ECLI:NL:RBLIM:2015:3546

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
03/700616-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis en toepassing art. 9a Sr na meerdere inbraken, diefstal, bedreiging en stroperij

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 24 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder inbraken, diefstal, bedreiging en stroperij. De verdachte heeft in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 18 september 2014 in de gemeente Heerlen herhaaldelijk goederen weggenomen uit een koelcel van een eetcafé. Daarnaast heeft hij op 19 september 2014 een conducteur bedreigd met de dood en heeft hij op 5 augustus 2014 tomaten en druiven gestolen van een volkstuin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten aanzien van de bedreiging volledig ontoerekeningsvatbaar is en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging voor dat feit. Voor de overige feiten is de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. De rechtbank heeft besloten om de verdachte voor de duur van één jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis, waarbij geen straf of maatregel is opgelegd voor de overige feiten, in overeenstemming met artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €150,- toegewezen aan de benadeelde partij, de conducteur, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700616-14
Datum uitspraak : 24 april 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboortedatum]
thans gedetineerd [detentieadres]
Raadsman is mr. M.M.J.P. Penners, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 april 2015.
De rechtbank heeft op 10 april 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat, na wijziging van de tenlastelegging, terecht ter zake dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2014 tot en met 18 september 2014 in de gemeente Heerlen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een koelcel heeft weggenomen pakken chocomel en/of verpakte schnitzels en/of zakjes saté en/of zakjes steak en/of een fles appelsap en/of pakken melk en/of een taart en/of flessen Sprite en/of pakken ice-tea, in elk geval (telkens) diverse levensmiddelen, en/of een pan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 21 april 2014 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (gelegen aan [adres 1] weg te nemen goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van een deur van voornoemd pand heeft ingegooid en/of heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 april 2014 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan '[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2014 tot en met 31 augustus 2014 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mes (Le Chef) en/of 2 broeken en/of een hemd, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 19 september 2014 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
- " Geef mij een mes dan steek ik hem kapot en maak hem helemaal af" en/of
- " Als ik nu bij je zou komen, zou ik je neersteken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 5 augustus 2014 in de gemeente Heerlen zonder geweld of bedreiging met geweld tegen personen, geheel of ten dele aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, toebehorende tomaten en/of druiven, zijnde te veld staande of na de oogst achtergebleven veldvruchten, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die veldvruchten wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van feit 1 zal dienen te worden vrijgesproken van de diefstal van de taart, de flessen Sprite en de pakken ice-tea en ten aanzien van feit 3 zal dienen te worden vrijgesproken van de diefstal van de twee broeken en het hemd.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft hiertoe verwezen naar de aangifte, het aantreffen van een bloedspoor van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie.
Ten aanzien van feit 4 komt de officier van justitie eveneens tot een bewezenverklaring. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangifte en de getuigenverklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1, 3 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van feit 1 zal dienen te worden vrijgesproken van de diefstal van de taart, de flessen Sprite en de pakken ice-tea en ten aanzien van feit 3 zal dienen te worden vrijgesproken van de diefstal van de twee broeken en het hemd.
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hoewel uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte de ruit met een hamer heeft vernield en het de intentie van verdachte was om een pak drinken te pakken, bevindt er zich volgens de raadsman onvoldoende bewijs in het dossier om een poging tot inbraak te kunnen bewijzen. Immers is verdachte enkel met zijn hand aan de binnenzijde van het raam geweest en is verdachte na het afgaan van het alarm vertrokken. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu de verklaringen van de aangever en getuige uiteenlopen. Nu er onduidelijkheid bestaat welke bewoordingen verdachte heeft geuit, kan niet worden vastgesteld of de bewoordingen van verdachte in de gegeven omstandigheid een bedreiging hebben opgeleverd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d.
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2014, als weergegeven op pagina’s 36 en 37 van de doornummering;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2014, als weergegeven op pagina’s 46 tot en met 48 van de doornummering;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2014, als weergegeven op pagina’s 67 en 68 van de doornummering;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2014, als weergegeven op pagina’s 73 en 74 van de doornummering;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2014, met bijlage, als weergegeven op pagina’s 53 tot en met 58 van de doornummering;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2014, als weergegeven op pagina 59 van de doornummering.
Verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk ontkend dat hij de taart, de flessen Sprite en de pakken ice-tea uit de koelcel heeft weggenomen. De rechtbank ziet niet in waarom verdachte hieromtrent een leugenachtige verklaring zou afleggen, zeker gezien het feit dat verdachte ruiterlijk heeft toegegeven dat hij de andere goederen wel heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Feit 2
Op 21 april 2014 doet [aangever] aangifte van een poging tot inbraak in het eetcafé
[benadeelde 1], gelegen aan de [adres 1]. Aangever is eigenaar van voornoemd eetcafé. Die dag kreeg aangever, omstreeks 2:30 uur, van de alarmcentrale bericht dat het alarm in het eetcafé afging. Toen aangever ter plaatse kwam zag hij dat de ruit van de deur van de keuken kapot was. Er zijn geen goederen weggenomen uit het eetcafé. [2]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 de ruit van de achterdeur van [benadeelde 1] te Heerlen met een hamer heeft ingeslagen. Dit, omdat hij een pak drinken wilde hebben. Verdachte heeft verklaard dat hij enkel met zijn hand binnen is geweest. Toen het alarm afging, is verdachte vertrokken. [3]
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 21 april 2014 de ruit van [benadeelde 1] met een hamer heeft ingeslagen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de ruit heeft ingeslagen, omdat hij een pak drinken wilde meenemen. De rechtbank is van oordeel dat het inslaan van de ruit door verdachte en het met de hand naar binnen gaan moet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van de voorgenomen inbraak. De rechtbank merkt daarbij tevens op dat verdachte pas vertrokken is toen het alarm in het eetcafé afging. Van een vrijwillige terugtred is dan ook geen sprake. Gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte, acht de rechtbank de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot inbraak op 21 april 2014 te Heerlen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d.
  • het afschrift van aangifte d.d. 1 september 2014, als weergeven op pagina’s 62 en 63 van de doornummering;
  • het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 september 2014, als weergegeven op pagina’s 64 en 65 van de doornummering.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op de diefstal van de broeken en het hemd, nu er zich onvoldoende bewijs in het dossier bevindt om verdachte aan de diefstal van deze goederen te kunnen linken.
Feit 4
[slachtoffer] doet op 19 september 2014 aangifte van een bedreiging. Die dag was aangever werkzaam als conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen. Aangever vroeg een reiziger naar zijn vervoersbewijs. De reiziger sprong op en riep dat hij geen vervoersbewijs had. De reiziger riep vervolgens tegen aangever: “Je bekijkt het maar”. Hierop heeft aangever de reiziger naar zijn legitimatiebewijs gevraagd. De reiziger gaf aan dat hij ook geen legitimatiebewijs bij zich had. Op dat moment heeft aangever de centrale meldkamer van de Nederlandse Spoorwegen gebeld en heeft hij verzocht om assistentie van collega’s van veiligheid en service. Aangever is vervolgens bij de reiziger blijven staan, omdat hij wist dat hij op station Sittard assistentie zou krijgen. Toen de trein aankwam op station Sittard, heeft aangever de reiziger verzocht om mee naar buiten te lopen. Toen de deuren van de trein openden, zag aangever zijn collega’s [getuige 1] en [getuige 2] op het perron staan. Op dat moment duwde de reiziger aangever in zijn zij en probeerde weg te komen. Aangever legde zijn rechterhand op de schouder van de reiziger en zei: “Hier blijven vriend”. De reiziger draaide zich om en sloeg met zijn rechterhand in de richting van het gezicht van aangever. Aangever is daarbij niet geraakt. Aangever heeft hierop de reiziger ter hoogte van zijn kraag vastgepakt. Op het moment dat de collega’s van veiligheid en service de reiziger van aangever overnamen, hoorde aangever de reiziger zeggen: “Geef mij een mes, dan steek ik hem kapot en maak ik helemaal af.” Aangever voelde zich hierdoor bedreigd. [4]
Getuige[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 19 september 2014 via de meldkamer ter assistentie geroepen werd naar aanleiding van een reiziger zonder vervoers- en legitimatiebewijs. Samen met zijn collega[getuige 2]is getuige [getuige 1] naar het perron gegaan. Toen de deuren van de trein opengingen, zag hij de conducteur en verdachte staan. Getuige zag dat er geduwd en getrokken werd. Getuige is daarbij de conducteur te hulp geschoten. Getuige hoorde dat verdachte naar de conducteur schreeuwde: “Als ik nu bij je zou komen, zou ik je neer steken”, althans woorden van gelijke strekking. [5]
Gelet op de aangifte en de getuigenverklaring, acht de rechtbank het onder 4 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de verklaringen van aangever en de getuige niet exact overeenkomen geen reden om te twijfelen aan het bedreigende karakter van de bewoordingen van verdachte.
Feit 5
Op 8 augustus 2014 doet[betrokkene], mede namens [benadeelde 3], aangifte van vernieling (de rechtbank begrijpt: stroperij). Aangever heeft op camerabeelden gezien dat een persoon op 5 augustus 2014, tussen 23:13 uur en 23:19 uur, tomaten en druiven heeft weggehaald van het terrein van de [benadeelde 3], gelegen aan de
[adres 2]. Deze persoon was geen huurder van een van de volkstuintjes. [6]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben naar aanleiding van voornoemde aangifte de beelden van het camerabewakingssysteem bekeken. Verbalisanten zien dat een persoon op
5 augustus 2015 om 23:12 uur naar de tuinkas loopt. De man blijft voor de tuinkas staan en schuift vervolgens de tuinkas open. Verbalisanten zien dat de man om 23:15 uur in de tuinkas staat. De man beweegt zijn rechterarm meerdere keren in de richting van zijn mond. De verbalisanten zien dat de man om 23:17 uur nog steeds zijn rechterarm naar zijn mond beweegt en zien daarnaast dat de man iets van het gewas in de tuinkas plukt. Om 23:19 uur verlaat de man de tuinkas en schuift de tuinkas weer dicht. Verbalisant Veltrop herkent de man ambtshalve als [verdachte] (verdachte). [7]
Gelet op de aangifte en de camerabeelden, in combinatie met de ambtshalve herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 2], acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op meer tijdstippen in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 18 september 2014 in de gemeente Heerlen telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een koelcel heeft weggenomen pakken chocomel en verpakte schnitzels en zakjes saté en zakjes steak en een fles appelsap en pakken melk en een pan, toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2.
op 21 april 2014 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een (bedrijfs)pand (gelegen aan[adres 1]) weg te nemen goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen door middel van braak, een ruit van een deur van voornoemd pand heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 31 augustus 2014 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mes (Le Chef), toebehorende aan [benadeelde 2];
4.
op 19 september 2014 te Sittard [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
- " Geef mij een mes dan steek ik hem kapot en maak hem helemaal af" of
- " Als ik nu bij je zou komen, zou ik je neersteken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
op 5 augustus 2014 in de gemeente Heerlen zonder geweld of bedreiging met geweld tegen personen, aan een ander of anderen dan verdachte toebehorende tomaten en druiven, zijnde te veld staande veldvruchten, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die veldvruchten wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2 primair:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3:
diefstal;
Ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 5:
stroperij.

6.De strafbaarheid van verdachte

Drs. H.E.M. van Beek, psychiater, heeft een psychiatrisch onderzoek ingesteld naar de persoon van verdachte. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt, gedateerd
13 maart 2015. Dit rapport vermeldt - zakelijk weergegeven – het volgende:
1. onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de vorm van een chronische psychotische toestandsbeeld in het kader van een schizofrene ontwikkeling van het paranoïde type. Daarnaast is er sprake van afhankelijkheid van verschillende middelen, thans in een vroege gedeeltelijke remissie;
2. ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was dit hetzelfde;
3. de ziekelijk stoornis beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen tijdens het tenlastegelegde;
4.a. bij het tenlastegelegde speelden de volgende factoren een rol. Onderzochte was ten tijde van alle tenlastegelegde feiten chronisch psychotisch. Onderzochte was verward, kon niet meer logisch denken. Ten tijde van feit 4 was tevens door de stresssituatie de reality testing gestoord, waardoor onderzochte niet meer over zijn vrije wil beschikte;
4.b. dit gebeurde wat betreft de feiten 1, 2, 3 en 5 in behoorlijke mate en wat betreft feit 4 in volledige mate;
4.c. geadviseerd wordt om onderzochte de feiten 1, 2, 3 en 5, voor zover bewezen, verminderd toe te rekenen. Geadviseerd wordt om onderzochte feit 4, voor zover bewezen, niet toe te rekenen.
Drs. T. ‘t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, heeft een psychologisch onderzoek ingesteld naar de persoon van verdachte. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt, gedateerd
14 maart 2015. Dit rapport vermeldt - zakelijk weergegeven – het volgende:
1. er is bij betrokkene sprake van schizofrenie, paranoïde type, en afhankelijkheid van verscheidene middelen. ADHD lijkt eveneens aan de hand, evenals dat er sprake is van antisociale persoonlijkheidskenmerken (ook al in de jeugd), maar vanwege het onderhavige psychotische toestandsbeeld kan onderzoeker hier geen stellige uitspraken over doen;
2. dit was eveneens het geval ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde;
3. de ziekelijk stoornis beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen tijdens het tenlastegelegde;
4 er was bij betrokkene sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld in de periode dat de hem tenlastegelegde feiten plaatsvonden. Betrokkene was verward, vertoonde bizar, onaangepast gedrag en hij had last van stemmen horen. Zijn denken en gedrag werden goeddeels beïnvloed door zijn psychiatrische ziektebeeld, de realiteitstoetsing was ernstig gestoord, hij was al lange tijd de grip op zijn functioneren kwijt en het psychotische toestandsbeeld beïnvloedde in sterke mate zijn dagelijks functioneren in negatieve zin.
De hem tenlastegelegde feiten 1, 2, 3 en 5 zijn voor een belangrijk deel (maar niet volledig) te verklaren vanuit zijn ernstige psychiatrische ziektebeeld, al dan niet in combinatie van middelengebruik (wat bij betrokkene ook weer in stand lijkt te worden gehouden door de psychotische pathologie). Onderzoeker adviseert dan ook om betrokkene vanuit gedragsdeskundig oogpunt deze feiten verminderd toe te rekenen.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit wordt geadviseerd hem deze niet toe te rekenen. Immers is betrokkene vanwege zijn ernstige psychiatrische stoornis kwetsbaar voor ontregeling. Hij is in verhoogde mate (paranoïde) achterdochtig, raakt al snel overspoeld en verward en kan vanuit deze geestestoestand al snel agressief en ongepast reageren. Betrokkene had geen geldig vervoersbewijs, werd hierop aangesproken en daarbij raakte de aangever hem aan. Dit zorgde voor een stresssituatie, waardoor zijn psychotische achterdocht werd getriggerd en hierdoor ontregelde betrokkene volledig. Vanuit deze geestestoestand, voortkomend uit zijn ernstige psychiatrische stoornis, was betrokkene niet in staat op een bewuste en realistische manier keuzes te maken en de gevolgen van zijn handelen te overzien. Zijn denken en handelen werden op het moment van het tenlastegelegde aangestuurd vanuit zijn psychotische toestandsbeeld.
De rechtbank begrijpt, gelet op de daarvoor in de rapporten gegeven gronden, het advies van de deskundigen dat verdachte ten aanzien van feit 4 volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ten aanzien van de overige feiten dient verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De rechtbank zal dit advies volgen.
De verdachte is derhalve ten aanzien van feit 4 niet strafbaar en zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 zijn er geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte volledig uitsluiten. De verdachte is, ten aanzien van deze feiten, strafbaar.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 4 gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 heeft de officier van justitie verzocht om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en toezicht van de reclassering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verenigd met de conclusies uit de Pro Justitia rapportages. Indien er ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 een straf zou worden opgelegd, verzoekt de verdediging een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende inbraken in een koelcel van een eetcafé, een poging tot inbraak, een diefstal, een bedreiging en stroperij. De rechtbank acht het zorgwekkend dat het erop lijkt dat verdachte zijn eigen handelen niet kan begrenzen. De rechtbank zal (ten aanzien van feit 4) de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen.
Bij het bepalen van deze maatregel heeft de rechtbank acht geslagen op de reeds genoemde rapporten van drs. H.E.M. van Beek en drs. T. ‘t Hoen. Het rapport van drs. H.E.M. van Beek bevat de volgende passage:
5. Indien onderzochte niet adequaat klinisch psychiatrisch behandeld wordt, zal hij psychotisch blijven. Het gevolg is dat hij dan weer opnieuw delicten zou gaan plegen;
6. om de kans op recidive te verkleinen is een klinisch-psychiatrische behandeling geïndiceerd. Geadviseerd wordt om deze klinisch-psychiatrische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij gedacht kan worden aan een plaatsing op een FPA. Er is geen verhoogde mate van beveiliging nodig.
Drs. T. ’t Hoen heeft in het rapport van 14 maart 2015 het volgende vermeld:
5.a. Zijn ernstige psychiatrische stoornis maakt hem kwetsbaar voor ontregeling. Hij is verhoogde mate (paranoïde) achterdochtig, raakt bij oplopende spanningen/stress al snel overspoeld en verward en kan vanuit deze geestestoestand al snel impulsief, agressief en onaangepast reageren;
5.b. er zijn veel destabiliserende factoren in de vorm van psychosociale problemen. Hij geeft te kennen wel bereid te zijn tot hulpverlening;
6. onderzoeker adviseert, teneinde het recidiverisico te verminderen, om betrokkene in het kader van een artikel 37 (van het Wetboek van Strafrecht) plaatsing gedurende maximaal een jaar verplicht op te laten nemen binnen een psychiatrische instelling, bij voorkeur binnen een FPA.
Ook verdachte ziet in dat hij problemen heeft met het op orde krijgen van zijn leven en met zijn agressieregulatie. Verdachte wil hierbij graag hulp en staat open voor een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Op grond van de inhoud van voornoemde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gevaarlijk is voor de veiligheid van personen en is aangewezen op gedwongen behandeling in een psychiatrische kliniek. De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte, ten aanzien van feit 4, in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor de duur van een jaar.
De rechtbank acht het niet opportuun om, naast de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, aan verdachte een straf op te leggen. Daarom zal de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2 primair, 3, en 5 volstaan met een rechterlijk pardon (artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht).

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 150,- aan immateriële schade ter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit.
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat het slachtoffer [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde bedreiging die door verdachte is begaan. Nu het bedrag dat aan schadevergoeding is gevorderd van de zijde van verdachte, niet is betwist en de rechtbank het gevorderde bedrag onrechtmatig noch ongegrond voorkomt, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 24c, 36f, 37, 45, 57, 285, 310, 311 en 314
van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte
  • verklaart verdachte
  • ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 4
Maatregel
- gelast dat verdachte voor de termijn van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis;
Straf
- bepaalt dat
geen strafwordt opgelegd ten aanzien van de feiten 1, 2 primair, 3 en 5;
Benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen € 150,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil.
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 150,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. Driessen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 april 2015.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2400-2014044408 d.d. 29 oktober 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 21 april 2014, met bijlage, als weergegeven op pagina’s 15 tot en met 17 van de doornummering.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 28 oktober 2014, als weergegeven op pagina’s 95 tot en met 103 van de doornummering.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 19 september 2014, als weergeven op pagina’s 81 en 82 van de doornummering.
5.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 20 september 2014, als weergegeven op pagina’s 83 en 84 van de doornummering.
6.Proces-verbaal aangifte d.d. 8 augustus 2014, als weergegeven op pagina’s 43 en 44 van de doornummering.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 oktober 2014, als weergegeven op pagina 45 van de doornummering.