ECLI:NL:RBLIM:2015:3032

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
C03/ 203563 HA RK 15-49
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 9 maart 2015 een verzoek tot wraking ingediend tegen de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, tijdens de behandeling van een andere zaak. Verzoeker betoogde dat de onpartijdigheid van de wrakingskamer in het geding was, omdat de rechters van de wrakingskamer collegiaal omgaan met de kantonrechter van wie de wraking was verzocht. De wrakingskamer heeft op 17 maart 2015 geantwoord dat zij niet berusten in het verzoek tot wraking. De wrakingsprocedure is geregeld in de artikelen 36 tot en met 41 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Artikel 39 Rv bepaalt dat het verzoek tot wraking wordt behandeld in een meervoudige kamer waarin de gewraakte rechter geen zitting heeft. De wrakingskamer overweegt dat de samenstelling van de kamer conform de wettelijke voorschriften is en dat er geen gronden zijn voor de wraking. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af, omdat de wet en het wrakingsprotocol zijn gevolgd en er geen objectieve gronden voor de onpartijdigheid zijn aangetoond. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2015, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: C03/ 203563 HA RK 15-49
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], hierna verzoeker,
gemachtigde: F.P.A. Vries.
strekkende tot wraking van de wrakingskamer bestaande uit
mr. R.M.M. Kleijkers, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. P. Hoekstra, hierna de rechters.

1.Het verloop van de procedure

Tijdens de zitting op 9 maart 2015 in de zaak C03/202416 HA RK 15-34 waarin het verzoek tot wraking van verzoeker tegen mr. Schreurs-van de Langemheen werd behandeld heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van de voltallige wrakingskamer belast met de behandeling van de zaak.
De rechters hebben de wrakingskamer in een korte reactie op 17 maart 2015 bericht dat zij niet berusten in het verzoek tot wraking.

2.Standpunt van verzoeker

Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de onpartijdigheid van de wrakingskamer van het gerecht Roermond in het geding is omdat de rechters van de wrakingskamer van Roermond in collegiale verhouding omgaan met de kantonrechter van wie de wraking is verzocht van het gerecht Roermond. Hij vindt het wenselijk om de wrakingsprocedure te laten behandelen door een ander gerecht om alle schijn van partijdigheid te voorkomen.

3.De beoordeling

Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hun - onder meer ingevolge artikel 6 lid 1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - toekomende recht op rechterlijke onpartijdigheid af te dwingen.
Daartoe bepaalt artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling en overtuiging van de rechter (partijdigheid in subjectieve zin). Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de schijn van partijdigheid en de overtuiging van verzoeker weliswaar relevant, maar doorslaggevend is of de twijfel aan de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
Verzoeker heeft betoogd dat de onpartijdigheid van de rechters van de wrakingskamer in het geding is omdat zij als rechters van de rechtbank Limburg, locatie Roermond in collegiale verhouding omgaan met de rechter van wie de wraking is verzocht van diezelfde rechtbank. Verzoeker heeft daarmee gedoeld op de hiervoor omschreven partijdigheid in objectieve zin.
De wrakingskamer overweegt dat de wrakingsprocedure zijn grondslag vindt in de wet, in de artikelen 36 tot en met 41 Rv. Daarin wordt ook de te volgen procedure geregeld, evenals de taken en de bevoegdheden van de wrakingskamer en de partijen in dit kader. Artikel 39 Rv bepaalt dat het verzoek tot wraking wordt behandeld in een meervoudige kamer waarin de gewraakte rechter geen zitting heeft. Uitgangspunt van de wet is dat een wrakingsverzoek in het eigen gerecht wordt behandeld.
In paragraaf 5 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg is bepaald dat de leden van de wrakingskamer zo veel mogelijk afkomstig zijn uit verschillende afdelingen of teams. Voorts wordt de wrakingskamer op zodanige wijze samengesteld dat een van de leden werkzaam is in het rechtsgebied waarin de kwestie die tot wraking geleid heeft, zich voordeed. Met deze regels wordt beoogd dat de leden van de wrakingskamer voldoende afstand hebben tot de gewraakte rechter en dat toch voldoende expertise beschikbaar is ten aanzien van de procedure waarin het wrakingsverzoek is gedaan.
Nu de rechters afkomstig zijn uit verschillende teams en van de wrakingskamer een kantonrechter deel uitmaakt, is de onderhavige kamer conform de voorschriften en hun doel samengesteld.
Conform artikel 5.5 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan in zeer bijzondere gevallen worden overwogen de zaak te laten behandelen door een wrakingskamer van een ander gerecht. Dat in deze zaak sprake is van een dergelijk bijzonder geval heeft de verzoeker niet gesteld noch onderbouwd en de wrakingskamer ziet ook ambtshalve geen aanknopingspunten dat daarvan sprake zou zijn.
Omdat zowel de wet als de voorschriften van het wrakingsprotocol zijn gevolgd en overigens geen gronden voor de wraking zijn aangevoerd, komt de wrakingskamer tot het oordeel dat het verzoek tot wraking van de rechters uit de wrakingskamer kennelijk ongegrond is en dus moet worden afgewezen. De wrakingskamer ziet om die reden geen aanleiding het wrakingsverzoek ter openbare zitting te behandelen en zal daarom zonder zitting op het verzoek beslissen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van mrs. Kleijkers, Steeghs en Hoekstra af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. W.E. Elzinga en F.A.G.M Vluggen, leden, in aanwezigheid van mr. M.J.W.D. Janssen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.