Het verbod is dan niet reeds overtreden door het in de woning aanwezig hebben van hoeveelheden die te boven gaan hetgeen naar (strafrechtelijke) normen als bestemd voor eigen gebruik wordt beschouwd: 5 gram voor softdrugs, 0,5 gram voor harddrugs. [gedaagde in hoodzaak, eiser in vrijwaring] is wegens (onder andere) opzettelijke overtreding van díe normen, neergelegd in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, door de politierechter veroordeeld. Het is niet aan de civiele rechter om deze zogenoemde leedtoevoeging op vordering van de verhuurder te vergroten, door ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde in hoodzaak, eiser in vrijwaring] tot ontruiming van de woning. Met andere woorden, de strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde in hoodzaak, eiser in vrijwaring] en de in de woning aangetroffen hoeveelheden cocaïne en hash impliceren
an sichniet de door de woningstichting aan haar vordering ten grondslag gelegde overtreding door [gedaagde in hoodzaak, eiser in vrijwaring] van de civielrechtelijke norm hierboven (3.2, eerste zin) genoemd. Deze laatste norm geldt immers in
[gedaagde in hoodzaak, eiser in vrijwaring] contractuele relatie tot de woningstichting en in zijn rechtsrelatie tot omwonenden wier belangen de woningstichting zich dient aan te trekken. De woningstichting stelt in dit verband dat het Hof in hoger beroep en deze rechtbank in andere zaken hebben geoordeeld dat een hoeveelheid in een woning aangetroffen hennep die de bovengenoemde (3.3, eerste zin) gedoogde hoeveelheid voor eigen gebruik ruimschoots overtreft, het
vermoedenvan het bedrijfsmatig aanwezig hebben rechtvaardigt, of dit zelfs
impliceert.Dit oordeel is - nog afgezien van de omstandigheden die in die gevallen tot het oordeel hebben geleid dat de
tekortkoming van de huurder de ontbinding rechtvaardigde, welke verschillen van de omstandigheden in dit geval - echter (slechts) een beredeneerde gevolgtrekking uit een “feitelijk” feit, de aanwezigheid van een zekere hoeveelheid drugs, van een “juridisch” feit, een tekortkoming in de nakoming van verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het vormt niet het bewijs van dat feit resp. een uit een vaststaand feit noodzakelijkerwijs voortvloeiend oordeel. Het vermoeden of de implicatie die de woningstichting aan haar vordering ten grondslag legt, behoeft met andere woorden, om tot toewijzing van de vordering te kunnen leiden, ondersteuning. Deze zou gelegen kunnen zijn in de gemotiveerde en bij betwisting
- die [gedaagde in hoodzaak, eiser in vrijwaring] heeft gedaan - te bewijzen aangeboden stelling dat belangen als hiervoor (3.2, beide laatste zinnen) genoemd, zijn of concreet dreigen te worden geschonden. Althans leent het
vermoedendat de aangetroffen hoeveelheid drugs bedoeld is om mee te handelen zich voor weerlegging, en die heeft [gedaagde in hoodzaak, eiser in vrijwaring] geleverd en de woningstichting niet voldoende gemotiveerd betwist. De vorderingen tot ontbinding en ontruiming worden afgewezen.