ECLI:NL:RBLIM:2015:3565

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
03/700339-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling wegens gebrek aan bewijs

Op 24 april 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een incident op 26 januari 2014 in een café in Maastricht, waar de aangever, [slachtoffer], zwaar letsel had opgelopen. De rechtbank heeft op 10 april 2015 het onderzoek ter terechtzitting gehouden, waarbij zowel de officier van justitie als de raadsman van de verdachte aanwezig waren. De officier van justitie meende dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, omdat er volgens hen onvoldoende bewijs was om de verdachte te koppelen aan de mishandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangever, die zich de mishandeling niet kon herinneren, niet voldoende bewijs bood. De naam van de verdachte, [bijnaam], was enkel via getuigenverklaringen en niet via direct bewijs aan de mishandeling gekoppeld. De rechtbank concludeerde dat er te veel onduidelijkheid bestond over de identiteit van de dader en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van zware mishandeling.

Daarnaast werd de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700339-14
Datum uitspraak : 24 april 2015
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboortedatum],
wonende te [woonplaats]
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 april 2015.
De rechtbank heeft op 10 april 2015 gehoord: de officier van justitie en de raadsman van de verdachte.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2014 in de gemeente Maastricht aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (onder meer) een grote wijkende wond ter plaatse van het linker voorhoofd, lopend tot in de ooghoek met zicht op het onderliggend bot met uitwendig bloedverlies en vermoeden van inwendig bloedverlies en/of beschadiging van de zenuwbanen van het linkeroog tot de linkerzijde van het hoofd en/of een grote
hoofdwond en/of een of meer blijvende littekens), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een zogenaamde boksbeugel, althans met een hard voorwerp in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een vuist in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hiertoe heeft hij verwezen naar de aangifte, de medische informatie, de getuigenverklaring die de naam[bijnaam] aan de mishandeling linkt, de verklaring van verdachte dat zijn bijnaam (onder andere) [bijnaam] is en een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] (uit 2004), waaruit blijkt dat de achternaam van de vader van verdachte[naam] is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het tenlastegelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen verband kan worden gelegd tussen verdachte en het tenlastegelegde feit, nu schakels in de ketting van het bewijs ontbreken. Uit het dossier blijkt immers niet hoe de aangever en de getuige aan de wetenschap zijn gekomen dat de dader van de mishandeling [bijnaam] zou heten. De informatieverzameling is enkel via via verlopen.
4.3
Het oordeel van de rechtbankOp 8 februari 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op 26 januari 2014 in het café van zijn vrouw,[cafénaam], aanwezig was. Omstreeks 2:00 uur ontstond er een ruzie in het café. Later kreeg aangever te horen dat de ruzie was ontstaan tussen een bekende klant van het café en ene[bijnaam]. De naam [bijnaam] heeft aangever via [betrokkene 2] (een neef van de vrouw van aangever) gekregen. Aangever heeft[bijnaam] uit het café gezet. Vanaf dat moment weet aangever niets meer. Aangever is buiten bewustzijn geweest. Toen aangever bij kennis kwam, voelde hij bloed langs zijn gezicht lopen. Aangever bleek een wond op zijn hoofd te hebben. In het ziekenhuis heeft aangever een spoedoperatie (voor de duur van zes uren) moeten ondergaan.
[getuige] heeft verklaard dat zij op 26 januari 2014 ook in voornoemd café aanwezig was. In het café heeft zag zij een persoon die[bijnaam] (of iets dergelijks) heet. Tussen 2:00 uur en 3:00 uur ontstond er een ruzie in het café.[getuige] zag dat [bijnaam] bij deze ruzie betrokken was. [getuige] zag dat aangever [bijnaam] hierop uit het café heeft gezet. [getuige] stond op dat moment voor het raam van het café en had zo goed zicht op wat er zich buiten afspeelde. Ze zag dat [bijnaam] zich uit de greep van aangever bevrijdde en een boksbeugel uit zijn zak pakte. Vervolgens sloeg [bijnaam] aangever met de boksbeugel tot twee maal toe met kracht in zijn gelaat. Na de tweede klap zakte aangever in elkaar en viel op straat.[bijnaam] rende na de tweede klap weg.
Op 7 juni 2014 werd [verdachte] aangehouden ter zake voornoemde zware mishandeling. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn bijnaam [bijnaam] of [bijnaam] is. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij niets met de mishandeling te maken heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 januari 2014 helemaal niet in het café
[cafénaam] is geweest.
De rechtbank overweegt dat in deze zaak onvoldoende bewijs voorhanden is dat aangever[slachtoffer] is mishandeld en dat verdachte degene is geweest die hem heeft mishandeld. Immers aangever kan zich de mishandeling zelf niet herinneren en is via via aan de naam [bijnaam] gekomen. Kennelijk is degene van wie hij de naam [bijnaam] heeft gekregen, [betrokkene 2], niet door de politie gehoord. Er is maar één verklaring dat een persoon genaamd [bijnaam] die avond betrokken was bij een ruzie in het café en dat deze vervolgens aangever heeft mishandeld. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat in dit geval te veel onduidelijkheid over de identiteit van de dader. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte aangever heeft mishandeld en zal zij verdachte hiervan dan ook vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 115,09 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade ter zake van het tenlastegelegde.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte
vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij,[slachtoffer], in haar vordering
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. Driessen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 april 2015.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.