Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding d.d. 7 april 2015
- de van de zijde van [gedaagde] voorafgaand aan de zitting ingebrachte producties
- de mondelinge behandeling van de zitting op 20 april 2015.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen aan [gedaagde]. De achtergrond van de zaak ligt in een eerder vonnis van de rechtbank van 8 augustus 2012, waarin [gedaagde] was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiseres]. Na dit vonnis heeft [eiseres] in totaal € 20.811,27 aan [gedaagde] betaald. Echter, in een later arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 januari 2015 is het eerdere vonnis vernietigd en is [eiseres] veroordeeld tot betaling van een lager bedrag aan [gedaagde]. Hierdoor heeft [eiseres] een te hoog bedrag aan [gedaagde] betaald, wat aanleiding gaf tot de huidige vordering.
Tijdens de zitting op 20 april 2015 heeft [eiseres] gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 4.168,54, subsidiair € 4.109,74, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 oktober 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat het spoedeisende belang van [eiseres] voldoende aannemelijk is gemaakt en dat er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de vordering in een bodemprocedure zal slagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] verplicht is om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te betalen, ondanks zijn financiële situatie.
De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld om € 4.109,74 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.