ECLI:NL:RBLIM:2015:3447

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
4007259 CV EXPL 15-3196
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen aan [gedaagde]. De achtergrond van de zaak ligt in een eerder vonnis van de rechtbank van 8 augustus 2012, waarin [gedaagde] was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiseres]. Na dit vonnis heeft [eiseres] in totaal € 20.811,27 aan [gedaagde] betaald. Echter, in een later arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 januari 2015 is het eerdere vonnis vernietigd en is [eiseres] veroordeeld tot betaling van een lager bedrag aan [gedaagde]. Hierdoor heeft [eiseres] een te hoog bedrag aan [gedaagde] betaald, wat aanleiding gaf tot de huidige vordering.

Tijdens de zitting op 20 april 2015 heeft [eiseres] gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 4.168,54, subsidiair € 4.109,74, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 oktober 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat het spoedeisende belang van [eiseres] voldoende aannemelijk is gemaakt en dat er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de vordering in een bodemprocedure zal slagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] verplicht is om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te betalen, ondanks zijn financiële situatie.

De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld om € 4.109,74 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 4007259 CV EXPL 15-3196
Vonnis in kort geding van 22 april 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.J.M. Goltstein
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. Y. Kunze.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 7 april 2015
  • de van de zijde van [gedaagde] voorafgaand aan de zitting ingebrachte producties
  • de mondelinge behandeling van de zitting op 20 april 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 8 augustus 2012 met registratienummer 99997 HA ZA 05-276 met [eiseres] als eisende partij en [gedaagde] als gedaagde, is [gedaagde] veroordeeld om - voor zover hier van belang - € 17.189,33 aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.212,30 vanaf 18 mei 2005 tot aan de dag van voldoening.
2.2.
Naar aanleiding van dat vonnis heeft [eiseres] op 12 oktober 2012 € 15.000,00 aan [gedaagde] betaald, en een paar dagen later op 19 oktober 2012 nog eens € 5.811,27, in totaal derhalve € 20.811,27.
2.3.
[eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis, waarna het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 20 januari 2015 met registratienummer HD. 200.114.501/01 voornoemd vonnis heeft vernietigd en [eiseres] veroordeeld heeft om een lager bedrag aan [gedaagde] te betalen, te weten € 13.539,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.606,78 vanaf 18 mei 2005 tot aan de dag van voldoening.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Bij voormeld exploot vordert [eiseres] de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.168,54, subsidiair € 4.109,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2012, een en ander onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] beroept zich op genoemd arrest. [eiseres] berekent de wettelijke rente over 9.606,78 over de periode van 18 mei 2005 tot 19 oktober 2012 op € 3.103,30, [gedaagde] heeft die op € 3.162,10 becijferd. [eiseres] heeft derhalve - achteraf bezien - € 4.168,54 dan wel € 4.109,74 onverschuldigd aan [gedaagde] betaald.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisende belang is door [eiseres] ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Gelet op de inhoud van voornoemd arrest, in combinatie met de naar omvang onbetwiste betalingen van [eiseres] op 12 en 19 oktober 2012, is voornoemde redelijke mate van zekerheid (meer dan) voldoende aanwezig. Dat [gedaagde] naar eigen zeggen in een financieel moeilijke situatie verkeert, doet - wat daar ook verder van zij - niet af aan de terugbetalingsverplichting van hetgeen [eiseres] onverschuldigd aan hem heeft betaald.
De gevorderde voorziening zal derhalve toegewezen worden, waarbij - zoals ter zitting reeds is toegelicht - uitgegaan zal worden van het bedrag van € 4.109,74.
4.4.
De proceskosten zullen - zoals ter zitting eveneens reeds is toegelicht - worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] € 4.109,74 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2012,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
RK