4.3Het oordeel van de rechtbank[getuige 3] heeft verklaard dat hij werkzaam is als toezichthouder milieu en tevens als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Nederweert. Samen met zijn collega, [betrokkene], was [getuige 3] op donderdag 6 februari 2014, omstreeks 10:45 uur, doende met een onaangekondigde milieucontrole op de adressen [adres 1] en [adres 2] te gemeente Nederweert. Op het perceel met [adres 1] was een pluimveehouderij gelegen die werd geëxploiteerd door[verdachte]. Op het perceel met [adres 2] was een gemengde veehouderij aanwezig, waar verdachte zakelijk eigenaar van was. Verdachte heeft [getuige 3] en zijn collega eerst het gehele bedrijf op[adres 1]laten zien. Op dat moment deelde verdachte mede dat hij even iets aan en uit moest zetten en liep weg. Verdachte is een aantal minuten weggebleven. Vervolgens heeft verdachte de ruimtes, stallen en loodsen laten zien die zijn gelegen op het perceel met[adres 2]. In de stal die zich aan de achterzijde van het perceel op [adres 2]bevond, rook [getuige 3] een typische chemische geur.[getuige 3] zag dat er achter in de stal vier grote blauwe vaten stonden. Hoe verder [getuige 3] de stal inliep, hoe intenser deze chemische geur werd. Verdachte riep hierbij meerdere malen dat [getuige 3] terug moest komen. Verdachte bleef daarbij aan het begin van de stal staan. Aan het einde van stal zag [getuige 3] dat er een scheidingswand met een deur was geplaatst. Verdachte was inmiddels ook de stal ingelopen. [getuige 3] heeft hierop gevraagd of verdachte de deur wilde openen. Verdachte heeft vervolgens met zijn rechteronderarm (en niet met zijn hand) tegen de klink geduwd en de deur geopend. Achter de deur bevond zich een ruimte. Op het moment dat[getuige 3] zag dat er zich in deze ruimte een laboratorium bevond, heeft hij de politie in kennis gesteld.
Naar aanleiding van het aantreffen van voornoemd laboratorium heeft de politie een onderzoek ingesteld. [verbalisant] rook een chemische lucht in de nabijheid van voornoemde stal. Bij het betreden van de stal werd deze lucht steeds sterker. [verbalisant] constateerde dat het laboratorium zich in het achterste gedeelte van de stal bevond. De ruimte waarin het laboratorium zich bevond was middels een wand met daarin een deur afgescheiden van de overige ruimte in de stal. In de overige ruimte stonden diverse balen stro, pallets met zaagsel, diverse stapels met roosters en stapels pallets. Achter deze goederen stond een groot aantal gebruikte en vervuilde vaten, twee 1000 liter containers en jerrycans. Voorts constateerde verbalisant dat er zich in dit gedeelte van de loods een houten stellage, overspannen met landbouwplastic, bevond. In deze stellage waren slaapplaatsen ingericht voor ten minste twee personen. In deze ruimte bevonden zich tevens een tafel, een laptop, diverse kledingstukken en toiletartikelen. Ook stond er een elektrische kachel. Direct naast deze ruimte werden diverse levensmiddelen, een magnetron, een tosti-ijzer, diverse kledingstukken en twee gelaatsmaskers aangetroffen.
Het achterste gedeelte van de stal was ingericht als een laboratorium, bestaande uit twee ruimtes. De productieapparatuur die in deze ruimtes werd aangetroffen bestond onder meer uit ketels, gasbranders, gas- en waterslangen, gaswassers, warmtebeeldcamera’s, rondbodemkolven, stoomgeneratoren, gasflessen, scheitrechters, maatbekers en klemdekselvaten. Daarnaast werden er diverse chemicaliën aangetroffen. De aangetroffen chemicaliën en apparatuur kunnen worden gerelateerd aan de grootschalige productie van synthetische drugs.
Tijdens het onderzoek werden monsters genomen van de aangetroffen chemicaliën. Deze monsters werden nader onderzocht door het NFI.De monsters bleken APAAN, N-formylamfetamine en amfetamine te bevatten. De chemicaliën die zijn aangetroffen worden gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine. Zo wordt APAAN omgezet in BMK, een grondstof voor (onder andere) amfetamine en metamfetamine. N-formylamfetamine is het tussenproduct van de vervaardiging van amfetamine uit BMK.
Tijdens het onderzoek zijn voorts (onder andere) twee gelaatsmaskers, een handschoen en een tandenborstel in beslag genomen. Deze goederen zijn veiliggesteld onder SIN-nummers AAGS9165NL, AAGS9166NL, AAGS9168NL en AAGS9177NL.Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAGS9165NL (van een masker) is op 24 maart 2014 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank en sindsdien vergeleken met de daarin aanwezig DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen man matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Naar aanleiding van deze match is het DNA-profiel van [medeverdachte] betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. Het DNA-profiel van verdachte is eveneens betrokken bij dit onderzoek. Uit het vergelijkend DNA-onderzoek bleek voorts dat op het masker met SIN-nummer AAGS9166NL een DNA-mengprofiel werd aangetroffen. Het celmateriaal op het masker kan afkomstig zijn van medeverdachte en van een onbekende man A. Voorts wees het onderzoek uit dat het celmateriaal op handschoen met SIN-nummer AAGS9177NL afkomstig kan zijn van eerdergenoemde onbekende man A. Het celmateriaal op de tandenborstel met SIN-nummer AAGS9168NL kan afkomstig zijn van medeverdachte. De kans dat een willekeurig gekozen man matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 6 februari 2014, omstreeks 11:45 uur, met zijn auto over het [straatnaam] reed. De getuige zag drie personen door de tuin van [adres 2] de weg oprennen. De getuige had het gevoel dat zij op de vlucht waren. Hij zag dat er voor de woning van verdachte een vrachtwagen van de gemeente Nederweert geparkeerd stond. Vervolgens is [getuige 1] naar de woning aan [adres 3] gegaan. Toen de getuige omstreeks 12:10 uur terugkwam zag hij dat er politieauto’s voor de woning van [adres 1] stopten.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij woonachtig is tegenover het perceel [adres 2] Vanaf zijn woning kijkt hij tegen de achterkant van een varkensstal. Na 1 januari 2014 heeft de getuige een aantal keren een opvallende geur rondom zijn woning geroken. De geur deed de getuige denken aan verbrand plastic. Toen hij de geur voor het eerst waarnam zag hij uit de ventilator van de varkensstal een grijze rook komen. Deze rook had eenzelfde opvallende geur. De getuige heeft dit tafereel vanaf januari 2014 driemaal waargenomen.
Aanvullende overwegingen met betrekking tot het bewijs
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen weet heeft gehad van het aangetroffen drugslaboratorium. Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op het feit dat er een sterke chemische lucht rondom de stal aanwezig was (die bovendien voor het eerst al op 1 januari 2014 door een buurman werd geroken), het feit dat verdachte als (zakelijk) eigenaar van dit boerenbedrijf vaak op het bedrijfsterrein aanwezig was en daar bedrijfsactiviteiten ontplooide, het feit dat verdachte tijdens de milieucontrole een aantal minuten weg is geweest en de buitengewoon opsporingsambtenaren verdachte vanaf de weg het erf weer zien oplopen (het laboratorium bevond zich aan de overzijde van de weg), het feit dat [getuige 1] drie mannen door de tuin van [adres 2] heeft zien wegrennen op het moment dat deze milieucontrole gaande was en het feit dat verdachte tijdens de controle in de stal waar het drugslaboratorium is aangetroffen de controleur heeft proberen terug te roepen en de deur van het laboratorium met zijn onderarm heeft geopend, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat verdachte geen wetenschap van het drugslaboratorium heeft gehad.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte door zijn handelen als medepleger, dan wel als medeplichtige kan worden aangemerkt. Gelet op het feit dat er geen DNA-sporen van verdachte in of rondom het laboratorium zijn aangetroffen en er bovendien geen aanwijzing bestaat dat verdachte de deskundigheid bezit die vereist is voor het exploiteren van een groot professioneel opgezet laboratorium als de onderhavige, ontbreekt in het dossier behorende bij deze zaak het bewijs om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking en is er dus geen sprake van medeplegen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Wel heeft verdachte opzettelijke gelegenheid verschaft tot het plegen van de strafbare feiten en kan hij dus als medeplichtige worden aangemerkt. Immers heeft verdachte zijn stal ter beschikking gesteld ten behoeve van de productie van amfetamine. De rechtbank acht daarom het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.