Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft uit onvrede over de behandeling haar psychiater met een mes bedreigd. Zij activeerde voorafgaand aan de bedreiging het brandalarm, zodat alle deuren werden geopend. Zij is toen op zoek gegaan naar het slachtoffer.
Door het gedrag van verdachte is het slachtoffer op zijn werkplek in een zeer bedreigende situatie terecht gekomen. Verdachte moet zich realiseren dat haar gedrag absoluut onacceptabel is.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op de primair ten laste gelegde poging tot moord. De rechtbank acht dit echter niet bewezen en zal daarom fors afwijken van de vordering van de officier van justitie.
Voor (eenvoudige) bedreigingen worden doorgaans geldboetes opgelegd. Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank dit niet passend. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank namelijk rekening met het feit dat het gaat om een bedreiging met een mes en dat de bedreiging is gericht tegen een hulpverlener. Uit het rapport van de reclassering van 23 maart 2015 blijkt dat verdachte niet in staat is om een taakstraf naar behoren te verrichten, zodat ook oplegging van een taakstraf niet aan de orde is. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals hiervoor onder 5 omschreven, en het feit dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter niet op zijn plaats. De rechtbank houdt verder rekening met het volgende.
In de rapporten van de psychiater, de psycholoog en de reclassering wordt het belang van hulpverlening benadrukt. Er wordt dan ook geadviseerd het ingezette behandeltraject van verdachte te continueren. Verdachte krijgt op dit moment hulp van het FACT team van Radix (onderdeel van GGZ Mondriaan) en ze krijgt ambulante woonbegeleiding. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit behandeltraject doorkruisen, hetgeen betekent dat er voor verdachte na haar vrijlating een nieuw traject moet worden opgezet.
De reclassering geeft aan dat verdachte chronische zorg nodig heeft. Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater blijkt dat onvoldoende behandeling/begeleiding tot spanningen leidt. Verdachte is niet in staat om hier op een adequate manier mee om te gaan. Een dergelijke situatie deed zich ook voor in de aanloop naar het bewezenverklaarde. De rechtbank wil met de strafoplegging juist voorkomen dat verdachte opnieuw zal overgaan tot het plegen van strafbare feiten.
De reclassering adviseert een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht (in het kader van reclasseringstoezicht) en een (ambulante) behandelverplichting bij FACT team Radix of soortgelijke ambulante forensische zorg. Ook de psychiater en de psycholoog adviseren in het kader van een voorwaardelijke straf het huidige behandeltraject voort te zetten.
De rechtbank zal zich, gelet op de hiervoor gegeven redenen, bij deze adviezen aansluiten.