ECLI:NL:RBLIM:2015:3352

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
03/830041-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grove verkeersfout met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag op een onoverzichtelijke weg

Op 3 maart 2012 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op [straatnaam 1] te Heerlen, waarbij de verdachte, als beginnend bestuurder van een BMW, met een snelheid tussen 94 en 136 km/u reed op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Door zijn hoge snelheid verloor hij de controle over het voertuig en botste tegen een boom. Dit resulteerde in de dood van [slachtoffer 1] en zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een grove verkeersfout, waarbij hij niet alleen zijn eigen leven, maar ook dat van zijn inzittenden in gevaar bracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden en een rijontzegging van vier jaar geëist. De verdediging pleitte voor een taakstraf en een kortere rijontzegging, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een rijontzegging van vier jaar op. De rechtbank benadrukte de ernst van de gevolgen van het gedrag van de verdachte en het belang van verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/830041-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. L. Bien, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 18 februari 2014 en 7 april 2015, waarbij op laatstgenoemde zitting de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] is overleden en waarbij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte als beginnend bestuurder zodanig hard over een donkere, smalle weg met hoge zachte bermen heeft gereden – waar een maximum snelheid gold van 50 km/u – dat hij de controle over zijn auto is verloren en tegen een boom is gebotst. Daardoor is de mede inzittende [slachtoffer 1] overleden en zijn de andere twee inzittenden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zwaar gewond geraakt. Laatstgenoemden hebben verklaard dat verdachte er een onbesuisde rijstijl op na hield. De officier van justitie acht hier sprake van grove schuld en zeer onvoorzichtig rijgedrag. Niet bewezen acht de officier van justitie dat verdachte roekeloos heeft gereden en dat hij onder invloed van verdovende middelen verkeerde. In zijn bloed zijn weliswaar sporen van softdrugs aangetroffen, maar de hoeveelheid werkzame stof was te gering om effect te hebben.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het bestanddeel roekeloosheid en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat hij vindt dat er sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout en geen grove fout. Het feit dat er wel ernstige gevolgen zijn maakt de fout niet groter.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 3 maart 2012 omstreeks 23:00 uur heeft een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden op [straatnaam 1] te Heerlen. Verdachte reed, als bestuurder van een personenauto van het merk BMW, over [straatnaam 1] in de richting van [straatnaam 2] en botste hierbij op een gegeven moment tegen een boom. Met betrekking tot het soort weg, het wegverloop, de manier van rijden en de gevolgen is een rapport opgesteld. Hieruit blijkt onder andere het volgende:
De ter plaatse geldende maximumsnelheid bedraagt 50 km/u. De weg vervult de functie van een erftoegangsweg. In het wegverloop van [straatnaam 1] zijn verschillende opeenvolgende bochten gelegen, die onoverzichtelijk zijn en bovendien is sprake van een glooiend verloop van de rijbaan. De aan weerszijden grenzende bos- en landbouwgronden zijn, met een variërend hoogteverschil, hoger gelegen dan de rijbaan. Bij nadering van de plaats van de botsing tegen de boom heeft het verloop van de rijbaan een recht en dalend verloop. Dit recht wegverloop sluit aan op een hiervoor gelegen flauwe bocht naar rechts. Het zicht was op verschillende posities door de in het wegverloop gelegen bochten beperkt en deels onmogelijk. Bij het uitkomen van de flauwe, dalende bocht naar rechts brak de betrokken BMW met de achterzijde naar links uit, waarbij de linker wielen in de links gelegen verhoogde berm/bosrand terecht kwamen. Verdachte kon nog een stuurbeweging naar links maken, waarna hij met de rechter wielen door de rechter berm reed. De BMW bewoog zich vervolgens, draaiend om zijn hoogte-as (linksom), in de richting van de betrokken boom en botste daar met de rechterflank tegen aan. Ten gevolge van deze botsing vervormde de personenruimte van de auto en raakten de inzittenden gewond. De rechts achter gezeten passagier raakte dusdanig gewond, dat hij ter plaatse overleed.
Volgens berekeningen van verbalisanten van de VerkeersOngevalAnalyse reed verdachte met een snelheid gelegen tussen 99 en 136 km/u. Indien hij zijn snelheid aan het verloop van de weg en aan de aard en gesteldheid van de rijbaan had aangepast en hij niet harder had gereden dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km/u, had hij de controle over zijn voertuig niet hoeven kwijt te raken en had het ongeval niet hoeven plaatsvinden. [2] De conclusie over de gereden snelheid is gebaseerd op een onderzoek dat is uitgevoerd door deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut.. Daar komt men tot de conclusie dat verdachte met een snelheid tussen 94 en 136 km/u gereden heeft. [3] Ook onderzoek door een buitenlandse deskundige – die over meer ervaring beschikt betreffende het berekenen van gereden snelheden op glooiende wegen – heeft uitgewezen dat verdachte in elk geval sneller dan 95 km/u heeft gereden. [4]
Ten gevolge van het ongeval is [slachtoffer 1] overleden. [5] [slachtoffer 2] liep ribfracturen rechts op, alsmede longletsel, een leverlaceratie, een nierlaceratie en een radiuskop(pols) fractuur. [6] [slachtoffer 3] liep een bovenbeenbreuk, een breuk in het bekken, een schaambeenbreuk en een staartbeenbreuk op. [7] [8]
Voor de vraag of verdachte schuld heeft aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In de onderhavige zaak spelen de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 3 maart 2012 als bestuurder heeft opgetreden, dat hij zich niet meer veel van het ongeluk kan herinneren, maar dat hij zich niet kan voorstellen dat hij zo hard gereden heeft als uit de deskundigenrapporten blijkt.
Nu de snelheid waarmee verdachte reed echter door zowel een deskundige van het NFI als door een buitenlandse deskundige is berekend en zij beiden tot nagenoeg dezelfde minimum snelheid komen, namelijk dat verdachte in ieder geval ten minste 95 km/u heeft gereden, gaat de rechtbank daar van uit bij de beoordeling van deze zaak.
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte op [straatnaam 1] bijna twee keer zo hard heeft gereden als daar is toegestaan. Verdachte was ten tijde van het ongeval een beginnend bestuurder, wat naar het oordeel van de rechtbank inhoudt dat hij een onervaren bestuurder was. Het was donker en het betrof een smalle weg, met een bochtig, glooiend, onoverzichtelijk wegverloop en hoger gelegen zachte bermen aan weerszijden van de rijbaan. Door op deze weg zo hard te rijden heeft verdachte de controle over zijn auto verloren en is hij via de bermen aan beide zijden van de weg tegen een boom gebotst. Daarmee heeft de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan een grove verkeersfout met desastreuze gevolgen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest, ten gevolge waarvan een botsing met een boom is ontstaan waardoor [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van roekeloosheid zoals bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet noch van rijden onder invloed van verdovende middelen en zij zal verdachte van deze bestanddelen van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 03 maart 2012 te Heerlen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1], in een aldaar gelegen flauwe, dalende bocht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig - als beginnend bestuurder - met hoge snelheid, in elk geval op zodanige wijze te rijden dat hij het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend (volledig) onder controle heeft gehad, ten gevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in de linkerberm en rechterberm terecht is gekomen en vervolgens in botsing is gekomen met een boom, door welk verkeersongeval
- [slachtoffer 1] werd gedood en
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten ribfracturen rechts, longletsel, leverlaceratie, nierlaceratie en een radiuskopfractuur werd toegebracht en
- [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenbreuk, een breuk in het bekken, een schaambeenbreuk en een staartbeenbreuk werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden en een rijontzegging voor de duur van vier jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met het tijdsverloop (het ongeval is inmiddels meer dan drie jaar geleden) en het feit dat verdachte inmiddels een baan heeft. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is in zijn ogen buitensporig. De raadsman heeft bepleit een taakstraf op te leggen voor de maximale duur, maar daarvan een groot deel voorwaardelijk. Verdachte heeft zijn straf de afgelopen drie jaar al “uitgezeten”, aldus de raadsman. Nu verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om naar zijn werk te gaan, is een rijontzegging van vier jaar veel te lang.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte trad op 3 maart 2012 – na een avondje karten met zijn vrienden – op als bestuurder van zijn BMW. In de auto zaten ook [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Verdachte reed op een gegeven moment over [straatnaam 1] te Heerlen met een snelheid van ten minste 95 km/u. Dat is bijna het dubbele van de aldaar toegestane maximumsnelheid van 50 km/u. Het betreft een donkere, smalle weg met onoverzichtelijke bochten en aan weerszijden zachte hoge bermen en bomen. In een van de bochten van deze weg is de auto door deze hoge snelheid “uitgebroken” en met de achterwielen in de berm terecht gekomen. Verdachte heeft door dit uitbreken vervolgens de macht over het stuur verloren en is tegen een boom gebotst. [slachtoffer 1] heeft deze botsing niet overleefd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben beiden zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvan zij – zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen – hun leven lang last zullen blijven houden.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting gekeken naar de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht met betrekking tot overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De categorie die de rechtbank in het onderhavige geval het meest vindt passen, is de categorie “grove verkeersfout, de dood ten gevolge hebbende”. Bij deze categorie hoort een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. De vraag is of er in dit geval omstandigheden zijn die maken dat het passend is van dit vertrekpunt naar boven of naar beneden af te wijken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank neemt het verdachte uiterst kwalijk dat hij als beginnend bestuurder - terwijl hij niet alleen de verantwoordelijkheid voor zichzelf had, maar ook voor drie inzittenden - machorijgedrag heeft vertoond door met een onacceptabele snelheid over genoemde weg te rijden. In dit geval zijn de drie mede-inzittenden van verdachte de slachtoffers van zijn onverantwoorde gedrag geworden. Indien er een tegenligger was gekomen of indien er toevallig iemand gelopen had, bijvoorbeeld om daar zijn hond uit te laten, dan waren er echter zeer zeker nog meer/andere (dodelijke) slachtoffers gevallen. Door de hoge snelheid en de achtereenvolgende onoverzichtelijke bochten had verdachte immers ook nooit meer op tijd kunnen remmen of uitwijken.
Maar ook zonder dit laatste zijn de gevolgen bijzonder ernstig. Eén jongeman heeft het leven verloren en laat bij zijn familie een grote leegte na, zoals is gebleken uit de ter zitting afgelegde nabestaandenverklaring. Daarnaast hebben twee jongemannen zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit heeft een grote impact op hun leven gehad en is van zodanige aard dat zij daar waarschijnlijk de rest van hun leven hinder van zullen blijven ondervinden, zowel bij het vervolgen van hun carrière als hun privé activiteiten. Gelet op dit alles acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor aanzienlijke tijd absoluut aan de orde.
De raadsman heeft er wel nog op gewezen dat verdachte de gevolgen van zijn handelen dagelijks met zich meedraagt en daar zeer onder lijdt. Bovendien heeft het feit inmiddels al weer drie jaar geleden plaatsgevonden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou daarom niet (meer) aan de orde zijn.
De rechtbank ziet dat anders. Wellicht heeft verdachte zijn lesje geleerd en weet hij zich ook zonder straf in de toekomst achter het stuur van zijn auto te bedwingen. In dat geval zou vanuit die optiek een gevangenisstraf geen redelijk doel meer dienen. Maar een straf kent meerdere doelen.
Een daarvan is een zekere mate van leedtoevoeging. De rechtbank vindt vanuit dit doel bezien dat het onderhavige verkeersgedrag, met als gevolg één dode en twee zwaargewonden, niet kan worden afgedaan met een grotendeels voorwaardelijke taakstraf en een beperkte rijontzegging, zoals door de raadsman is bepleit. Ook niet als de verdachte enige jaren op zijn bestraffing heeft moeten wachten. Maar vooral vindt de rechtbank dat er een helder signaal moet uitgaan naar andere jonge bestuurders die, na een avond stappen, de verantwoordelijkheid op zich nemen om hun vrienden met de auto mee te nemen. Op dat moment is men voor het leven en de gezondheid van die andere inzittenden verantwoordelijk en daar past een verantwoordelijkheidsvolle rijstijl bij. Wie die verantwoordelijkheid niet neemt dient – als het mis gaat – de consequenties daarvan te ervaren.
Alles afwegende is de rechtbank dus van oordeel dat er niet kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf. De rechtbank beschouwt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden onder de gegeven omstandigheden als passend en geboden. Voorts zal de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van vier jaar. Met deze ontzegging wordt beoogd te voorkomen dat verdachte opnieuw op een dergelijke wijze aan het verkeer zal deelnemen.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden;
Rijontzegging
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturenvan
vier jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 april 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 maart 2012 te Heerlen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1], in een aldaar gelegen flauwe, dalende bocht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - als beginnend bestuurder, na het gebruik van verdovende middelen - met hoge snelheid, in elk geval op zodanige wijze te rijden dat hij het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend (volledig) onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in de linkerberm en/althans rechterberm terecht is gekomen en/of (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met een boom, door welk verkeersongeval
- [slachtoffer 1] werd gedood en/of
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer ribfractu(u)r(en) rechts, longletsel, leverlaceratie, nierlaceratie en/of een radiuskopfractuur rechts, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenbreuk, een breuk in het bekken, een schaambeenbreuk en /of een staartbeenbreuk of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 03 maart 2012, in de gemeente Heerlen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 1], [straatnaam 1], in een aldaar gelegen flauwe, dalende bocht, - als beginnend bestuurder, na het gebruik van verdovende middelen - met hoge snelheid, in elk geval op zodanige wijze heeft gereden dat hij het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend (volledig) onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in de linkerberm en/althans rechterberm terecht is gekomen en/of (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met een boom, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het proces-verbaal aanrijding misdrijf van de politie regio Limburg Zuid, Heerlen centrum/zuid, basis politiezorg, met proces-verbaalnummer PL2431 2012024932, dat gedeeltelijk is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 57 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse, dat geen deel uitmaakt van de doornummering, blad 2-5 en 18.
3.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 6 juli 2012, dat geen deel uitmaakt van de doornummering, pagina 10 van 11.
4.Het geschrift, inhouden een Gutachten d.d. 30 oktober 2014 van [ingenieursbureau], opgesteld door [medewerker ingenieursbureau], dat geen deel uitmaakt van de doornummering.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 13-14.
6.Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] , pagina 31.
7.Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 3], pagina 34.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3], pagina 45.