4.3Het oordeel van de rechtbankVerdachte heeft zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting deels bekennende verklaringen afgelegd. Op basis van de diverse aangiftes in samenhang en onderling verband bezien met die bekennende verklaringen, alsmede – daar waar van toepassing – met de overige hieronder weer te geven bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen feiten 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 subsidiair en 6 tot en met 14 van parketnummer 03/720167-14 alsmede feit 1 van parketnummer 03/866063-15. Niet wettig en overtuigend bewezen acht de rechtbank feiten 5 primair en 15 van parketnummer 03/720167-14. Verdachte zal derhalve van die feiten worden vrijgesproken. De rechtbank zal hieronder per feit de gebruikte bewijsmiddelen weergeven alsmede, waar nodig, een nadere bewijsmotivering.
Inzake parketnummer 03/720167-14:
[slachtoffer 1]deed aangifte ter zake poging inbraak en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat zij op 13 december 2013 een telefoontje kreeg van haar buurman, die mededeelde dat hij lawaai hoorde vanuit haar woning, de [adres 2] te Maastricht, en dat hij iemand in haar woning had gezien met een zaklamp. Eenmaal thuis zag zij schade aan de schuifpui en het raampje in de keuken, laatstgenoemde was opengebroken.
Het
proces-verbaal sporenonderzoekvermeldt – zakelijk weergegeven – dat bij het forensisch onderzoek in de woning [adres 2] te Maastricht naar aanleiding van de inbraak op 13 december 2013 bleek dat gepoogd werd de schuifpui open te breken en het kelderrooster open te breken alsmede dat toegang tot de woning werd verschaft via het uitzetraampje boven de keukendeur aan de achterzijde van de woning.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik heb ingebroken in de woning in de [adres 2] . Ik ben daar binnen gekomen via een ruitje aan de achterzijde van achterdeur. Ik hoefde alleen maar het ruitje open te trekken en toen kon ik naar binnen. Toen ik binnen was, werd ik gezien door de buurman. Ik ben gevlucht door het raam aan de voorzijde van de woning. Ik heb daar niets weggenomen.”
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 2] in Maastricht. Die hebben jullie al. Dat is waar ik op de eerste verdieping uit dat raam ben gesprongen.”
Verdachteverklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 2] te Maastricht en vraagt mij of ik deze inbraak samen met [medeverdachte 1] gepleegd heb. Ja, dat hebben wij samen gedaan. Ik ben daar naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] heeft daar op de uitkijk gestaan. Wij zijn daar samen met de scooter gevlucht.”
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander ingebroken heeft in de betreffende woning door middel van het forceren van de schuifpui en een raam. Na betrapping is verdachte gevlucht, waardoor de diefstal uiteindelijk niet is voltooid.
Feit 2:
[slachtoffer 2]deed aangifte van diefstal uit de werkschuur gelegen bij haar woning aan de [adres 3] te Maastricht en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat op 28 januari 2014, omstreeks 02.15 uur, het inbraakalarm in haar woning afging. Alles was echter nog in orde. Omstreeks 08.05 uur zag ze dat de deur van de werkschuur openstond en dat de afdekplaat van het slot was verbogen en omhoog stond. Vervolgens zag ze dat diverse witte koffers met handgereedschappen niet meer aanwezig waren. Opvallend is dat toen de politie de aangifte kwam opnemen, er nog twee gereedschapskoffers gevonden werden achter in de tuin.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de schuur in de [adres 3] in Maastricht. Die hebben wij ook gedaan. Ik heb op de uitkijk gestaan. De andere persoon heeft iets in de schuur verbroken waardoor het alarm afging. Wij zijn daarna gevlucht.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte erkent heeft betrokken te zijn bij de inbraak in deze schuur. De rechtbank ziet zich echter voor de vraag gesteld of sprake is van een voltooide diefstal dan wel een poging daartoe en overweegt als volgt. Uit de aangifte blijkt dat – in elk geval – twee koffers zich niet meer in schuur bevonden, maar achter in de tuin. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van een voltooide diefstal. Men had zich de koffers immers reeds toegeëigend op het moment dat men zich door het alarm genoodzaakt zag de koffers achter te laten. Daarmee acht de rechtbank de primair ten laste gelegde variant wettig en overtuigend bewezen.
[slachtoffer 3]deed aangifte van diefstal uit haar woning aan de [adres 4] te Meerssen en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat haar zoon op 1 maart 2014, omstreeks 23.00 uur, zag dat er geen televisie meer in de woonkamer stond. Aangeefster zag vervolgens dat men zowel op de eerste verdieping als op de begane grond diverse lades en kasten doorzocht had. In de woning hebben de daders onder andere een televisie, 2 laptops en een tablet weggenomen. De goederenbijlage vermeldt een televisie, twee notebooks en een iPad.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 4] in Maastricht (de rechtbank begrijpt Meerssen). Die hebben wij ook gedaan. Wij hebben daar een hele grote tv, een tablet en een laptop weggenomen.”
Verdachteverklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de inbraak bij de woning aan de [adres 4] in Meerssen. Die heb ik samen met [medeverdachte 1] gedaan.”
De rechtbank stelt vast dat verdacht erkent diverse goederen uit deze woning gestolen te hebben. De rechtbank ziet zich echter voor de vraag gesteld of sprake is van een gekwalificeerde diefstal, aangezien verdachte stellig verklaarde dat de achterdeur open stond. De aangifte, het sporenonderzoek en de verklaring van verdachte bezien, leidt de rechtbank tot de conclusie dat de juistheid van de verklaring van verdachte niet uit te sluiten is, op grond waarvan de rechtbank een ‘kale’ diefstal uit de woning bewezen acht.
[slachtoffer 4]deed aangifte van inbraak in de schuur/werkplaats van [adres 5] en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat op zondag 1 juni 2014 alle ramen en deuren van de werkplaats deugdelijk werden afgesloten. Op maandag 2 juni 2014 zag aangever dat twee deuren van de werkplaats open stonden en dat de sloten en de slotplaat verwrongen c.q. vernield waren. Naast een deur lagen een baco en een tang op de grond. Rondom de werkplaats zag aangever op verschillende plaatsen gereedschap liggen.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar [adres 5] . Die hebben wij ook gedaan. Wij zijn samen het terrein van de camping opgelopen. Wij zijn naar de schuren gelopen en daar zagen wij allemaal Stihl apparatuur liggen. De schuur die afgesloten was, heb ik met een Baco opengebroken. Uit deze schuur heb ik de Stihl apparatuur gepakt. Ik had die weggelegd omdat de politie aankwam. Wij hebben de auto laten staan en zijn moeten wegvluchten.”
Verdachteverklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de poging inbraak bij een schuur van de camping in Meerssen. Die heb ik ook met [medeverdachte 1] gedaan.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte erkent heeft betrokken te zijn bij de inbraak in deze schuur/werkplaats. De rechtbank ziet zich echter ook hier voor de vraag gesteld of sprake is van een voltooide diefstal dan wel een poging daartoe. Uit de aangifte blijkt dat rondom de werkplaats gereedschap lag. Bovendien verklaart verdachte dat hij de apparatuur uit de schuur heeft gepakt. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van een voltooide diefstal. Men had zich het gereedschap immers reeds toegeëigend op het moment dat men zich door de komst van de politie genoodzaakt zag het gereedschap achter te laten. Daarmee acht de rechtbank de primair ten laste gelegde variant wettig en overtuigend bewezen.
[Aangeefster]deed namens [slachtoffer 5] aangifte van diefstal en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op zondag 15 juni 2015 omstreeks 23.00 uur de bromfiets naast hun caravan op [adres 15] , stalden. De bromfiets was afgesloten door middel van een kettingslot door het wiel en een stuurslot. Op maandag 16 juni 2014 omstreeks 07.00 uur zag aangeefster dat de bromfiets was weggenomen. De bromfiets betrof een Vespa voorzien van kenteken [kenteken] en was eigendom van aangeefsters partner, [slachtoffer 5] . De goederenbijlage vermeldt een Piaggio C38.
Verdachteverklaarde op 2 september 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “ [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en ik zijn naar de camping [adres 15] gegaan. [medeverdachte 2] en ik zijn naar de schuur gegaan en ik heb samen met hem de deur van de schuur open gebroken. [medeverdachte 2] en ik hebben de Stihl-apparaten uit de schuur gepakt en aan [medeverdachte 1] doorgegeven. Wij hebben alle spullen bij [bijnaam] in de taxi gelegd. Ik ben met de taxi en de gestolen spullen naar de woning van de moeder van [medeverdachte 1] gereden. Later, toen ik ongeveer een half uurtje thuis was, kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de scooters bij mij thuis aan. Later die ochtend stonden die mensen aan de deur. Die kwamen hun brommers terughalen. Die brommers (en een fietsje) zijn toen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en mijzelf teruggebracht.”
Verdachteverklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “U houdt mij voor dat ik ontkend heb betrokken te zijn geweest bij de diefstal van de scooter(s), maar dat ik de scooter(s) vervolgens wel in mijn tuin liet plaatsen. Wat kan ik daarop zeggen. Ik ben een dief en geld is geld.”
De rechtbank overweegt dat in de nacht van 15 op 16 juni 2015 diverse diefstallen hebben plaatsgevonden op [adres 15] . Verdachte erkent Stihl-apparatuur uit de schuur gestolen te hebben (welk feit ad-informandum is gevoegd), maar ontkent dat hij nadien ook betrokken was bij de scooterdiefstal. Wel heeft hij erkent dat de scooters bij hem in de tuin hebben gestaan. De verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] sluiten elkaar uit en de rechtbank is niet in staat vast te stellen welke verklaring de waarheid bevat. Gelet daarop zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte de verklaring van de verdachte volgen en hem vrijspreken van de primair ten laste gelegde diefstal. Uit de omstandigheden zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder uit hetgeen verdachte ter terechtzitting verklaarde, is de rechtbank wel gebleken dat verdachte wist dat de scooter van diefstal afkomstig was. Daarmee acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde heling wel bewezen.
[slachtoffer 6]deed aangifte van inbraak en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat haar man hun woning aan de [adres 6] op 20 november 2013 omstreeks 13.00 uur verliet. Toen was alles nog in orde. Omstreeks 16.40 uur kwam aangeefster thuis en zag zij dat alle kamers doorzocht waren en dat het raam op de slaapkamer open en geforceerd was. Aangeefster mistte een Apple Macbook, twee sleutelbossen, juwelen met een waarde van 30.000 tot 40.000 euro en een videocamera.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “De eerste inbraak die ik heb gedaan was in Amby. Ik ben daar aan de zijkant van de woning door een openstaand ruitje naar binnen geklommen en heb de woonkamer doorzocht. Daar vond ik een zwart mapje met gouden sieraden: kettingen en ringen, waaronder een ring met een diamant. Het totale bedrag dat ik voor het goud heb gekregen, was 4.500 euro.”
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar het [foutief adres 1] . Die heb ik jullie de vorige keer al verteld. Dat was die met dat goud waar ik 4.500 euro voor heb gekregen.”
Een afzonderlijk opgemaakt
aanvullend proces-verbaalvermeldt – zakelijk weergegeven – dat het adres [foutief adres 1] niet bestaat, maar dat de straat is genaamd [adres 6] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over andere goederen dan de juwelen, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve ook de diefstal van de andere goederen dan de juwelen bewezen, met de opmerking dat de in de tenlastelegging genoemde laptop en Apple Macbook blijkens de aangifte een en hetzelfde goed betreffen.
[slachtoffer 7]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – bewoner te zijn van de woning aan de [adres 7] . Op 11 december 2013 omstreeks 13.30 uur is hij vertrokken voor een weekendje weg. Toen hij op 15 december 2013 omstreeks 22.00 uur terug kwam, ontdekte hij dat was ingebroken. De missende goederen werden aangevuld middels de goederenlijst. Deze vermeldt twee Apple Macbook’s, computer accessoires en meerdere sieraden.
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 7] . Ik ben naar de achterkant van de woning gelopen en ben daar via de kelderdeur naar binnen gegaan. Volgens mij heb ik die opengebroken. Ik heb daar de woning doorzocht en spullen weggenomen. U moet maar in de aangifte kijken. Ik was daar alleen.”
De rechtbank constateert dat de aangifte en de goederenbijlage niet zijn ondertekend. De aangifte maakt echter wel deel uit van een op ambtseed opgemaakt dossier, in welk dossier ook verwezen wordt naar deze aangifte. Daarnaast erkent verdachte de inbraak. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van de handtekeningen niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, dan wel vrijspraak, zoals door de raadsman bepleit. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
[slachtoffer 8]deed aangifte van diefstal en verklaarde – zakelijk weergegeven – bewoner te zijn van de woning aan de [adres 8] . Op 6 februari 2014, omstreeks 07.50 uur, kwam aangever thuis en merkte hij dat hij de woning niet inkwam. Hij zag vervolgens dat het raam van de kleine slaapkamer stuk was geslagen en dat het raam van de keuken open stond. Eenmaal binnen zag aangever dat de deur naar het balkon geforceerd was. Op de goederenbijlage staan vermeld een televisie, een dvd-recorder, een notebook, twee horloges, diverse kleiding en 150 euro.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik heb samen met iemand anders ingebroken in de buurt van [school] , in een flat op de eerste etage. Ik heb daar gewoon een ruit aan de achterzijde van het balkon vernield met een schroevendraaier. Wij hebben daar een hele grote LG tv en een Acer laptop weggenomen.
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 8] . Dat is die inbraak in die flat op de eerste verdieping. Daar heb ik de vorige keer al over verteld.”
Verdachteverklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “Het klopt dat ik deze inbraak gepleegd heb. Voor zover ik weet hebben wij een laptop, een tv en twee horloges gestolen.”
De rechtbank constateert dat verdacht erkent deze inbraak gepleegd te hebben, maar dat hij stellig ontkent daarbij kleding en geld weggenomen te hebben. Nu, behalve de verklaring van verdachte, geen ondersteunend bewijs voorhanden is voor de diefstal van de kleding en het geld, zal de rechtbank verdachte van die onderdelen vrijspreken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de overige goederen samen met een ander heeft gestolen bij deze inbraak.
[slachtoffer 9]deed aangifte van diefstal en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat hij op 18 januari 2014, omstreeks 11.00 uur zijn woning aan de [adres 9] heeft verlaten. Omstreeks 21.00 uur is hij samen met zijn vriendin thuisgekomen, waarna hij zag dat de slaapkamer was doorzocht. Aangever zag vervolgens dat het slot van de achterdeur was geforceerd. Op de eerste verdieping in de werkkamer heeft men zijn computer met toebehoren en de laptop van zijn vriendin weggenomen. Op de goederenbijlage staan vermeld twee Apple computers, een tas, een zonnebril en 1.150 euro.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ook heb ik ingebroken in een grote woning voor [school] college. Ik heb daar een aantal laptops en een Apple scherm weggenomen. Ik heb om binnen te komen een vijf meter hoge muur moeten beklimmen. Toen ik achterom was, heb ik een slot van de achterdeur afgebroken.”
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 9] . Daar heb ik de vorige keer al over verklaard. Dat is die met die hoge muur om de tuin.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over andere goederen dan laptops en een Apple scherm, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve ook de diefstal van de overige goederen bewezen.
[slachtoffer 10]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op zaterdag 14 december 2013 haar woning [adres 10] heeft verlaten. Toen ze zondag 15 december 2013 thuis kwam, zag ze dat het bovenlicht (klapraam) boven de keukendeur was verbroken. De heft arm aan de binnenzijde was over gebroken. Ze zag dat de laptop (de goederenbijlage vermeldt ‘notebook’) die op de eetkamertafel lag, gestolen was en uit de kast in de woonkamer was de filmcamera gestolen. Op de 1e verdieping miste zij sieraden.
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar [adres 10] . Ik ben daar via een klein raampje aan de achterzijde van de woning naar binnen gegaan. Dit raampje stond open op die haak. Ik heb die haak afgebroken en toen kon ik naar binnen. Volgens mij heb ik daar een laptop, een playstation en nepjuwelen weggenomen.”
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over de filmcamera, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve de diefstal van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen.
[slachtoffer 11]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op 7 februari 2014 omstreeks 17.00 uur de woning aan [adres 11] verliet. Toen ze na 21.30 uur bij de woning kwam, zag ze aan de achterzijde dat een raam open stond. Ze heeft vervolgens haar dochter gebeld en is uiteindelijk samen met haar dochter en schoonzoon de woning binnen gegaan. Ze zag dat diverse deuren en laden openstonden. Ze zag dat haar juwelen waren weggenomen. Uit de woning zijn weggenomen een Samsung Galaxy tab 3, een gouden dameshorloge, een antieke dameshorloge, een zilveren armband, een parel halssnoer, vier gouden halssnoeren, een set gouden oorbellen elk bezet met drie diamanten, een blauwe saffier hanger met diamanten en een Swarowski set.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ergens in april ben ik in [wijk] gaan inbreken, rond 21.30 uur. Ik ben daar binnen gekomen via het openstaande wc-raampje. Ik ben direct naar de slaapkamer gelopen en daar vond ik goud: kettingen, armbanden en nog spullen. In die kast lag ook een beurs. Toen ik die openmaakte zag ik het pasje van de marechaussee. Toen ik de andere deur van de kast open trok, zag ik veel dozen met Swarowski kristal. Verder lagen er nog meer sieraden.”
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [foutief adres 2] Daar heb ik de vorige keer al over verteld. Dat was die marechaussee. Daar heb ik dat goud en die beurs weggenomen. Ik ben daar via het openstaande wc-raampje naar binnen gegaan. In de woonkamer lag een iPad en in de slaapkamer zag ik dat kristal en vond ik het goud.”
Een afzonderlijk opgemaakt
aanvullend proces-verbaalvermeldt – zakelijk weergegeven – dat het [foutief adres 2] niet bestaat, maar is genaamd [adres 11] .
Verdachteverklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “U houdt mij voor dat ik bij de politie over een iPad verklaarde, terwijl aangever spreekt van een Samsung Galaxy Tab 3. Ik weet dat het een tablet was, maar niet van welk werk.”
De rechtbank constateert dat verdachte deze diefstal erkent. Hij zou volgens het openstaand wc-raampje naar binnen zijn gegaan. Dat betekent dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal, immers door middel van inklimming.
[slachtoffer 12]deed aangifte een verklaarde – zakelijk weergegeven – dat ze op vrijdag 14 februari 2014, omstreeks 16.00 uur haar woning aan de [adres 12] verliet. Toen ze omstreeks 22.30 uur thuis kwam, zag ze in de hal diverse spullen op de grond liggen en ze zag dat een raam naast de achterdeur, in de keuken gelegen, vernield was. Tevens zag ze dat aan de buitenzijde van de achterdeur, ter hoogte van het slot, braakschade zat. De afzonderlijk gevoegde goederenbijlagevermeldt een fiets, twee notebooks, een iPad een Sasmung Galaxy Ace telefoon, een cateye fietscomputer, een Windows-licentie, een laptoptas, een sleutel, 2 usb’s, een externe harde schijf, een draadloze laser muis, een leren agenda met vulling, een balpen Parker, een bluray, 8 Playstation 3 games, twee Sony Playstation wireless controllers, een bescherming iPad, een Sony koptelefoon, twee oplader, een dockingstation, een Sanyo foto- en filmcamera, een TomTom, een gouden ring met diamantjes, een horloge Guess en een ring TiSento.
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 12] . Aan de achterkant van de woning ben ik over het hek gesprongen. Ik heb daar een klein raampje ingeslagen en door dit gat ben ik naar binnen gegaan. Op de achterdeur zat een sleutel. Ik heb daar als eerste de achterdeur open gemaakt. Daarna heb ik de woning doorzocht. Ik ben daar met de fiets naartoe gegaan. Ik heb daar een of meerdere laptops en een playstation weggenomen. Ik heb daar uit de berging in de tuin een racefiets weggenomen. Met die racefiets ben ik weggegaan.”
De rechtbank overweegt dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar zich niet meer precies te herinneren welke goederen hij heeft weggenomen, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve de diefstal van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen.
[slachtoffer 13]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat hij op zondag 23 maart 2014 tussen 19.30 uur en 22.00 uur is weggeweest en dat tussen die tijdstippen is ingebroken. Toen hij omstreeks 22.00 uur thuis kwam op de [adres 13] , zag hij dat vrijwel alle kasten in de woning open stonden en zag hij dat gepoogd was de tuindeur in de slaapkamer open te breken. De cilinder was uit het slot gebroken. Hij zag dat op een slaapkamer een ruit was geforceerd, waardoor het raam geopend kon worden. In de achterkamer is zijn Apple laptop (de goederenbijlage vermeldt “notebook”) weggenomen.
Verdachteverklaarde op 31 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 13] . Ik ben via een paadje naast de woning aan de achterzijde van de woning gekomen. Daar stond een raam open. Ik heb daar een stuk ruit ingeslagen om bij de sluithaak te komen. Zo ben ik binnen gekomen. Daar heb ik alleen een Macbook, die stond op een tafel, weggenomen.”
De rechtbank constateert dat verdachte erkent deze inbraak gepleegd te hebben, maar dat hij stellig ontkent daarbij geld weggenomen te hebben. Nu geen ondersteunend bewijs voorhanden is voor de diefstal van het geld, zal de rechtbank verdachte van dat onderdeel vrijspreken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de notebook (Apple laptop) heeft gestolen bij deze inbraak.
[slachtoffer 14]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – dat hij op zondag 2 februari 2014 omstreeks 14.00 uur zijn woning aan de [adres 14] te Maastricht heeft verlaten. Omstreeks 19.00 uur kwam zijn zoon thuis en die heeft toen ontdekt dat er was ingebroken. Hij had gezien dat de kelderdeur was opengebroken. Aangever en zijn echtgenote zagen vervolgens dat de kelderdeur aan de achterzijde van de woning was geforceerd en dat de gehele woning doorzocht was. Hij zag dat drie laptops, een playstation 3, een tablet en een sporttas waren gestolen. De goederen zijn eigendom van aangever, zijn echtgenote en zijn zoon.
Verdachteverklaarde op 23 juli 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: “U vraagt mij naar de [adres 14] . Wij hebben daar ingebroken door aan de achterzijde van de woning de deur te verbreken. Wij hebben de woning doorzocht en hebben daar volgens mij een tv, een playstation en twee laptops weggenomen. Ook was daar volgens mij een witte Apple laptop weggenomen. Wij hebben daar met twee man ingebroken.”
De rechtbank constateert dat verdachte deze inbraak erkent. Verdachte verklaarde weliswaar niet over alle goederen die aangever vermeldt, maar de rechtbank acht de aangifte, mede gezien de afwezigheid van contra-indicaties, wel betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve de diefstal van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen.
De rechtbank overweegt als volgt. In nacht van 13 op 14 april 2014 werd in Sittard een mini-tractor gestolen. In het dossier bevinden zich weergaven van diverse telefoontaps die zouden kunnen gaan over de verkoop en verplaatsing van die tractor waaruit afgeleid zou kunnen worden dat verdachte daarbij enige betrokkenheid heeft. Op basis van de beschikbare stukken kan de rechtbank echter niet vaststellen of verdachte ook betrokken was bij de diefstal van deze mini-tractor. Gelet daarop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Inzake parketnummer 03/8660063-15:
Feit 1:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzittingen de aangiftenamens [stichting] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ruit van het pand van [stichting] heeft vernield.