbaalnummer PL2300-2015016570-1, d.d. 27 januari 2015, p. 8-9 van het aanvullend proces-verbaal van de politie Limburg, districtsrecherche Zuid-West, voorzien van proces-verbaalnummer 2013090358, d.d. 29 januari 2015.