Uitspraak
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling gehouden op 20 april 2015.
3.Levensverzekering
4.Inboedel
,
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de vrouw nakoming van een vaststellingsovereenkomst die zij op 3 juli 2014 met de man heeft gesloten, na de beëindiging van hun affectieve relatie eind 2009. De partijen hebben samen gewoond en een hypothecaire lening afgesloten voor hun gezamenlijke woning. De vrouw stelt dat de man zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen, waaronder het teruggeven van bepaalde roerende zaken en het verlenen van medewerking aan de afkoop van een levensverzekering. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien zij al vijf jaar niet meer in de gezamenlijke woning woont en zo snel mogelijk uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheekverstrekker wil worden ontslagen. De voorzieningenrechter beveelt de man om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de roerende zaken aan de vrouw terug te geven, zijn medewerking te verlenen aan de afkoop van de levensverzekering en de vrouw te ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De man heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat hij onvoldoende onderbouwd heeft dat hij niet op de hoogte was van de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.