Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
DE NEDERLANDSE BOND VOOR DE BOUW- EN HOUTNIJVERHEID, handelend onder de naam “
FNV BOUW”
1.De procedure
2.De feiten
De opbouw van vakantiedagen verloopt volgens kalenderjaren. Per kalenderjaar en per leeftijdsgroep is het recht op vakantiedagen van werknemers als volgt geregeld:……
Betaling vakantiedagen. De werknemer heeft recht op doorbetaling door de werkgever van het vast overeengekomen loon over de door hem opgenomen vakantiedagen.
3.Het geschil
De opbouw van vakantiedagen verloopt volgens kalenderjaren”.
De opbouw van vakantiedagen verloopt volgens kalenderjaren” ligt naar het oordeel van de kantonrechter niet besloten dat toekenning dan ook aan het begin van het betreffende jaar dient te geschieden. Dit laatste zou weliswaar met enige goede wil kunnen worden beschouwd als ‘in het voordeel van de werknemer’, maar een dergelijk vervolg op de opbouwregel is in de verdere tekst van het cao-artikel niet opgenomen en berust slechts op de vrije interpretatie van FNV. FNV stelt weliswaar dat art. 35a lid 1 cao een ‘nadere uitwerking’ vormt van art. 7:634 lid 1 BW, maar levert daarvoor geen enkel argument dat ontleend is aan de tekst van het betreffende cao-artikel zelf of aan de cao-context waarin het figureert (inclusief een eventueel voor eenieder kenbare op schrift gezette toelichting). Zonder deze vereiste verdere uitleg valt dus aan de formulering van de bewuste cao-bepaling geen afwijking van het wettelijke systeem, laat staan een voor de werknemer ‘voordelige’ afwijking af te leiden. Dat de aan het begin van overweging 4.2 aangehaalde zinsnede in art. 7:634 lid 1 BW opzijgezet zou worden door hetgeen in art. 35a lid 1 van de bouw-cao geregeld is, valt dan ook niet in te zien. Evenmin vormt art. 35a lid 1 daarop een verhelderende en/of tot iets meer verplichtende aanvulling, nog daargelaten het belang dat FNV hiervan voor iedere werknemer afzonderlijk aanwezig acht.
verplichtis om aan het begin van een kalenderjaar aan zijn werknemers mede te delen hoeveel verlofuren in totaal voor dat nog te voltooien jaar verworven kunnen worden (bij voortduren van de arbeidsovereenkomst tot ten minste het einde van dat jaar), zodat het onjuist én verboden zou zijn om een administratief systeem te hanteren waarbij maandelijks het recht dat in de voorbije maand daadwerkelijk ontstaan
is, aan de werknemer bevestigd (als effectieve toekenning op papier of langs digitale weg zichtbaar gemaakt) wordt. Niet in te zien valt dat en waarom een dergelijk systeem op gespannen voet staat met de regel dat de
opbouwper kalenderjaar dan wel vakantiejaar geschiedt, zolang maar duidelijk is dat aan het eind van het (vakantie)jaar het totaalplaatje klopt en de werknemer op geen enkele wijze nadeel ondervindt in het benutten van de mogelijkheden verworven / nog te verwerven rechten op verlof te effectueren.