In deze zaak heeft eiseres, wonende te Heerlen, een vordering ingediend tot schorsing van executiemaatregelen die door de coöperatieve vereniging Rabobank Parkstad Limburg zijn ingesteld. De eiseres stelt dat de vaststellingsovereenkomst waarop de bank zich beroept, geen executoriale titel oplevert. De overeenkomst bevat enkel afspraken over hoe partijen tot een regeling zullen komen, zonder dat er een concrete datum of termijn is vastgesteld voor de terugbetaling van de schuld van € 5.500,--. De voorzieningenrechter heeft op 31 maart 2015 geoordeeld dat de regeling niet leent voor executie, omdat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over het tijdstip van terugbetaling. Eiseres heeft bovendien aangegeven dat zij is toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject, wat de uitvoering van de overeenkomst verder bemoeilijkt. De voorzieningenrechter heeft het verweer van Rabobank verworpen, dat stelde dat er geen spoedeisend belang was bij de vordering van eiseres. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er wel degelijk belang is bij een verbod op verdere executie, gezien de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres toegewezen, Rabobank bevolen de executiemaatregelen te staken en veroordeeld tot het naleven van de overeenkomst. Tevens is Rabobank veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 572,19.