3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 14 april 2014 doet[slachtoffer 1] aangifte van het volgende. [slachtoffer 1] is die dag werkzaam als filiaalmanager bij [naam] te Heerlen. Rond 14.00 uur liepen er twee voor hem onbekende personen langs de winkel. Een paar seconden later zag hij dat ze de winkel in kwamen. De een droeg een blauw [merk] trainingspak, was ca. 1.70 – 1.75m, van Antilliaanse komaf, zwart rasta haarnetje en zwart schoudertasje. De ander droeg een zwart [merk] trainingspak, was ca. 1.70 – 1.75m, van Antilliaanse komaf en zwart rasta haarnetje. Ze liepen naar de achterzijde van de winkel en kwamen vervolgens terug naar de ingang. Een van zijn medewerkers, [slachtoffer 2], was ook in de winkel werkzaam. Beide mannen liepen langs hem. De man in het blauwe trainingspak begon tegen[slachtoffer 2] te schelden in het Papiaments. Aangever verstaat een beetje Papiaments en kon hieruit opmaken dat de man in het blauwe trainingspak [slachtoffer 2] buiten zou opwachten. Beide mannen liepen de winkel uit richting [naam].Een stagiaire in de winkel, [naam], was in de winkel en spreekt vloeiend Papiaments. Zij vertelde dat de man letterlijk tegen [slachtoffer 2] zei: “Als je naar buiten komt, schiet ik je neer”.
Een kwartier later zag hij de beide mannen weer aan de overzijde van de winkel lopen. Hij hoorde dat een Somalische jongen van ongeveer 1.85m groot, zwart gekleed met een baardje, een woordenwisseling had met de man in het blauwe trainingspak. Hij zag dat deze man een vuurwapen uit zijn schoudertas pakte en deze vervolgens op de Somalische jongen richtte. De Somalische jongen zocht dekking achter een pilaar van de [naam]. Aangever zag dat er een politiewagen aan kwam rijden. Hij zag dat de jongen met het vuurwapen richting het [naam] rende en hier naar binnen ging. Hij zag dat de Somalische jongen welke zojuist bedreigd was, naast zijn stagiaire[slachtoffer 2] liep. Vervolgens rende de Somalische jongen in de richting van [naam]. Hij heeft de stagiaire terug naar binnen geroepen. [slachtoffer 2] vertelde dat hij een week geleden ruzie had gehad met een van de Antilliaanse mannen.
Op een gegeven moment komen de twee Antilliaanse mannen terug de winkel in. Aangever voelde zich niet veilig, omdat hij gezien had dat de man met het blauwe trainingspak een vuurwapen had getrokken. Achter de Antilliaanse mannen liepen twee oudere mannen, ook van Antilliaanse afkomst. Hij kan die als volgt omschrijven: de ene man was ca. 1.75 – 1.80m , kort kalend zwart haar, smal postuur, donkere jas, donkerbruine ogen, zei achteraf dat hij een oom van de jongens was, de andere man was groter, gezet postuur, een traantje getatoeëerd onder zijn linker oog en hij droeg zwarte kleding.
De jongen met het zwarte trainingspak vroeg waar[slachtoffer 2] was. Aangever zei dat hij achter in het magazijn aan het werk was. De jongen wilde naar achteren lopen, maar aangever heeft hem tegen gehouden. De grote man met de tattoo liep toch het magazijn in, maar aangever heeft ook hem tegengehouden. De man zei iets over [slachtoffer 2], dat hij mensen zou verkopen vanuit de winkel of iets maar aangever begreep niet wat hij bedoelde. Uiteindelijk zijn ze naar buiten gelopen. De man die zei dat hij de oom was, zei dat de jongen al langer ruzie had met [slachtoffer 2].De man in het blauwe trainingspak kwam erbij staan en zei op een gegeven moment: “Ik schiet jou ook een kogel in je gezicht”. Aangever voelde zich ontzettend bedreigd omdat hij deze jongen al eerder met een vuurwapen had zien zwaaien.
Op 18 april 2014 wordt [verdachte] gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op 14 april 2014 in het centrum van Heerlen wasen dat hij woorden heeft gehad met een stagiair bij de winkel genaamd ‘[naam]’.Met betrekking tot de vuurwapens die in zijn woning zijn aangetroffen beroept hij zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht, later geeft hij aan dat die niet van hem waren.
Op 6 september 2014 doet [slachtoffer 1] aangifte van het volgende. In de nacht van 6 september 2014 was aangever in de club ‘[naam]’ in Heerlen. Op een bepaald moment kwamen drie personen op hem af. Het waren drie personen van Antilliaanse afkomst, waarvan een zijn haren in een haarnetje droeg. Een van deze mannen had twee traantjes onder zijn linkeroog getatoeëerd. Aangever herkende een van de personen van een eerdere bedreiging die zich op 14 april 2014 had afgespeeld bij de winkel waar hij werkt. De persoon met de getatoeëerde traantjes deed het woord.Hij vertelde dat de man met het haarnetje, de persoon van de eerdere bedreiging, door toedoen van aangever drie maanden heeft vastgezeten. De man met de traantjes stelde de vraag: “Hoe gaan we dit regelen?” Aangever begreep direct dat het over het eerdere incident ging en voelde zich bedreigd omdat hij zich alleen in het café bevond tegenover een groepje van drie mannen. Een beveiliger van het café kwam erbij staan, maar aangever heeft op dat moment niets tegen de beveiliger genaamd [naam] gezegd. Op verzoek van aangever is hij samen met de man met het getatoeëerde traantje en de man met het haarnetje naar achteren in het café gelopen zonder de derde persoon erbij. Aangever hoorde dat de man met het getatoeëerde traantje vervolgens verschillende keren vroeg hoe aangever ‘
het goed’ dacht te gaan maken voor het feit dat de man met het haarnetje drie maanden gedetineerd heeft gezeten. Die man vertelde ook dat aangever te veel had verklaard en dat aangever hem te veel had beschreven. Op dat moment herkende aangever de man met de traantjes van een eerder incident, waarbij de man het magazijn van de winkel waar aangever werkt in was gelopen. De man vertelde dat de politie hem nog steeds aan het zoeken was wegens die verklaring en stelde dat hij recht had op een paar schoenen. De man met de getatoeëerde traantjes zei tegen aangever: “
de mensen op straat zijn hongerig naar jou.” Aangever verklaart dat hij daarbij het gevoel kreeg dat hij in de problemen zou komen wanneer hij niet zou meewerken. De man met de getatoeëerde traantjes zei dat zowel hij, als ook de man met het haarnetje een paar schoenen wilde krijgen. Aangever zei dat hij daar niet aan kon meewerken. De man met de getatoeëerde traantjes gaf aan dat hij morgen met de man met het haarnetje naar de winkel zou komen. Aangever sprak met beiden af dat ze om 11:00 uur naar de winkel zouden komen. De man met de getatoeëerde traantjes voegde zich daarop bij een grotere groep getinte mannen.
Later heeft aangever aan de persoon met het haarnetje gevraagd: “Als het geregeld is, is het dan oké?”. De persoon met zijn haren in het haarnetje zei daarop: “Dan is het oké”. Aangever verklaart vervolgens dat hij heeft overwogen om op de vordering van de Antilliaanse mannen in te gaan, maar dit uiteindelijk toch niet heeft gedaan.Aangever heeft diezelfde nacht nog gesproken over het voorval met de beveiliger [naam] en heeft vervolgens melding van het voorval gedaan bij de politie.
Op 6 september 2014 om 9:15 was aangever aanwezig in de winkel ‘[naam]’ te Heerlen. Hij verklaart dat hij erg onrustig was. In de winkel waren ook twee medewerkers aanwezig alsmede de moeder van aangever op verzoek van aangever aanwezig welke personen tevoren door aangever op de hoogte waren gesteld van de gebeurtenissen van diezelfde nacht.
Om 11:30 uur kwamen de man met de getatoeëerde traantjes onder zijn oog en de man met het haarnetje de winkel binnengelopen. De man met de getatoeëerde traantjes ging in de winkel op een bankje zitten. Aangever zei tegen hem dat hij geen gratis schoenen kon geven. De man met de getatoeëerde traantjes vroeg toen wederom: “
Hoe gaan we dat dan oplossen?”. De man sprak zeer zacht, waardoor hij voor omstanders niet te verstaan was. Vervolgens toonde de man twee beschreven velletjes papier, formaat A4 en wees naar de personalia die daarop vermeld stonden. Aangever herkende die A4tjes als de aangifte die hij bij de politie had gedaan van een bedreiging op 14 april 2014. De man met de getatoeëerde traantjes wees op een specifiek deel in de aangifte en aangever heeft dat specifieke gedeelte gelezen. In dat deel werd de man met de getatoeëerde traantjes beschreven. De man met de getatoeëerde traantjes zei daarop dat de aangever dingen had verteld die hij niet had moeten vertellen en dat hij een ‘
snitch’ was. Omdat de aangever bleef weigeren om schoenen af te geven, zei de man met de getatoeëerde traantjes: “
Dus je houdt je mannenwoord niet?”. Ook zei de man dat hij aangever met foto en ‘
alles erop en eraan’ op Instagram en Facebook zal zetten en hem zal neerzetten als ‘
rat’. Daarbij vertelde de man dat aangever nergens meer veilig zou zijn en dat ‘
zijn groep’ groot genoeg is. De man vertelde dat aangever nergens meer in een club zou kunnen komen en dat iedereen krijgt wat hij verdient. Ten slotte zei de man bij het verlaten van de winkel tegen aangever: “
God zij met je, broer“ en gaf aangever daarbij een hand en een schouderklopje.
Ter terechtzitting is aangever aanvullend gehoord en heeft daarbij de feiten in zijn aangiften bevestigd. Tevens heeft hij ter terechtzitting[medeverdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum] (hierna te noemen: [medeverdachte]), geïdentificeerd als de door hem beschreven man met de getatoeëerde traantjes en de verdachte geïdentificeerd als de door hem beschreven man in het blauwe [merk] trainingspak, zwart rasta haarnetje en zwarte schoudertas (14 april 2014) c.q. de man met het haarnetje (6 september 2014).
[getuige 1] wordt op 17 september 2014 gehoord. Hij verklaart dat hij op 6 september 2014 aan het werk was in de club “[naam]” te Heerlen. Hij zag dat in de club de hem bekende [slachtoffer 1] aan het praten was met 3 à 4 donkere mannen. Later die avond vertelde deze [slachtoffer 1] dat er een conflict tussen[slachtoffer 1] en die mannen was geweest, waarover [slachtoffer 1] toentertijd bij de politie een verklaring had afgelegd. Daar hadden de donkere jongens hem nu op aangesproken.
De getuige [getuige 2] verklaart op 20 september 2014 het volgende. Op 6 september 2014 was hij aan het werk in de winkel genaamd [naam]’ gelegen te Heerlen. Door [slachtoffer 1] was ’s morgens een bericht gestuurd om te waarschuwen dat hij door twee Antilliaanse mannen werd gedwongen schoenen af te geven. Die personen zouden die dag terugkomen. Omstreeks 11 uur kwamen twee Antilliaanse jongens de winkel binnen lopen.
Hij zag dat de lange Antilliaanse man op het bankje ging zitten en met [slachtoffer 1] in gesprek raakte. De kleine Antilliaanse man bleef door de winkel lopen en keek veelvuldig rond, alsof hij de medewerkers in het oog bleef houden. Doordat de Antilliaan en [slachtoffer 1] erg zacht spraken, heeft hij niet gehoord wat besproken werd. Nadat de personen de winkel verlaten hadden, leek [slachtoffer 1] erg geschrokken. Hij leek volgens de getuige erg onder de indruk. [slachtoffer 1] vertelde dat de Antilliaanse man hem op internet zou zetten en hem als ‘
rat’ zou bestempelen. [slachtoffer 1] verzocht aan [getuige 2] en de andere medewerker genaamd [getuige 3] nooit aan iemand te vertellen waar hij op een bepaald moment was.
De getuige [getuige 3] verklaart op 20 september 2014 het volgende. Hij is ook een collega van [slachtoffer 1] en was op 6 september werkzaam in de winkel genaamd ‘[naam]’ te Heerlen. [getuige 3] heeft de twee incidenten met de Antilliaanse mannen meegemaakt. De eerste keer ging het om de Antilliaanse mannen die op zoek waren naar een stagiaire genaamd [slachtoffer 2]. Toen heeft [slachtoffer 1] de kleinere Antilliaanse man tegengehouden in de winkel en daarvan destijds aangifte gedaan. Daarom moesten ze hem hebben. Op 6 september 2014 heeft [slachtoffer 1] verteld dat hij die nacht dezelfde Antilliaanse mannen was tegengekomen, waarbij hij gedwongen werd schoenen af te geven. Zij zouden de volgende ochtend terug komen in de winkel. De volgende dag kwamen de Antilliaanse mannen inderdaad de winkel in. De een was een stuk groter dan de ander. Deze man had een tattoo in de nek en droeg een blauw trainingspak, hij was kaal maar had een klein strookje haar achter op zijn hoofd. De tweede, kleinere man had dreadlocks, welke hij droeg in een haarnetje; hij had ook een tattoo in de hals.
De lange Antilliaanse man ging achter in de zaak op een bankje zitten en de kleinere bleef in de zaak rondlopen. De getuige heeft van het gesprek niets meegekregen omdat de Antilliaanse man erg zacht sprak.Nadat de Antilliaanse mannen de winkel hadden verlaten was [slachtoffer 1] erg aangeslagen. [slachtoffer 1] vertelde dat hij bedreigd was.
De camerabeelden, die op 6 september 2015 in de winkel ‘[naam]’ te Heerlen zijn gemaakt, zijn door ambtenaren van de politie bekeken. De verbalisant beschrijft dat hij een man in beeld ziet komen. Het betreft een negroïde man met een blauw trainingspak van het merk[merk]. Deze man ging in gesprek met een andere man zijnde een blanke man met donker shirt. Na 18 seconden komt er een derde persoon in beeld: een negroïde man met groen T-shirt en een haarnetje. De negroïde man en de blanke man zijn in gesprek. Tijdens dit gesprek heeft de negroïde man witte blaadjes papier in zijn handen en wijst met zijn vinger naar de blaadjes. Daarna verlaten beide negroïde mannen de winkel en lopen uit het bereik van de camera.
Ook de moeder van aangever [slachtoffer 1], mevrouw [naam], heeft een verklaring afgelegd. Zij deelde mede dat [slachtoffer 1] haar had gevraagd om op 6 september 2014 in de winkel aanwezig te zijn en zich voor te doen als klant. Zij zag de twee Antilliaanse mannen binnen komen. De grotere Antilliaanse man met blauw trainingspak ging achter in de zaak zitten en [slachtoffer 1] bleef bij hem staan. Zij heeft niets van het gesprek kunnen horen omdat de Antilliaanse man heel zacht praatte. De kleinere Antilliaanse man is in de zaak blijven rondlopen.Er was nog een meisje bij dat een tasje bij zich had waaruit zij op een gegeven moment een gevouwen papier haalde. Zij gaf dit aan de grotere Antilliaanse man die dit aan [slachtoffer 1] toonde en met zijn vinger naar het papier wees. [slachtoffer 1] pakte het papier aan en keek er aandachtig naar. Daarna liepen zij de winkel uit.
Voormelde camerabeelden zijn ter terechtzitting vertoond. De verdachte erkent de negroïde persoon te zijn gekleed in een groen T-shirt en een haarnetje.
De rechtbank stelt vast dat in de nacht van 6 september 2014 de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer 1] aanwezig zijn geweest in de club ‘[naam]’ te Heerlen en op enig moment met elkaar in gesprek zijn geraakt.
Verder stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer 1] de volgende dag aan het werk was in de winkel genaamd ‘[naam]’ te Heerlen en dat omstreeks 11:00 uur de verdachte [verdachte], samen met de medeverdachte [medeverdachte], in die winkel is binnen gekomen, waarbij[medeverdachte] plaatsnam op een bankje in de winkel en in gesprek ging met[slachtoffer 1].
Gelet op de tenlastelegging dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er door de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] bedreigingen zijn geuit jegens [slachtoffer 1], met het doel [slachtoffer 1] zonder betaling tot afgifte van schoenen te bewegen.
Die vraag beantwoordt de rechtbank positief. Daaromtrent is op de eerste plaats verklaard door [slachtoffer 1]. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de waarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring. Daarbij is van belang om op te merken dat [slachtoffer 1] ter terechtzitting van 1 april 2015 zijn verklaring vrijwel volledig heeft bevestigd. Voorts is van belang dat de verklaring van [slachtoffer 1] bevestiging vindt in andere verklaringen van getuigen alsmede in de getoonde videobeelden.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft geprobeerd zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld,[slachtoffer 1] te bewegen schoenen af te geven.