Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding;
- de akte houdende producties van [eiseres];
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 1 oktober 2014 waarbij een comparitie is bepaald;
- de door [eiseres] ten behoeve van de comparitie toegezonden stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2014;
- de berichten van partijen dat een regeling niet tot stand is gekomen.
2.Het geschil
Verder vonden wij anteromediaal links in de middenste schedelgroeve extra-axiaal homogeen contractcontrast ovale afwijking met een grote diameter van 1.5 cm.
Op de coronale sequenties vermoedt men een durale tail.
Het beeld is suggestief voor een klein meningioom.
“Ingesloten doe ik mijn laatste brief d.d. 18-12-03 betreffende mw. [eiseres] (…) toekomen, welk ik aan de huisarts heb gestuurd (…). Wij hadden reeds telefonisch overleg. De specifieke vraagstelling is of de gevonden afwijkingen op de MRI in het kader kunnen worden gezien van de kopstaartbotsing van mevrouw. De tweede vraag is of de afwijkingen op de MRI nader onderzoek noodzakelijk maken en of deze therapeutische consequenties voor de patiënte hebben.”Vervolgens is [eiseres] door dr. [naam neuroloog AZM 2] onderzocht. In een verslag van 13 januari 2004 gericht aan de toenmalige huisarts van [eiseres] schrijft [naam neuroloog AZM 2] onder andere het volgende:
“Wil uitslag MRI horen. Uitgelegd: zie uitslag prof. [naam radioloog AZM 2] (10/2/2006). E.e.a. met pat. Besproken: geen neurologische diagnose. Ontslag”