ECLI:NL:RBLIM:2015:3056

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 april 2015
Publicatiedatum
13 april 2015
Zaaknummer
03/700553-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en doodslag, maar veroordeling voor bedreiging met een mes

Op 13 april 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 23 september 2014 met een mes naar haar psychiater ging. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord, poging tot doodslag en de voorbereiding van moord. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er voldoende bewijs was dat de verdachte haar psychiater met een mes had bedreigd, er onvoldoende bewijs was voor de intentie om daadwerkelijk te doden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord en doodslag, maar achtte de bedreiging met een mes wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van drie jaar, onder bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en deelname aan ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de psychische problemen van de verdachte, waaronder een posttraumatische stressstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis, die haar gedrag beïnvloedden. De rechtbank benadrukte het belang van voortzetting van de behandeling en het voorkomen van herhaling van strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700553-14
Datum uitspraak : 13 april 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te[woonplaatsgegevens]
Raadsman is mr. B. Damen, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 30 maart 2015. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel de moord of doodslag op [slachtoffer] heeft voorbereid, dan wel [slachtoffer] heeft bedreigd.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte gerichte en bewuste handelingen heeft verricht om met een mes in haar hand bij [slachtoffer] te komen. Blijkens de getuigenverklaringen heeft verdachte voorafgaand aan, ten tijde van en na het tenlastegelegde meerdere uitlatingen gedaan, inhoudende dat zij [slachtoffer] wilde doden. Er was sprake van een begin van uitvoering, waardoor sprake is van een poging tot moord.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat verdachtes opzet niet was gericht op het doden van [slachtoffer]. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de raadsman nog betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van handelen met voorbedachten rade. Gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde, dient ook het meer subsidiair tenlastegelegde tot een vrijspraak te leiden. Verdachte had immers geen plan om [slachtoffer] te doden.
Ten aanzien van het meest subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] het mes in de handen van verdachte heeft gezien en evenmin vaststaat dat verdachte met het mes in de richting van [slachtoffer] is gerend.
3.3
Het oordeel van de rechtbankOp 23 september 2014 is verdachte met een mes naar de [naam instelling] te[plaatsnaam] gegaan. Zij wilde dat haar psychiater [slachtoffer] zag dat het niet goed met haar ging. In het gebouw van de [naam instelling] activeerde zij het brandalarm, waardoor alle deuren werden geopend. Zij liep vervolgens naar het kantoor van [slachtoffer]. Hij was echter niet in zijn kantoor aanwezig. [2]
[slachtoffer], werkzaam als psychiater bij de [naam instelling] te[plaatsnaam], heeft verklaard dat hij op 23 september 2014 in gesprek was met een cliënt, toen hij het alarm hoorde. Hij bevond zich op dat moment niet in zijn eigen kantoor, maar twee kantoren daarnaast. Hij hoorde verdachte in zijn kantoor schreeuwen. [slachtoffer] ging samen met zijn[naam collega] op de gang kijken. Hij zag verdachte in zijn kantoor staan.[collega] schreeuwde: “Ga weg, maak dat je wegkomt. Ze heeft het op jou voorzien. Ze heeft een mes.” [3]
[collega] heeft verklaard dat hij verdachte in het kantoor van [slachtoffer] zag staan met een mes in haar rechterhand. Verdachte keek in de richting van [slachtoffer] en liep in zijn richting. [4]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] op de gang stond. Zij deed een stap naar voren. [5]
[slachtoffer] voelde zich door verdachte bedreigd. [6]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte met een mes naar de kamer van [slachtoffer] is gelopen. Verdachte was op zoek naar [slachtoffer], haar psychiater. Bij het zien van [slachtoffer], is verdachte met het mes in zijn richting gelopen.
Aan verdachte is onder primair en subsidiair tenlastegelegd dat zij - al dan niet met voorbedachten rade - heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden. De officier van justitie heeft betoogd dat er sprake is van poging tot moord aangezien verdachte voorafgaand aan, ten tijde van en na het tenlastegelegde meerdere uitlatingen heeft gedaan waaruit blijkt dat zij [slachtoffer] wilde vermoorden. Zo hebben de getuigen[naam 1], begeleidster van verdachte, en [naam collega] verklaard dat verdachte eerder die dag heeft gezegd dat zij [slachtoffer] “kapot zou steken”. Getuige[naam 2], verpleegkundige bij de [naam instelling], heeft verklaard dat verdachte - terwijl zij met een mes in het kantoor van [slachtoffer] stond - schreeuwde dat [slachtoffer] eraan zou gaan.[collega] heeft verder nog verklaard dat verdachte - op het moment dat de beveiliging haar met een stoel probeerde te fixeren - met het mes in de stoel heeft gestoken. Na haar aanhouding, zei verdachte onder andere: “Ik wilde hem neersteken.” De rechtbank stelt vast dat op basis van deze verklaringen in combinatie met het feit dat verdachte met een mes in de richting van [slachtoffer] is gelopen, kan worden afgeleid dat de gedragingen van verdachte aan te merken zijn als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf (moord dan wel doodslag). De gedragingen - in het licht van de uitlatingen van verdachte - kunnen namelijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf. Verdachte heeft ter zitting echter ontkend dat zij [slachtoffer] wilde steken met het mes. Zij wilde zich naar eigen zeggen “opblazen als een kikker” om ervoor te zorgen dat er iets zou gebeuren aan haar huidige psychische toestand. Ze wilde serieus genomen worden. Met het mes probeerde zij indruk te maken en wilde zij laten zien dat zij hulp nodig had.
Hoewel zich in het dossier voldoende wettig bewijs bevindt, heeft de rechtbank ernstige twijfels bij de vraag of verdachte [slachtoffer] daadwerkelijk wilde doden. De rechtbank ziet verdachtes gedrag meer als een wanhopige schreeuw om hulp en niet als een gerichte aanslag op het leven van [slachtoffer]. Zij heeft dan ook op basis van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging dat verdachte daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de aan haar tenlastegelegde poging tot moord en poging tot doodslag. Hierdoor kan ook het meer subsidiair tenlastegelegde, te weten de voorbereiding van moord dan wel doodslag, niet bewezen worden. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling, door met een mes in de richting van [slachtoffer] te lopen. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat hij zich bedreigd voelde.[collega] waarschuwde hem namelijk dat verdachte een mes bij zich had.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 september 2014 in de gemeente[plaatsnaam] [slachtoffer] (psychiater bij [naam instelling]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in haar hand in de richting van voornoemde [slachtoffer] gelopen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Ten aanzien van meest subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling

5.De strafbaarheid van verdachte

Door de psychiater Kaiser is op 14 januari 2015 een rapport omtrent de persoon van verdachte uitgebracht. De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een posttraumatische stressstoornis en een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en afhankelijke trekken. Deze stoornissen hebben verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Zij ervoer veel spanning als gevolg van een wijziging in het behandelbeleid. Door haar afhankelijke kant in de persoonlijkheidsstoornis, is verdachte zeer afhankelijk van haar hulpverlener. Door de borderline problematiek kon zij de onmacht, angst voor verlies van veiligheid en angst voor leegte, de boosheid over haar behandelaar niet adequaat verwerken. Inherent aan de borderline is dat verdachte op impulsieve wijze reageert, de controle verliest en ook desintegreert met paranoïde denken naar degenen die haar dit in haar beleving hebben aangedaan. Door de borderline stoornis is verdachte verminderd in staat om die gevoelens adequaat te verwerken, hetgeen leidde tot het tenlastegelegde.
Verdachte had ondanks de stoornis en crisis wel keuzemogelijkheden, zij het verminderd, om anders te doen dan ze heeft gedaan. Verdachte had ten tijde van het tenlastegelegde voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van de begane feiten. Zij kon echter gelet op de bij haar vastgestelde stoornissen verminderd haar wil bepalen. De psychiater heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Door de psycholoog ’t Hoen is op 20 januari 2015 een rapport omtrent de persoon van verdachte uitgebracht. De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een posttraumatische stressstoornis, chronisch, en een borderline persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken. Verdachte werd ten tijde van het tenlastegelegde door deze stoornissen beïnvloed. Vanwege onvrede over haar behandeling, liepen de emoties en spanningen steeds hoger op. Verdachte was onvoldoende in staat om hiermee om te gaan. Gevoelens van boosheid en agressie, die verdachte vanuit haar kwetsbare pathologie op een primitieve wijze afweert en uit de realiteit tracht te houden, lopen op dergelijke momenten steeds meer op, hetgeen veelal leidt tot zelfdestructieve gedachten en gedragingen, maar deze gevoelens kunnen ook plotseling doorbreken naar buiten toe en tot uiting komen in agressief acting-out gedrag. De posttraumatische stressstoornis heeft een veel minder directe rol gespeeld. Hooguit heeft het de angst, paniek en onmacht nog verder opgestuwd en heeft het bijgedragen aan het oplopen van de spanning en crisis. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank kan zich in de rapporten van de beide gedragsdeskundigen vinden en neemt de conclusie van de deskundigen met betrekking tot de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte over. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging (onder 6.3) rekening mee houden.
Bovenstaande brengt mee dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid volledig uitsluit.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Hij heeft gevorderd aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht te koppelen, ook indien dit inhoudt dat verdachte een klinische behandeling dient te ondergaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, zodat verdachte haar behandeling bij het FACT team kan voortzetten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft uit onvrede over de behandeling haar psychiater met een mes bedreigd. Zij activeerde voorafgaand aan de bedreiging het brandalarm, zodat alle deuren werden geopend. Zij is toen op zoek gegaan naar het slachtoffer.
Door het gedrag van verdachte is het slachtoffer op zijn werkplek in een zeer bedreigende situatie terecht gekomen. Verdachte moet zich realiseren dat haar gedrag absoluut onacceptabel is.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op de primair ten laste gelegde poging tot moord. De rechtbank acht dit echter niet bewezen en zal daarom fors afwijken van de vordering van de officier van justitie.
Voor (eenvoudige) bedreigingen worden doorgaans geldboetes opgelegd. Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank dit niet passend. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank namelijk rekening met het feit dat het gaat om een bedreiging met een mes en dat de bedreiging is gericht tegen een hulpverlener. Uit het rapport van de reclassering van 23 maart 2015 blijkt dat verdachte niet in staat is om een taakstraf naar behoren te verrichten, zodat ook oplegging van een taakstraf niet aan de orde is. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals hiervoor onder 5 omschreven, en het feit dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter niet op zijn plaats. De rechtbank houdt verder rekening met het volgende.
In de rapporten van de psychiater, de psycholoog en de reclassering wordt het belang van hulpverlening benadrukt. Er wordt dan ook geadviseerd het ingezette behandeltraject van verdachte te continueren. Verdachte krijgt op dit moment hulp van het FACT team van Radix (onderdeel van GGZ Mondriaan) en ze krijgt ambulante woonbegeleiding. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit behandeltraject doorkruisen, hetgeen betekent dat er voor verdachte na haar vrijlating een nieuw traject moet worden opgezet.
De reclassering geeft aan dat verdachte chronische zorg nodig heeft. Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater blijkt dat onvoldoende behandeling/begeleiding tot spanningen leidt. Verdachte is niet in staat om hier op een adequate manier mee om te gaan. Een dergelijke situatie deed zich ook voor in de aanloop naar het bewezenverklaarde. De rechtbank wil met de strafoplegging juist voorkomen dat verdachte opnieuw zal overgaan tot het plegen van strafbare feiten.
De reclassering adviseert een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht (in het kader van reclasseringstoezicht) en een (ambulante) behandelverplichting bij FACT team Radix of soortgelijke ambulante forensische zorg. Ook de psychiater en de psycholoog adviseren in het kader van een voorwaardelijke straf het huidige behandeltraject voort te zetten.
De rechtbank zal zich, gelet op de hiervoor gegeven redenen, bij deze adviezen aansluiten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren op zijn plaats. Aan de voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen en de reclassering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering en zich zal houden aan de meldplicht en deel zal nemen aan een ambulante behandeling door het FACT team Radix of soortgelijke ambulante forensische zorg;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 april 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 23 september 2014 te[plaatsnaam] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (psychiater bij [naam instelling]) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- met een mes naar de werkplek van voornoemde [slachtoffer] is gegaan en/of
- ( vervolgens) het brandalarm in werking heeft gesteld (waardoor de deuren automatisch geopend werden) en/of
- ( vervolgens) het kantoor van voornoemde [slachtoffer] heeft betreden en/of
- ( vervolgens) met het mes in haar hand in de richting van voornoemde [slachtoffer] is gerend dan wel gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 23 september 2014 in de gemeente[plaatsnaam] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (psychiater bij [naam instelling]) opzettelijk van het leven te beroven,
- met een mes naar de werkplek van voornoemde [slachtoffer] is gegaan en/of
- ( vervolgens) het brandalarm in werking heeft gesteld (waardoor de deuren automatisch geopend werden) en/of
- ( vervolgens) het kantoor van voornoemde [slachtoffer] heeft betreden en/of
- ( vervolgens) met het mes in haar hand in de richting van voornoemde [slachtoffer] is gerend dan wel gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 23 september 2014 in de gemeente[plaatsnaam] ter voorbereiding van het misdrijf moord en/of doodslag, opzettelijk een mes kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 23 september 2014 in de gemeente[plaatsnaam] [slachtoffer] (psychiater bij [naam instelling]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in haar hand in de richting van voornoemde [slachtoffer] gerend dan wel gelopen, dan wel heeft zij opzettelijk dreigend een mes aan voornoemde [slachtoffer] getoond.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2014108002, d.d. 29 september 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 maart 2015 afgelegd.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 23 september 2014, p. 44 en 45.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige[collega] d.d. 23 september 2014, p. 40 en 41.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 maart 2015 afgelegd.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 23 september 2014, p. 45.