ECLI:NL:RBLIM:2015:2851

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
03/659070-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarig stiefkind met behandelverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die voor de tweede keer werd veroordeeld voor ontucht met zijn 12-jarige stiefdochter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 2 februari 2014 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De verdachte heeft erkend dat hij meermalen onzedelijke handelingen heeft gepleegd, waaronder het wrijven en knijpen in de borsten van het slachtoffer en het aanraken van haar vagina. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit had begaan.

De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd op basis van rapporten van een psycholoog en een psychiater, die een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming vaststelden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 540 dagen, waarvan 440 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van zes jaren. Bij de voorwaardelijke straf werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichte deelname aan een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen vormt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659070-14
Datum uitspraak: 7 april 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsman is mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 maart 2015.
De rechtbank heeft op 24 maart 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 2 februari 2014 te Grubbenvorst, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het wrijven over en/of het knijpen in, in elk geval het aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over en/of tussen, in elk geval het aanraken van de billen van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over, in elk geval het aanraken van de vagina van die [slachtoffer],
terwijl die [slachtoffer] door hem, verdachte, werd verzorgd of opgevoed als behorend tot zijn gezin;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 2 februari 2014 te Grubbenvorst, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij
- over/in de borst(en) van die [slachtoffer] heeft gewreven en/of geknepen, in elk geval heeft aangeraakt en/of
- over/tussen de billen van die [slachtoffer] heeft gewreven, in elk geval heeft aangeraakt en/of
- over de vagina van die [slachtoffer] heeft gewreven, in elk geval heeft aangeraakt.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het wrijven over dan wel het aanraken van de vagina van [slachtoffer]. Verdachte heeft met klem ontkend deze ontuchtige handeling bij [slachtoffer] te hebben verricht en de moeder van [slachtoffer] heeft te kennen gegeven niet meer te weten of haar dochter haar heeft medegedeeld dat verdachte de vagina heeft betast.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1] Op 4 februari 2014 voerde [slachtoffer] (hierna: benadeelde), geboren op [geboortedatum slachtoffer], een informatief gesprek zeden met twee zedenrechercheurs. Benadeelde woonde, samen met haar moeder, broertje, zusje en stiefvader, zijnde verdachte, op het adres [adres 2] te Grubbenvorst. [2] Zij verklaarde dat zij door verdachte sinds ongeveer een half jaar meermalen - naar schatting twintig tot vijfentwintig keer - onzedelijk werd betast in voornoemde woning. Dit gebeurde telkens als de moeder van benadeelde elders aan het kienen was. [3] Benadeelde zat ofwel op de schoot van verdachte, ofwel zij lag met haar hoofd op de schouder van verdachte en met haar buik tegen de buik van verdachte. [4] Verdachte deed dan het t-shirt uit van benadeelde, maakte haar bh los en wreef en kneep in de borsten van benadeelde. [5] Ook ging verdachte in de onderbroek van benadeelde en wreef hij over en tussen de billen van benadeelde. Tevens betastte verdachte de vagina van benadeelde. [6] Op 2 februari 2014 werd benadeelde voor de laatste keer onzedelijk betast door verdachte. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij meermalen - naar schatting twintig keer - ontuchtige handelingen heeft gepleegd met benadeelde, bestaande uit het wrijven over en het knijpen in de borsten van benadeelde en het wrijven over en tussen de billen van benadeelde. [8] Ter gelegenheid van zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat het eerste misbruik plaatsvond in oktober of november 2013. [9]
Bewijsoverweging
Hoewel verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting, stellig heeft ontkend dat hij de vagina van benadeelde heeft betast, heeft de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan de door benadeelde afgelegde verklaring daaromtrent. Benadeelde heeft immers een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd en zij heeft de ontuchtige handelingen die zij moest ondergaan niet zwaarder aangezet. Zo verklaart benadeelde expliciet dat verdachte met zijn hand niet in haar vagina is geweest. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de vagina van benadeelde heeft aangeraakt.
Op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de verklaringen van verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 2 februari 2014 te Grubbenvorst, meermalen, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het wrijven over en het knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en
- het wrijven over en tussen de billen van die [slachtoffer] en
- het aanraken van de vagina van die [slachtoffer],
terwijl die [slachtoffer] door hem, verdachte, werd verzorgd als behorend tot zijn gezin.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
primair
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Naar aanleiding van het tenlastegelegde hebben de psycholoog M. van Heteren en de psychiater A.J.W.M. Trompenaars een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Zij hebben op 18 december 2014 respectievelijk 7 januari 2015 een rapport uitgebracht. De gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd op grond van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anders omschreven (PDD-NOS) en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming.
De rechtbank verenigt zich met genoemde conclusie en is daarom van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Nu overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid geheel opheft, acht de rechtbank verdachte strafbaar.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 600 dagen, waarvan 500 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld een meldplicht bij de reclassering, het verplicht deelnemen aan een klinische behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen en een contactverbod met [slachtoffer].
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de adviezen van de psycholoog en de psychiater, strekkend tot opname van verdachte in een gespecialiseerde FPK, terzijde te schuiven en de adviezen van de reclassering en de Woenselse Poort, over te nemen. Uit laatstgenoemde adviezen blijkt dat de ervaringen met de ambulante therapieën waaraan verdachte thans deelneemt positief verlopen. Voorts wordt het recidiverisico als laag/gemiddeld ingeschat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 2 februari 2014 schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer], zijnde zijn 12-jarige stiefdochter. In voornoemde periode heeft verdachte [slachtoffer] naar eigen zeggen zo’n twintig keer onzedelijk betast. Verdachte heeft over haar borsten gewreven en daarin geknepen, over en tussen haar billen gewreven en haar vagina aangeraakt. Deze ontuchtige handelingen vonden plaats in de woning op het moment dat zijn echtgenote buitenshuis aan het kienen was.
Verdachte is eerder veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn stiefdochter. Door zijn handelen heeft verdachte [slachtoffer] zijn stiefdochter thans voor de tweede keer slachtoffer gemaakt van ontucht. Hij heeft daarmee wederom inbreuk gemaakt op haar geestelijke en lichamelijke integriteit en hij heeft het vertrouwen dat zijn stiefdochter in hem als stiefvader mocht stellen (voor de tweede keer) beschaamd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer], die zij ter terechtzitting heeft voorgedragen, blijkt dat het seksueel misbruik voor haar ernstige psychische gevolgen heeft, zo lijdt zij onder gevoelens van wantrouwen, een afkeer van het eigen lichaam en heeft zij zelfs zelfmoordneigingen. Verdachte, die gold als een gewaarschuwd man, heeft zich van de gevolgen van zijn handelen geen rekenschap gegeven en heeft de (verkeerde) keuze gemaakt om de intimiteit, waar hij zo hevig naar verlangde, bij zijn stiefdochter te zoeken.
De ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen die dit voor [slachtoffer] heeft gehad, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een gevangenisstraf van 18 maanden acht de rechtbank in beginsel passend.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich, slechts drie maanden nadat de proeftijd van zijn vorige veroordeling geëindigd was, wederom schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn stiefdochter. De bij dit vonnis opgelegde bijzondere voorwaarde, inhoudende verplichte deelname aan ambulante therapieën, heeft klaarblijkelijk niet tot een duurzame gedragsverandering geleid.
De rechtbank neemt in strafverminderende zin in ogenschouw dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen passend en geboden. Een gedeelte van deze straf, groot 440 dagen, zal door de rechtbank in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Nu verdachte reeds 100 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, brengt dit met zich dat verdachte niet opnieuw wordt gedetineerd. De rechtbank acht het immers van eminent belang dat verdachte zo spoedig mogelijk een behandeling ondergaat. Zowel de psycholoog als de psychiater die beiden als deskundige hebben gerapporteerd, hebben - anders dan de reclassering en de behandelaren van de Woenselse Poort, die een ambulant traject voorstaan - geadviseerd om deze behandeling plaats te laten vinden in een forensisch psychiatrische kliniek, gespecialiseerd in zedenproblematiek. Zij achten deze behandeling noodzakelijk. Daartoe hebben de gedragsdeskundigen op grond van hun onderzoek en de milieurapportage overwogen dat bij verdachte sprake is van ernstige en blijvende psychiatrische problematiek, dat een eerdere ambulante behandeling niet tot blijvende resultaten heeft geleid en dat de kans op recidive gemiddeld tot hoog is. De beide gedragsdeskundigen hebben naar aanleiding van de inmiddels aangevangen ambulante behandeling nadrukkelijk aangegeven dat zij hun oorspronkelijke advies handhaven. De rechtbank kan zich met de argumenten en de eindconclusie van de gedragsdeskundigen verenigingen en verwerpt de stelling dat deze adviezen onvoldoende recht doen aan de actuele situatie. De rechtbank acht het dan ook noodzakelijk dat verdachte een klinische behandeling ondergaat. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank, naast een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met R.T.P [slachtoffer], als bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte verplicht wordt om zich op basis van een door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen in de Forensisch Psychiatrische kliniek te Assen of een soortgelijke intramurale instelling. Gelet op de eerdere veroordeling en de omstandigheid dat de gedragsdeskundigen het gevaar op recidive thans als gemiddeld tot hoog inschatten dient er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf begaat dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Om deze reden zal de rechtbank de proeftijd op 6 jaren stellen en de bijzondere voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
-
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland (Bredeweg 28b, Roermond). Hierna moet verdachte zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zolang de reclassering noodzakelijk acht;
- verplicht wordt om zich op basis van de door een NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling te laten opnemen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- geen contact - middellijk of onmiddellijk - mag leggen met [slachtoffer], zolang de reclassering noodzakelijk acht;
- draagt Reclassering Nederland op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat voornoemde bijzondere voorwaarden en het daarop te houden toezicht door Reclassering Nederland dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en
mr. M.T.A.C. Russel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 april 2015.
Buiten staat:
Mr. M.T.A.C. Russel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal, ongenummerd d.d. 15 april 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 4 februari 2014, Blad 1
3.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 4 februari 2014, Blad 3
4.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 4 februari 2014, Blad 5
5.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 4 februari 2014, Blad 3
6.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 4 februari 2014, Blad 3 en 5
7.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 4 februari 2014, Blad 5
8.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2015
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 februari 2014, Blad 3