Op 21 april 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 13 september 2013. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, heeft een aanrijding veroorzaakt met een bromfiets, waarbij de bestuurster, [slachtoffer], om het leven kwam. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het primair tenlastegelegde feit, namelijk overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en een bewezenverklaring van het subsidiaire feit, dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt door onoplettendheid. De verdediging pleitte voor vrijspraak, wijzend op de onduidelijkheid over de toedracht van het ongeval en de tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en getuigen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar een verkeersfout heeft gemaakt door onvoldoende op te letten bij het oversteken van het brom/fietspad, maar dat deze fout niet leidde tot aanmerkelijke schuld zoals vereist voor een veroordeling op basis van artikel 6 WVW. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte het subsidiaire feit bewezen, namelijk dat de verdachte door zijn onoplettendheid gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank legde een geldboete van € 500,- op en een voorwaardelijke rijontzegging van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting.