ECLI:NL:RBLIM:2015:2710

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
C/03/203944 / KG ZA 15-139
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op paard en FEI paspoort in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Weeren, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een Duitse vennootschap, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Schelstraete. De eiseres vorderde de opheffing van het beslag dat door gedaagden was gelegd op haar paard en het bijbehorende FEI paspoort. Het beslag was gelegd op 20 maart 2015, waarna eiseres op 1 april 2015 de rechtbank verzocht om het beslag op te heffen. Gedaagden hebben op 25 maart 2015 aan de rechtbank bericht dat het beslag was opgeheven en dat het paspoort aan eiseres zou worden geretourneerd. Eiseres betwistte echter dat er op dat moment schikkingsonderhandelingen gaande waren en handhaafde haar vordering om gedaagden in de proceskosten te veroordelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres geen belang meer had bij de opheffing van het beslag, aangezien dit al was opgeheven. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, maar gedaagden werden wel veroordeeld in de proceskosten, omdat het beslag pas na de dagvaarding was opgeheven. De kosten aan de zijde van eiseres werden begroot op € 889,84.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/203944 / KG ZA 15-139
Vonnis in kort geding van 1 april 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M. van Weeren,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te Duitsland,
2. de vennootschap naar Duits recht
[gedaagde sub 2] GmbH,
gevestigd te Duitsland,
gedaagden,
advocaat mr. L.M. Schelstraete.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • het faxbericht van [gedaagden] van 25 maart 2015,
  • een tweetal faxberichten van [eiseres] van 25 maart 2015,
  • de mondelinge behandeling van 26 maart 2015, waarbij na het uitroepen van de zaak [eiseres] noch [gedaagden] zijn verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 20 maart 2015 heeft [gedaagden] de voorzieningenrechter, kort samengevat, verzocht verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag op het paard [naam paard] van het [naam], verder te noemen het paard, alsook op het bij het paard behorende originele FEI paspoort en te gelasten dat dit paspoort ter gerechtelijke bewaring wordt afgegeven aan Groenewegen & Partners Gerechtsdeurwaarders B.V..
2.2.
Na daartoe eveneens op 20 maart 2015 verlof te hebben verkregen, is op diezelfde dag beslag gelegd op het paard en het paspoort, welk ter gerechtelijke bewaring is afgegeven aan voornoemde gerechtsdeurwaarder.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het beslag op het paard en het paspoort van het paard op te heffen. Daarnaast vordert [eiseres] [gedaagden] te gelasten het in beslag genomen paspoort van het paard uiterlijk binnen vierentwintig uur na dagtekening van dit vonnis aan haar te retourneren, op straffe van een dwangsom ten laste van [gedaagden] van € 50.000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00. Voorts vordert [eiseres] te bepalen dat [gedaagden] zich dient te onthouden van het nemen van rechtsmaatregelen die het verkoopproces van het paard belemmeren, althans te bepalen dat [gedaagden] geen beslag meer zal leggen op het paard, althans op het paspoort van het paard. Ten slotte vordert [eiseres] [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op 25 maart 2015, de dag vóór de dienende dag van dit kort geding, heeft [gedaagden] de rechtbank bericht dat zowel het beslag op het paard en als het beslag op het paspoort die dag is opgeheven en dat de deurwaarder tevens is geïnstrueerd het paspoort aan [eiseres] te retourneren. Volgens [gedaagden] heeft [eiseres] daarom geen belang meer bij onderhavige procedure. In dat verband heeft [gedaagden] gesteld dat hij zich na de beslaglegging op 20 maart 2015 heeft ingespannen alsnog een minnelijke regeling te treffen met [eiseres]. Niettemin heeft [eiseres], terwijl partijen met elkaar in onderhandeling waren over het treffen van een minnelijke regeling, onderhavige procedure aanhangig gemaakt. Daarmee heeft zij [gedaagden] rauwelijks gedagvaard, aldus [gedaagden] Volgens [gedaagden] dient de vordering van [eiseres] om hem in de kosten van dit kort geding te veroordelen, indien zij deze handhaaft, om die reden te worden afgewezen.
4.2.
In reactie hierop heeft [eiseres] de rechtbank, eveneens op 25 maart 2015, bericht dat [gedaagden] inderdaad hebben medegedeeld dat het beslag op het paard en het paspoort zal worden opgeheven en dat het paspoort aan [eiseres] zal worden geretourneerd. [eiseres] heeft evenwel betwist dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in kort geding schikkingsonderhandelingen gaande waren. Zij heeft daarom haar vordering om [gedaagden] in de proceskosten te veroordelen gehandhaafd.
4.3.
Bij zijn beoordeling gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat zowel het beslag op het paard en als het beslag op het bij het paard behorend paspoort inmiddels is opgeheven en dat het paspoort inmiddels aan [eiseres] is geretourneerd. [eiseres] heeft daarom geen belang meer bij hetgeen zij in het petitum van de dagvaarding onder I en II heeft gevorderd. Die vorderingen zullen daarom worden afgewezen. Aangezien [eiseres] de voorzieningenrechter in haar faxbericht van 25 maart 2015 uitdrukkelijk heeft verzocht enkel een beslissing te nemen over de door haar gevorderde proceskostenveroordeling, concludeert de voorzieningenrechter dat [eiseres] evenmin nog belang heeft bij hetgeen zij in het petitum van de dagvaarding onder III heeft gevorderd. Reeds hierom zal die vordering eveneens worden afgewezen.
4.4.
Daarmee ziet de voorzieningenrechter zich enkel nog voor de vraag geplaatst of [gedaagden] in de kosten van deze procedure dient te worden veroordeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Gelet op de door beide partijen ingenomen stellingen, staat vast dat de beslagen eerst op 25 maart 2015, aldus ná het uitbrengen van de dagvaarding, zijn opgeheven. Bij die stand van zaken kan niet worden geconcludeerd dat [eiseres] [gedaagden] nodeloos in rechte heeft betrokken. [gedaagden] heeft in dit verband weliswaar gesteld dat partijen ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding met elkaar in onderhandeling waren teneinde een regeling in der minne te bereiken, hetgeen overigens door [eiseres] is betwist, maar zelfs indien die stelling juist zou zijn kan dit niet tot een ander oordeel leiden. In dat geval staat immers vast dat die onderhandelingen tot het moment waarop [eiseres] Scherer c.s heeft gedagvaard in ieder geval nog niet tot opheffing van de beslagen en teruggave van het paspoort hadden geleid.
[gedaagden] zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- exploitkosten € 77,84
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat €
527,00
Totaal € 889,84

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 889,84,
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015. [1]

Voetnoten

1.type: NL