ECLI:NL:RBLIM:2015:3670

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
03/700574-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 29 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en mishandeling van zijn levensgezel. De feiten vonden plaats op 2 oktober 2014 in Maastricht, waar de verdachte, na een avond met alcoholgebruik, naar de woning van zijn levensgezel ging. Tijdens een gesprek heeft hij haar mishandeld door haar te schoppen en haar keel vast te pakken. Na deze mishandeling heeft hij de gasslang van het fornuis doorgesneden, wat leidde tot een gevaarlijke situatie met een aanmerkelijke kans op een explosie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van zijn handelen, ondanks zijn emotionele en labiele toestand. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 66 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke handicap en alcoholmisbruik.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700574-14
Datum uitspraak : 29 april 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 15 april 2015.
De rechtbank heeft op 15 april 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2014 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen in een woning, gelegen aan de [adres 2], met dat opzet een gasslang van het fornuis heeft doorgesneden en/of doorgeknipt, in elk geval heeft vernield, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of voor de/het belendende perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de/het belendende perce(e)l(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 oktober 2014 in de gemeente Maastricht zijn (ex)levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen en/of een "knietje" toe te dienen en/of met kracht de keel dicht te knijpen, althans met kracht bij de keel vast te pakken en/of vast te houden en/of die [slachtoffer] met kracht vast te
pakken.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 bewezen zijn. De officier van justitie acht ter zake van feit 2 bewezen dat verdachte, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar een knietje te geven en haar keel dicht te knijpen. De officier van justitie wijst in dit verband op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Volgens de raadsman valt uit het dossier niet af te leiden dat verdachte het opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om een ontploffing teweeg te brengen. Verdachte had de gasslang doorgesneden om zichzelf van het leven te beroven, daarbij niet nadenkend over de gevolgen die dit voor andere personen en voor goederen zou kunnen hebben. Verdachte was ten tijde van het delict onder invloed van alcohol. Daarbij was verdachte zeer emotioneel en labiel. Verdachte was zich er niet van bewust dat het doorsnijden van de gasslang een ontploffing teweeg zou kunnen brengen.
Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbankOp 2 oktober 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan ter zake van een mishandeling en een poging tot brandstichting dan wel een explosie. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij sinds een half jaar een relatie had met verdachte. Op 1 oktober 2014 heeft [slachtoffer] samen met verdachte op het terras van een café in Maastricht gezeten, waarna [slachtoffer] naar haar woning aan de [adres 2] te Maastricht is gegaan. Omstreeks 01.30 uur lag [slachtoffer] te slapen en hoorde zij dat er op het raam geklopt werd. Zij zag toen dat verdachte voor haar deur stond. [slachtoffer] opende haar voordeur en verdachte vroeg aan haar of ze met elkaar konden praten. [slachtoffer] rook dat verdachte alcohol gedronken had. [slachtoffer] liet verdachte in haar woning binnen. Tijdens het gesprek, waarin verdachte verwijten richting [slachtoffer] uitte, zag en voelde [slachtoffer] dat verdachte tegen haar linkerbeen schopte. Dat deed pijn. Voorts zag en voelde [slachtoffer] dat verdachte haar vastpakte en haar op de bank duwde. Voorts zag en voelde [slachtoffer] dat verdachte haar bij haar keel vastpakte. Zij voelde dat verdachtes greep om haar keel steeds steviger werd. [slachtoffer] zag en voelde dat verdachte na enige tijd haar keel losliet. [2]
Toen [slachtoffer] zag dat verdachte daarna naar de keuken liep, is zij haar woning uit gevlucht en is zij naar een vriend gegaan. Samen met deze vriend is [slachtoffer] naar het politiebureau gegaan.
Na het bezoek aan het politiebureau is [slachtoffer] naar haar woning teruggekeerd. Bij het openen van de voordeur, rook [slachtoffer] een gaslucht. [slachtoffer] zag dat de slang van het gasfornuis doorgesneden was. [slachtoffer] heeft meteen alle ramen van haar woning opengezet. [slachtoffer] heeft aangegeven dat haar woning deel uitmaakt van een appartementencomplex met meerdere bewoners.
De verbalisant [verbalisant] heeft in zijn proces-verbaal geschreven dat hij op 3 oktober 2014 telefonisch heeft gesproken met [naam uitvoerder gas], uitvoerder gas, van Enexis. [verbalisant] heeft [naam uitvoerder gas] gevraagd naar het gevaar dat was ontstaan nadat in de woning [adres 2] te Maastricht ruim 60 minuten lang gas de woning was ingestroomd. [naam uitvoerder gas] heeft aan [verbalisant] medegedeeld dat er in de woning sprake is geweest van een zeer explosief mengsel gas en zuurstof met een zeer groot gevaar voor een explosie. [3]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 2 oktober 2014 omstreeks 01.30 uur naar het appartement van [slachtoffer] is gegaan, omdat hij zich zorgen om haar maakte. Volgens verdachte had hij die avond 12 glazen bier gedronken. [slachtoffer] liet verdachte toen in de woning binnen. Tijdens het gesprek is het volgens verdachte uit de hand gelopen. Verdachte heeft [slachtoffer] een knietje tegen haar bovenbeen gegeven. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] heeft vastgepakt, eerst bij haar schouders en daarna bij haar keel. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de gasslang heeft doorgesneden of doorgeknipt. Verdachte was op dat moment erg verward en wilde een einde aan zijn leven maken. Daarna heeft hij het appartement van [slachtoffer] verlaten. Verdachte weet niet waarom hij de gaskraan toen niet heeft dichtgedraaid. [4]
Gelet op de inhoud van de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], de berekening van de gasuitstroming, uitgevoerd door [naam uitvoerder gas] en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is op 2 oktober 2014 naar het appartement van [slachtoffer] gegaan, omdat hij bezorgd om haar was. Toen verdachte eenmaal het appartement van [slachtoffer] had betreden, heeft verdachte [slachtoffer] mishandeld, er uit bestaande dat hij haar een knietje heeft gegeven, met kracht haar keel heeft vastgepakt en haar met kracht heeft vastgepakt. Na deze mishandeling is [slachtoffer] de woning uit gevlucht. Verdachte heeft toen de gasslang doorgeknipt of doorgesneden, omdat hij een einde aan zijn leven wilde maken. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte zich ten tijde van het doorsnijden of doorknippen van de gaskraan en gedurende de tijd die hij daaropvolgend in de woning heeft doorgebracht niet bewust is geweest van de gevolgen die zijn handelen zouden kunnen hebben.
De rechtbank is van oordeel dat door het doorknippen of doorsnijden van de gasslang en het vervolgens stromen van gas in de woning het substantiële gevaar van een ontploffing is ontstaan, met een aanmerkelijke kans op gemeen gevaar voor de woning, de belendende percelen, goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat het verweer dat verdachte - in verband met zijn emotionele en labiele toestand na voorafgaand gebruik van alcohol - het tenlastegelegde niet opzettelijk heeft begaan, slechts kan slagen indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Van dit laatste is evenwel niet gebleken.
Verdachte heeft, door te handelen zoals hij heeft gedaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat een explosie kon ontstaan, terwijl daarvan dan gemeen gevaar voor goederen of mensen te duchten was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 2 oktober 2014 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning, gelegen aan de [adres 2], met dat opzet een gasslang van het fornuis heeft doorgesneden of doorgeknipt, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en voor de belendende percelen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de belendende percelen bevindende personen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 2 oktober 2014 in de gemeente Maastricht zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] een "knietje" toe te dienen en met kracht bij de keel vast te pakken en die [slachtoffer] met kracht vast te pakken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
feit 1
poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel

6.De strafbaarheid van verdachte

Uit de rapportage d.d. 10 februari 2015 van de deskundige drs. S. Labrijn,
GZ-psycholoog, komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te weten een licht verstandelijke handicap. Daarnaast is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis en alcoholmisbruik. In de periode van het ten laste gelegde was sprake van misbruik van alcohol en van partnerrelatieproblemen. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte onder invloed van alcohol. Verdachte werd in aanloop naar het ten laste gelegde beïnvloed door de licht verstandelijke handicap. Voortvloeiend uit de zwakke cognitieve vermogens is ook het probleemoplossend vermogen van verdachte zwak. Verdachte kon de relatieproblemen niet overzien en voelde zich verantwoordelijk voor zijn levensgezel, maar kon die verantwoordelijkheid niet adequaat vorm geven. Verdachte werd significant beïnvloed door zijn beperkte cognitieve capaciteiten (lichte zwakzinnigheid), de relatieproblemen en het problematische alcoholgebruik. Daarom zou betrokkene volgens Labrijn, voor zover de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen zou achten, als licht verminderd toerekeningsvatbaar kunnen worden beschouwd. Toezicht door de reclassering is volgens Labrijn noodzakelijk, ook als dat betekent dat verdachte vooralsnog blijft wonen bij de opvangvoorziening en blijft werken voor Relin.
De rechtbank onderschrijft de argumenten van Labrijn en maakt de conclusies, zoals in dit rapport geformuleerd, tot de hare. Mede gelet hierop stelt zij vast dat de verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient het reclasseringstoezicht, zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport d.d. 17 maart 2015, te worden gekoppeld. De officier van justitie houdt bij het formuleren van de strafeis rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, inhoudende dat het incident grote gevolgen voor verdachte heeft gehad. Verdachte heeft zijn woning en zijn baan verloren. Voorts houdt de officier van justitie rekening met het feit dat verdachte ter terechtzitting zijn spijt heeft betuigd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de raadsman de oplegging van de straf, zoals geëist door de officier van justitie, bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede acht geslagen op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en op de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft de gasslang in de woning van zijn toenmalige levensgezel doorgesneden of doorgeknipt. Vervolgens is gas in deze woning binnengestroomd. Het handelen van verdachte had ernstige gevolgen voor anderen kunnen hebben. Bij een ontploffing van het gas had grote schade aan de woning van [slachtoffer] en de naastgelegen woningen, alsook de inboedel van die woningen, kunnen ontstaan. Maar er dreigde dan ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen in of buiten die woningen. Hieraan voorafgaand heeft verdachte ook nog zijn toenmalige levensgezel in haar eigen woning mishandeld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Maar het incident van 2 oktober 2014 heeft ook grote gevolgen voor verdachte gehad. Verdachte had een eigen woning en ging iedere dag met plezier naar zijn werk. Als gevolg van het incident heeft verdachte zijn woning en zijn baan verloren. Daarbij neemt de rechtbank tevens in ogenschouw dat verdachte op 2 oktober 2014 puur uit bezorgdheid naar de woning van [slachtoffer] is gegaan, nadat hij haar telefonisch niet kon bereiken.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede acht geslagen op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend bij de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van verdachte en zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. Met de oplegging van de bijzondere voorwaarde van de meldplicht moet worden gewaarborgd dat door de reclassering toezicht en begeleiding kan worden verleend die verdachte nodig heeft.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 157, 300 en 304
van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte
  • zich binnen drie werkdagen volgend op deze uitspraak moet melden bij SVG reclassering Limburg op telefoonnummer 088-5068888. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
-
geeft opdracht aan de reclasseringtoezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Opheffing van de geschorste voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. E.J. Govaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2015.
Buiten staat
mr. A.K. Kleine en mr. E.J. Govaers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2014114133 d.d. 10 oktober 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 2 oktober 2014, pagina’s 48 en 49.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2014, pagina 82 en bijlage berekening gasuitstroming op pagina 83.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 april 2015.