In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Weeren, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een Duitse vennootschap, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Schelstraete. De eiseres vorderde de opheffing van het beslag dat door gedaagden was gelegd op haar paard en het bijbehorende FEI paspoort. Het beslag was gelegd op 20 maart 2015, waarna eiseres op 1 april 2015 de rechtbank verzocht om het beslag op te heffen. Gedaagden hebben op 25 maart 2015 aan de rechtbank bericht dat het beslag was opgeheven en dat het paspoort aan eiseres zou worden geretourneerd. Eiseres betwistte echter dat er op dat moment schikkingsonderhandelingen gaande waren en handhaafde haar vordering om gedaagden in de proceskosten te veroordelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres geen belang meer had bij de opheffing van het beslag, aangezien dit al was opgeheven. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, maar gedaagden werden wel veroordeeld in de proceskosten, omdat het beslag pas na de dagvaarding was opgeheven. De kosten aan de zijde van eiseres werden begroot op € 889,84.