ECLI:NL:RBLIM:2015:3748

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
03/659048-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan de productie van amfetamine door het beschikbaar stellen van ruimte

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de productie van amfetamine. De verdachte had in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Nederweert ruimte beschikbaar gesteld voor de productie van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn stal ter beschikking te stellen, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het plegen van deze strafbare feiten. De rechtbank heeft het primair tenlastegelegde feit van medeplegen niet bewezen geacht, maar wel de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.

De zaak kwam aan het licht tijdens een milieucontrole op 6 februari 2014, waarbij getuigen opmerkten dat er een sterke chemische geur uit de stal kwam. Bij onderzoek door de politie werd een laboratorium voor de productie van amfetamine aangetroffen, inclusief chemische stoffen en apparatuur die gebruikt worden voor de vervaardiging van synthetische drugs. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten en de mogelijke gevolgen voor de maatschappij benadrukt, evenals de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet.

De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in aanmerking genomen, zoals de professionele wijze waarop de productie plaatsvond en de risico's die dit met zich meebracht voor de gezondheid en het milieu. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar de rechtbank achtte de medeplichtigheid bewezen, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/659048-14
Datum uitspraak : 1 mei 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Raadsman is mr. R.A.J. Delescen, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 21 april 2015.
De rechtbank heeft op 21 april 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Nederweert, althans binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Nederweert, althans binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben vervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij en/of tot voornoemd misdrijf hij verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft/hebben verschaft door een stal/bedrijfsruimte en/of bijbehorende aanhorighe(i)d(en)/bijgebouwen gelegen aan[adres 2] aan die een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft hiertoe verwezen naar het proces-verbaal met betrekking tot het aantreffen van het chemische drugslaboratorium, het NFI-rapport, het feit dat verdachte tijdens de milieucontrole (voorafgaand aan het ontdekken van het drugslaboratorium) een aantal minuten weg is geweest, de verklaring van [getuige 1] waaruit volgt dat er (kort nadat verdachte weg is geweest) drie mannen door de tuin van [adres 2] hebben gerend en de verklaring van[getuige 2] die vanaf januari 2014 meerdere keren een opvallende geur heeft geroken en grijze rook uit de varkensstal heeft zien komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota – zowel ten aanzien van het primair, als ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende direct bewijs is voor betrokkenheid en wetenschap van verdachte, daar de stal waar het drugslaboratorium is aangetroffen zich op grote afstand van de woning van verdachte bevindt en bovendien niet door verdachte in gebruik werd genomen. Daarnaast is er geen DNA-spoor van verdachte aangetroffen op de goederen die zich in of rondom het laboratorium bevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank[getuige 3] heeft verklaard dat hij werkzaam is als toezichthouder milieu en tevens als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Nederweert. Samen met zijn collega, [betrokkene], was [getuige 3] op donderdag 6 februari 2014, omstreeks 10:45 uur, doende met een onaangekondigde milieucontrole op de adressen [adres 1] en [adres 2] te gemeente Nederweert. Op het perceel met [adres 1] was een pluimveehouderij gelegen die werd geëxploiteerd door[verdachte]. Op het perceel met [adres 2] was een gemengde veehouderij aanwezig, waar verdachte zakelijk eigenaar van was. Verdachte heeft [getuige 3] en zijn collega eerst het gehele bedrijf op[adres 1]laten zien. Op dat moment deelde verdachte mede dat hij even iets aan en uit moest zetten en liep weg. Verdachte is een aantal minuten weggebleven. Vervolgens heeft verdachte de ruimtes, stallen en loodsen laten zien die zijn gelegen op het perceel met[adres 2]. In de stal die zich aan de achterzijde van het perceel op [adres 2]bevond, rook [getuige 3] een typische chemische geur.[getuige 3] zag dat er achter in de stal vier grote blauwe vaten stonden. Hoe verder [getuige 3] de stal inliep, hoe intenser deze chemische geur werd. Verdachte riep hierbij meerdere malen dat [getuige 3] terug moest komen. Verdachte bleef daarbij aan het begin van de stal staan. Aan het einde van stal zag [getuige 3] dat er een scheidingswand met een deur was geplaatst. Verdachte was inmiddels ook de stal ingelopen. [getuige 3] heeft hierop gevraagd of verdachte de deur wilde openen. Verdachte heeft vervolgens met zijn rechteronderarm (en niet met zijn hand) tegen de klink geduwd en de deur geopend. Achter de deur bevond zich een ruimte. Op het moment dat[getuige 3] zag dat er zich in deze ruimte een laboratorium bevond, heeft hij de politie in kennis gesteld. [2]
Naar aanleiding van het aantreffen van voornoemd laboratorium heeft de politie een onderzoek ingesteld. [verbalisant] rook een chemische lucht in de nabijheid van voornoemde stal. Bij het betreden van de stal werd deze lucht steeds sterker. [verbalisant] constateerde dat het laboratorium zich in het achterste gedeelte van de stal bevond. De ruimte waarin het laboratorium zich bevond was middels een wand met daarin een deur afgescheiden van de overige ruimte in de stal. In de overige ruimte stonden diverse balen stro, pallets met zaagsel, diverse stapels met roosters en stapels pallets. Achter deze goederen stond een groot aantal gebruikte en vervuilde vaten, twee 1000 liter containers en jerrycans. Voorts constateerde verbalisant dat er zich in dit gedeelte van de loods een houten stellage, overspannen met landbouwplastic, bevond. In deze stellage waren slaapplaatsen ingericht voor ten minste twee personen. In deze ruimte bevonden zich tevens een tafel, een laptop, diverse kledingstukken en toiletartikelen. Ook stond er een elektrische kachel. Direct naast deze ruimte werden diverse levensmiddelen, een magnetron, een tosti-ijzer, diverse kledingstukken en twee gelaatsmaskers aangetroffen. [3]
Het achterste gedeelte van de stal was ingericht als een laboratorium, bestaande uit twee ruimtes. De productieapparatuur die in deze ruimtes werd aangetroffen bestond onder meer uit ketels, gasbranders, gas- en waterslangen, gaswassers, warmtebeeldcamera’s, rondbodemkolven, stoomgeneratoren, gasflessen, scheitrechters, maatbekers en klemdekselvaten. Daarnaast werden er diverse chemicaliën aangetroffen. De aangetroffen chemicaliën en apparatuur kunnen worden gerelateerd aan de grootschalige productie van synthetische drugs. [4]
Tijdens het onderzoek werden monsters genomen van de aangetroffen chemicaliën. Deze monsters werden nader onderzocht door het NFI. [5] De monsters bleken APAAN, N-formylamfetamine en amfetamine te bevatten. De chemicaliën die zijn aangetroffen worden gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine. Zo wordt APAAN omgezet in BMK, een grondstof voor (onder andere) amfetamine en metamfetamine. N-formylamfetamine is het tussenproduct van de vervaardiging van amfetamine uit BMK. [6]
Tijdens het onderzoek zijn voorts (onder andere) twee gelaatsmaskers, een handschoen en een tandenborstel in beslag genomen. Deze goederen zijn veiliggesteld onder SIN-nummers AAGS9165NL, AAGS9166NL, AAGS9168NL en AAGS9177NL. [7] Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAGS9165NL (van een masker) is op 24 maart 2014 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank en sindsdien vergeleken met de daarin aanwezig DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen man matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Naar aanleiding van deze match is het DNA-profiel van [medeverdachte] betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. Het DNA-profiel van verdachte is eveneens betrokken bij dit onderzoek. Uit het vergelijkend DNA-onderzoek bleek voorts dat op het masker met SIN-nummer AAGS9166NL een DNA-mengprofiel werd aangetroffen. Het celmateriaal op het masker kan afkomstig zijn van medeverdachte en van een onbekende man A. Voorts wees het onderzoek uit dat het celmateriaal op handschoen met SIN-nummer AAGS9177NL afkomstig kan zijn van eerdergenoemde onbekende man A. Het celmateriaal op de tandenborstel met SIN-nummer AAGS9168NL kan afkomstig zijn van medeverdachte. De kans dat een willekeurig gekozen man matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [8]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 6 februari 2014, omstreeks 11:45 uur, met zijn auto over het [straatnaam] reed. De getuige zag drie personen door de tuin van [adres 2] de weg oprennen. De getuige had het gevoel dat zij op de vlucht waren. Hij zag dat er voor de woning van verdachte een vrachtwagen van de gemeente Nederweert geparkeerd stond. Vervolgens is [getuige 1] naar de woning aan [adres 3] gegaan. Toen de getuige omstreeks 12:10 uur terugkwam zag hij dat er politieauto’s voor de woning van [adres 1] stopten. [9]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij woonachtig is tegenover het perceel [adres 2] Vanaf zijn woning kijkt hij tegen de achterkant van een varkensstal. Na 1 januari 2014 heeft de getuige een aantal keren een opvallende geur rondom zijn woning geroken. De geur deed de getuige denken aan verbrand plastic. Toen hij de geur voor het eerst waarnam zag hij uit de ventilator van de varkensstal een grijze rook komen. Deze rook had eenzelfde opvallende geur. De getuige heeft dit tafereel vanaf januari 2014 driemaal waargenomen. [10]
Aanvullende overwegingen met betrekking tot het bewijs
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen weet heeft gehad van het aangetroffen drugslaboratorium. Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op het feit dat er een sterke chemische lucht rondom de stal aanwezig was (die bovendien voor het eerst al op 1 januari 2014 door een buurman werd geroken), het feit dat verdachte als (zakelijk) eigenaar van dit boerenbedrijf vaak op het bedrijfsterrein aanwezig was en daar bedrijfsactiviteiten ontplooide, het feit dat verdachte tijdens de milieucontrole een aantal minuten weg is geweest en de buitengewoon opsporingsambtenaren verdachte vanaf de weg het erf weer zien oplopen (het laboratorium bevond zich aan de overzijde van de weg), het feit dat [getuige 1] drie mannen door de tuin van [adres 2] heeft zien wegrennen op het moment dat deze milieucontrole gaande was en het feit dat verdachte tijdens de controle in de stal waar het drugslaboratorium is aangetroffen de controleur heeft proberen terug te roepen en de deur van het laboratorium met zijn onderarm heeft geopend, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat verdachte geen wetenschap van het drugslaboratorium heeft gehad.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte door zijn handelen als medepleger, dan wel als medeplichtige kan worden aangemerkt. Gelet op het feit dat er geen DNA-sporen van verdachte in of rondom het laboratorium zijn aangetroffen en er bovendien geen aanwijzing bestaat dat verdachte de deskundigheid bezit die vereist is voor het exploiteren van een groot professioneel opgezet laboratorium als de onderhavige, ontbreekt in het dossier behorende bij deze zaak het bewijs om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking en is er dus geen sprake van medeplegen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Wel heeft verdachte opzettelijke gelegenheid verschaft tot het plegen van de strafbare feiten en kan hij dus als medeplichtige worden aangemerkt. Immers heeft verdachte zijn stal ter beschikking gesteld ten behoeve van de productie van amfetamine. De rechtbank acht daarom het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
(onbekend gebleven) personen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 februari 2014 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging, opzettelijk hebben vervaardigd (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij en/of tot voornoemd misdrijf hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest door een stal gelegen aan [adres 2] aan die onbekend gebleven personen ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
medeplichtigheid aan medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het produceren van amfetamine, door de feitelijke plegers ruimte beschikbaar te stellen voor de productie van amfetamine. Laatstgenoemden hebben zich op professionele wijze en op grote schaal bezig gehouden met de productie van amfetamine, louter uit oogmerk van persoonlijk gewin, zonder zich te bekommeren om de mogelijke nadelige gevolgen voor de gebruikers en de maatschappij. Algemeen bekend is dat synthetische drugs zoals amfetamine, grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers, waaronder de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel en psychiatrische stoornissen. Verder brengt de productie van amfetamine schade aan het milieu toe, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen in het riool of elders. Ook is er sprake van gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Dit gevaar doet zich in het bijzonder gelden bij laboratoria, zoals ook hier het geval is. De productie van synthetische drugs moet dan ook krachtig worden bestreden.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2015 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat in dezelfde stal waar het laboratorium is aangetroffen, al meerdere malen hennepkwekerijen zijn ontdekt.
De rechtbank heeft met betrekking tot de duur van de op te leggen straf rekening gehouden met het gelijktijdig gewezen vonnis tegen verdachte (met parketnummer 04/801265-11), betreffende feiten gepleegd in het voormalige arrondissement Roermond, welke feiten wegens technische redenen niet in dit vonnis kunnen worden opgenomen.
De rechtbank merkt op dat verdachte volhardend lijkt in zijn recidive en telkens opnieuw betrokken is bij de productie van (hard)drugs, ondanks zijn eerdere veroordeling. Gelet op deze recidive acht de rechtbank uitsluitend een gevangenisstraf passend. De rechtbank acht het passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden wordt opgelegd. De rechtbank zal de verdachte daartoe dan ook veroordelen, met aftrek van het voorarrest.

8.Het beslag

De rechtbank zal de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, maskers verbeurd verklaren, nu het feit met behulp daarvan is begaan. De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen computers, kleding, medicijnen, bonnetjes, drukwerken en het inbeslaggenomen geldbedrag aan de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 48 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven
voorwerpen:
15 1.00 STK Masker
-
432037
16 1.00 STK Masker
-
432038
17 1.00 STK Masker
-
432043;
- gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
2014011152 14 1.00 STK Computer Kl:zilver
TG-2000A
432603 stoorzender
2014011152 18 Geld Nederlands
-
381,40 euro (ibg 18-2-14)
1. STK Drukwerk
-
432596 T1 cijfermatig schema
2 1.00 STK Bon
-
432614 T12
3 1.00 PR Schoeisel
BOTTICELLI
432608
4 1.00 PR Schoeisel
VAN LIER
432609
5 1.00 STK Drukwerk
-
432620 T16 schets
6 1.00 DS Medicijn
SANDOZ Fluconazol
432615 T 13
7 1.00 STK Medicijn
MEDROL A
432616 T14
8 1.00 STK Bon
MAKRO
432611 T11
9 9.00 STK Drukwerk
-
432598 T2 5 x 6 koloms schema
10 7.00 STK Sleutel
-
432604 T5
11 1.00 STK Sleutel
-
432607 T7 aan paarse sleutelhanger
12 1.00 STK Bon
ESSO
432610 T10
13 1.00 STK Computer
-
432069 AAGS9176NL + harde schijf Intenso 500 gb
aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. W.A.M. de Loo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. Driessen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 mei 2015.
Buiten staat
Mr. P.H.M. Kuster en mr. W.A.M. de Loo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2014011152 d.d. 14 oktober 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2014, als weergegeven op pagina’s 407 tot en met 409 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van bevindingen optreden Leider Plaats Delict d.d. 10 maart 2014 met bijlage, als weergegeven op pagina’s 109 tot en met 132 van de doornummering.
4.Proces-verbaal d.d. 9 februari 2014 met bijlage, als weergegeven op pagina’s 157 tot en met 185 van de doornummering.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2014, als weergegeven op pagina’s 186 tot en met 190 van de doornummering.
6.NFI-rapport d.d. 10 februari 2014, als weergegeven op pagina’s 192 en 193 van de doornummering.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 6 maart 26 februari 2014, als weergegeven op pagina’s 196 tot en met 203 van de doornummering.
8.NFI-rapport d.d. 25 maart 2014, als weergegeven op pagina’s 246 tot en met 253 van de doornummering.
9.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 februari 2014, als weergegeven op pagina’s 422 en 423 van de doornummering.
10.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 februari 2014, als weergegeven op pagina’s 426 en 427 van de doornummering.