ECLI:NL:RBLIM:2015:2639

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
03/995001-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en valsheid in geschrift met betrekking tot aangiften inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, die niet aanwezig was tijdens de zitting, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P. Winkens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste belastingaangiften heeft ingediend voor zichzelf en voor anderen, wat resulteerde in valsheid in geschrift. De tenlastelegging omvatte het opmaken van valse aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011, waarbij de verdachte onjuiste aftrekposten opvoerde en te lage verzamelinkomens opgegeven heeft. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de betrokken belastingplichtigen zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft erkend dat hij te lichtzinnig is omgegaan met het opvoeren van aftrekposten en dat hij niet altijd om bewijsstukken vroeg. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk valse informatie in de aangiften heeft gezet, wat leidde tot een aanzienlijke benadeling van de belastingdienst. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de medische toestand van de verdachte, die terminaal ziek is, en heeft besloten om de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, maar wel bijzondere voorwaarden op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/995001-13
Datum uitspraak : 25 maart 2015
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken
in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende aan de [Adresgegevens verdachte].
Raadsvrouw is mr. P. Winkens, advocaat te Hoensbroek.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 maart 2015. De verdachte is niet verschenen. De rechtbank heeft op 11 maart 2015 de officier van justitie en de gemachtigde raadsvrouw gehoord.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat -kort samengevat- terecht ter zake van het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften voor zichzelf en voor anderen, zodanig dat ook gesproken kan worden van valsheid in geschrift. De volledige tenlastelegging is als bijlage bij dit vonnis gevoegd.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan;
  • zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft erkend dat hij zijn belastingaangiften over de jaren 2010 en 2011 met opzet onjuist heeft gedaan door inkomsten niet op te geven. De verdachte verdiende veel geld door voor derden de belastingaangifte te verzorgen en door boekhoudingen bij te houden, maar wilde dit verborgen houden in verband met zijn WAO-uitkering.
Verder voerde de verdachte ten behoeve van die derden opzettelijk onjuiste of veel te hoge aftrekposten op voor ziektekosten of andere buitengewone uitgaven, terwijl deze kosten in werkelijkheid niet door deze belastingplichtigen waren gemaakt.
Verdachte ging daarbij zo “creatief” te werk dat er sprake is van valsheid in geschrift (feit 2 primair). Dat geldt niet alleen voor de belastingaangiften die specifiek in de tenlastelegging zijn genoemd. De officier van justitie heeft uitgerekend dat het om een groot aantal valse aangiften gaat, alleen al 1054 in 2011 en 2012, maar dit aantal betrekt zij alleen bij de strafmaat.
De officier van justitie is verder van mening dat de desbetreffende belastingplichtigen als medeplegers moeten worden aangemerkt, omdat zij (in elk geval globaal) op de hoogte waren van de inhoud van de valse aangiften en niet uit eigen beweging bij de belastingdienst duidelijk hebben gemaakt dat zij teveel belasting hadden teruggekregen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Volgens de raadsvrouw heeft de verdachte zich niet schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift (feit 2 primair), noch aan het opzettelijk opvoeren van onjuiste aftrekposten op de aangiften van anderen (feit 2 subsidiair).
Volgens de raadsvrouw is de verdachte afgegaan op de mededelingen van zijn cliënten. Ook ging hij ervan uit dat deze cliënten beschikten over bewijsstukken, ook al hebben zij die niet altijd aan hem laten zien. De verdachte had er geen bijzonder financieel belang bij om te hoge posten op te voeren, omdat hij alleen een vast bedrag ontving voor het verzorgen van de aangiften. Hij heeft nooit vermoed dat er iets niet in orde zou zijn met de aangiften, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbankInleiding
De rechtbank is van oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Feit 1 acht de rechtbank bewezen en zij zal bij dat feit volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen omdat de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraakverweer is gevoerd (artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering).
Feit 2 acht de rechtbank in de primaire variant bewezen, zij het dat de rechtbank ten aanzien van de aangiften van één persoon ([medeverdachte]) tot een partiele vrijspraak komt.
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de FIOD; [2]
- het proces-verbaal inzake aangiften Inkomstenbelasting [Verdachte] (V01). [3]
Feit 2 primair
De verdachte heeft verklaard dat hij elektronische aangiftebiljetten inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft opgemaakt en verzonden voor derden. De aangiften zijn bij de Belastingdienst elektronisch binnengekomen vanaf de maand februari 2008 tot en met de maand mei 2012. [4] Het betreft in het bijzonder de aangiften van:
  • [medeverdachte 2] over de jaren 2007 tot en met 2010;
  • [medeverdachte 3] over de jaren 2007 tot en met 2010;
  • [medeverdachte 4] over de jaren 2007 tot en met 2011;
  • [medeverdachte 5] over de jaren 2007 tot en met 2011.
De rechtbank zal deze aangiften afzonderlijk bespreken. De verdachte heeft met betrekking tot deze aangiften ook een specifieke verklaring afgelegd. De beoordeling van deze aangiften moet naar het oordeel van de rechtbank voorts geplaatst worden in de context van hetgeen de verdachte in meer algemene zin heeft verklaard over zijn werkwijze. Daarom zal de rechtbank alvorens zij de specifieke aangiften bespreekt, dit algemene gedeelte van de verklaring van de verdachte bij de FIOD weergeven en daar conclusies uit trekken, die zij vervolgens meeneemt bij de specifieke gevallen. De verdachte heeft het volgende verklaard:
Ik heb altijd aangenomen dat hetgeen de klanten tegen mij zeiden de waarheid was. Ik had een lijstje met specifieke ziektekosten. Ik vroeg dan aan hen of een van deze kosten op hen van toepassing waren. Indien zij dan tegen mij zeiden dat ze maagklachten hadden, dan vroeg ik hen uitdrukkelijk of ze daar een dieet voor hadden en dan vulde ik bij de aftrekposten een dieet in. Er waren ook mensen die tegen mij zeiden dat ze bijvoorbeeld 6 diëten hadden. Nou dan vulde ik dat in. Als dan achteraf bleek dat ze maar 2 diëten hadden, dan kan ik daar niets aan doen. Ik vroeg niet om bewijsstukken.
Ik ben daar soms wel te gemakkelijk in geweest. Bijvoorbeeld: als ik een klant vraag of zij last heeft van incontinentie, dan zie ik hoe zij zich ervoor schaamt om hierop antwoord te geven. Bij een volgende klant durf ik dat dan al bijna niet te vragen en ben er dan vaker vanuit gegaan dat dit wel het geval was en heb ik dit op de aangifte ingevuld zonder dat de klant mij dit verteld heeft. Zo kan ik nog veel meer voorbeelden noemen. [5]
Ik moet wel bekennen dat het heel vaak voorkomt dat mensen geen onderliggende bescheiden bij zich hebben waarmee ze bepaalde aftrekposten kunnen aantonen. Ik vind dat ook niet zo belangrijk; als zij tegen mij zeggen dat ze die kosten hebben gemaakt en ze volgens de belastingwet aftrekbaar zijn, dan voer ik die kosten in op hun aangifte. Ik geloof mijn klanten en zij moeten dan later maar die bescheiden overleggen aan de Belastingdienst, als die erom vraagt. Ik geef wel toe dat ik hierin misschien wel iets te gemakkelijk ben geweest. [6]
Op de vraag: Hoe kan het dat bijna alle klanten van u hele hoge aftrek buitengewone lasten claimen?
Dit komt omdat de klanten mij aangaven dat zij die aftrekposten hadden. Althans, ze hebben het mij niet altijd nadrukkelijk gezegd, maar ik heb ook als ik dacht of de indruk kreeg dat zij recht hadden op een bepaalde aftrek, deze aftrek voor hen opgevoerd. Ik was misschien wat naïef daarin, dat ik de mensen te snel geloofde of dat ik hen teveel erop attent gemaakt heb dat er mogelijk bepaalde aftrekposten op hen van toepassing waren. Waarbij ik dan vervolgens niet kritisch genoeg was om te vragen of ze die kosten wel echt gemaakt hadden. [7]
Het is wel zo dat ik soms naar aanleiding van wat mensen zeiden vrij snel concludeerde dat ze voor een bepaalde aftrek in aanmerking kwamen. Als iemand tegen mij zei dat hij last had van hoge bloeddruk, dan voerde ik meteen een dieet op, zonder verder te vragen of hij op doktersvoorschrift een dieet moest volgen. Hetzelfde als iemand zei dat hij last had van hoge cholesterol. Ik bepaalde/berekende deze bedragen door middel van schatting. Ik vroeg bijvoorbeeld met welke frequentie zij een dokter bezochten en waar. Aan de hand daarvan maakte ik dan een schatting van de reiskosten. Ook van medicijngebruik had niet iedereen een overzicht bij zich; dan vroeg ik aan de mensen zelf hoeveel zij hadden uitgegeven. Ik nam dan het bedrag over.
Ik was ook wel vrij makkelijk in het opvoeren van aftrekposten, zoals ik hiervoor al aangaf met het opvoeren van diëten. Dit deed ik ook als ik bijvoorbeeld hoorde dat iemand psoriasis had. Ik weet dat je dan vette zalf moet gebruiken en daarvan worden je kleren en beddengoed vuil. Daarom voerde ik dan een aftrek voor extra kleding en beddengoed op. [8]
Uit deze verklaring volgt voor de rechtbank dat de verdachte bij herhaling kennelijk aan een half woord genoeg had om buitengewone lasten op te voeren en niet om bewijs vroeg. Uit het dossier blijkt, zoals hierna nog aan de orde komt, dat de verdachte dusdanig hoge kosten opnam in de aangiften dat zijn cliënten in aanmerking kwamen voor een teruggave wegens buitengewone lasten, na aftrek van de drempel. Ook wordt duidelijk dat de verdachte naar eigen inzicht buitengewone aftrekposten opvoerde zelfs zónder dat de klant daarvan enige melding maakte. Dat laat de conclusie toe dat de verdachte gewoon kosten uit zijn duim zoog en zo de aangiften dusdanig manipuleerde dat zijn cliënten forse bedragen terugkregen van de belasting.
Daarmee heeft de verdachte met opzet valse informatie in de aangiftebiljetten gezet, ofwel in de volle wetenschap van die onjuistheid of anders in de vorm van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat hij onwaarheden in de aangifte zette. Door zo te werk te gaan moet de verdachte immers beslist geweten hebben dat het (zeer) onwaarschijnlijk was dat de door hem opgevoerde posten door zijn klanten konden worden gestaafd met relevante bewijsstukken, als de belastingdienst daarom vroeg. Deze werkwijze gaat voor de rechtbank daarom verder dan alleen het opzettelijk doen van onjuiste of onvolledige aangiften: het levert valsheid in geschrift op.
De verklaring laat ook zien dat de stelling van de verdachte ter terechtzitting, zoals verwoord door zijn raadsvrouw, dat hij nooit vermoed heeft dat de (opgevoerde aftrekposten in de) aangiften onjuist waren en dat er dus in het geheel geen sprake is geweest van opzet, niet geloofwaardig is.
Dit oordeel van de rechtbank wordt niet anders als zij meeweegt dat twee betrokken belastingplichtigen, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5], hebben verklaard dat zij juist wel bewijsstukken moesten laten zien aan de verdachte. Uit hun verklaringen blijkt namelijk dat zij deze stukken niet of maar nauwelijks hadden en ook voor hen geldt dat de verdachte na een half woord of geheel zonder aanleiding kosten bij hen opvoerde.
In geval van de hiervoor bij naam genoemde personen heeft de verdachte de volgende valse belastingaangiften opgemaakt en verzonden naar de belastingdienst:
De aangiften van [medeverdachte 2]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010 van [medeverdachte 2] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1].
Als uitgaven worden vermeld: medicijnen, huisapotheek, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, eigen risico en premie begrafenisverzekering. Ook wordt een vaste aftrek arbeidsongeschiktheid/chronische ziekte vermeld.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 2] om onderbouwing had gevraagd en deze uitbleef, kwam de dienst tot de conclusie dat zij in het geheel geen aftrekposten aannemelijk heeft gemaakt. Haar aangiften werden vervolgens gecorrigeerd. [9]
[medeverdachte 2] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
Op de vraag: u heeft in u aangiften zeer hoge aftrekposten staan in verband met specifieke zorgkosten, wat kunt u hierover verklaren?
Ik kan hier alleen over zeggen dat ik hier niets van begrijp. Ik weet alleen dat de verdachte mij heeft gevraagd of er weleens iemand ziek was binnen de familie. Toen heb ik tegen hem gezegd dat mijn dochtertje ziek is. Mijn dochtertje is vorig jaar geopereerd.
Op de vraag: heeft u die zorgkosten ook daadwerkelijk gehad?
Ik weet niet wat de verdachte heeft ingevuld, dus ik kan hier geen antwoord op geven. Ik heb zelf weleens iets betaald aan zorgkosten, maar ik betaal iedere maand premie voor mijn ziektekostenverzekering en die verzekering betaalt normaal gesproken ook de kosten die gemaakt worden.
Ik heb niet gesproken met de verdachte over deze aftrekposten; ik heb hem alleen verteld dat mijn dochtertje ziek was. Ik heb geen bewijsstukken overgelegd. Hij heeft mij daar nooit naar gevraagd. [10]
Met betrekking tot de aangifte over 2007
Ik heb de vervoerskosten niet gemaakt. Voor al die posten kan ik zeggen dat ik niet weet waar het over gaat. Ik heb alleen maar gezegd tegen de verdachte dat mijn dochtertje ziek was en verder heb ik niets gezegd en hij heeft niets gevraagd. Ik heb geen dieet gevolgd en heb hier dus ook geen doktersverklaring van.
Het is niet zo dat ik niet heb kunnen werken, dit heb ik ook nooit tegen de verdachte gezegd. Ik heb helemaal geen begrafenisverzekering. Ik wist ook niet dat dit in mijn aangifte was opgenomen. Van eigen risico weet ik ook niets af. [11]
Ten aanzien van de aangiften over de andere jaren heeft [medeverdachte 2] een vergelijkbare verklaring afgelegd. Daaraan voegde zij nog toe dat zij van de verdachte alleen maar te horen kreeg hoeveel geld zij terug kreeg van de Belastingdienst. [12]
De verdachte heeft over deze cliënte verklaard:
Ik heb deze aangiften ingevuld en verstuurd vanaf mijn huisadres (
de rechtbank: i.e. in [woonplaats medeverdachte]). [13]
Ik ben te lichtzinnig geweest met het concluderen en invullen van bepaalde aftrekposten. Ik ben eigenlijk op de stoel van de dokter gaan zitten. Ik heb wel gevraagd of zij bepaalde klachten of aandoeningen had en heb dan vervolgens daaraan gekoppeld een bepaalde aftrek. Zo kan het goed zijn dat zij geen diëten volgt, terwijl ik hiervoor toch een aftrek heb opgevoerd.
Ik heb niet gevraagd of zij diëten volgde op doktersvoorschrift. Ik heb gehoord dat zij bepaalde klachten had en heb daarop automatisch van toepassing geacht een dieetaftrek. Ik had moeten vragen of zij een dieet had, mijn vraagstelling is niet goed geweest. [14]
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd. [15]
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 2] opzettelijk vals heeft opgemaakt. Dit geldt ook ten aanzien van de posten begrafenisverzekering en arbeidsongeschiktheid ten aanzien waarvan de verdachte bij zijn verhoor heeft gesteld dat hij deze heeft opgevoerd op basis van een door [medeverdachte 2] getoonde brief en mededelingen van haar kant. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 2] op deze specifieke punten. Zij zou er immers juist belang bij hebben gehad de verklaring van de verdachte te bevestigen.
De aangiften van [medeverdachte 3]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010 van [medeverdachte 3] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1]
Als uitgaven worden onder meer vermeld: medicijnen, huisapotheek, verzorging en verpleging, hulpmiddelen, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, extra uitgaven kleding en beddengoed, eigen risico en premie begrafenisverzekering.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 2] om onderbouwing had gevraagd en deze ontoereikend bleek, kwam de dienst tot de conclusie dat zij de aftrekposten slechts ten dele aannemelijk heeft gemaakt. Haar aangiften werden vervolgens gecorrigeerd. [16]
[medeverdachte 3] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
Op de vraag: u heeft in uw aangiften zeer hoge aftrekposten staan i.v.m. specifieke zorgkosten.
Ja, inmiddels weet ik dat. Zoals ik al zei, kreeg ik nooit van de verdachte een kopie van de aangifte die hij had ingevuld. Zodoende wist ik ook niet wat er in mijn aangiften stond. Vorig jaar heb ik een vragenbrief van de Belastingdienst gekregen. Ik dacht dat het een standaardbrief was en heb toen gebeld om te vragen wat van die brief op mij betrekking had. De man van de Belastingdienst vertelde mij toen dat alles op mij van toepassing was, dat allemaal die bedragen en kosten in mijn aangiften stonden. Toen zag ik pas dat de verdachte aftrekposten had opgevoerd die helemaal niet op mij van toepassing waren. Er waren kosten bij die ik helemaal niet had besproken met de verdachte. Ik heb daarvan dus ook nooit bewijsstukken overgelegd aan de verdachte. Hij heeft daar helemaal niet met mij over gesproken. [17]
Ten aanzien van de aangiften over de desbetreffende jaren heeft [medeverdachte 3] een vergelijkbare verklaring afgelegd. Daaraan voegde zij nog toe dat zij van de verdachte te horen kreeg hoeveel geld zij ongeveer terug kreeg van de Belastingdienst. [18]
De verdachte heeft over deze cliënte verklaard:
Deze aangiften ken ik, ook deze zijn door mij ingevuld. Het kan zijn dat ik dit in klad heb gedaan en vervolgens bij mij thuis heb ingevuld en verzonden.
Deze aangifte is niet juist voor wat betreft de opgevoerde ziektekosten. Ik heb steeds dezelfde handelwijze gehad en met name voor wat betreft de aftrekpost diëten steeds bedragen opgevoerd die niet terecht bleken te zijn. [19]
De aftrek van [Bedrag 1] voor kleding en beddengoed is zeker niet juist, want die was maar max [Bedrag 1]. Ik weet nu niet meer waarom ik de aftrekpost toen heb opgevoerd. Wat betreft de diëten, heb ik reeds eerder verklaard dat ik dit niet goed heb gedaan. [20]
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd.15
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 3] opzettelijk vals heeft opgemaakt.
De aangiften van [medeverdachte 4]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011 van [medeverdachte 4] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1].
Als uitgaven worden vermeld: medicijnen, huisapotheek, verzorging en verpleging, overige hulpmiddelen, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, extra uitgaven kleding en beddengoed, eigen risico en premie begrafenisverzekering. Ook wordt een vaste aftrek arbeidsongeschiktheid/chronische ziekte vermeld.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 4] om onderbouwing had gevraagd en deze ontoereikend bleek, kwam de dienst tot de conclusie dat hij de aftrekposten slechts ten dele aannemelijk heeft gemaakt. De aangiften werden vervolgens gecorrigeerd. Na bezwaar van [Verdachte] werd het bedrag aan aftrekbare ziektekosten door de Belastingdienst bijgesteld tot een totaalbedrag van [Bedrag 1], waarvan [Bedrag 1] in verband met reiskosten. [21]
[medeverdachte 4] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
De verdachte kreeg van mij de jaaropgaven. Verder stelde hij wat vragen. Hij vroeg of we kosten hadden gemaakt in verband met ziekte. Hij vroeg dan of ik last van mijn maag had. Ik heb hem toen gezegd dat ik ooit geopereerd was aan een maagzweer. Toen zei hij meteen: “Dan kom je in aanmerking voor een aftrek dieet.”
We hoefden geen bonnetjes te overleggen. De verdachte zei dat de Belastingdienst daar toch niet naar vroeg. [22]
Op de vraag: u heeft in uw aangiften zeer hoge aftrekposten staan i.v.m. zorgkosten. Wat kunt u hierover verklaren?
Hij heeft dat allemaal geregeld en ingevuld, hij vroeg hier verder ook weinig over. Het was zo dat hij je de ziektes eigenlijk aanpraatte. Hij zei dan je zult toch ook wel last hebben van enz.
Op de vraag: heeft u die kosten ook daadwerkelijk gehad?
Ik heb wel kosten gehad maar niet in die mate die de verdachte in mijn aangiften heeft gezet. Ik wist toen ook niet dat je daar overal bewijsstukken van moest hebben. Daar ben ik pas achter gekomen toen ik vorig jaar de vragenbrief van de Belastingdienst kreeg. Ik heb m.b.t. die specifieke zorgkosten geen bewijsstukken overgelegd aan de verdachte, want daar heeft hij verder ook niet naar gevraagd en dat was ook niet nodig. Hij heeft toen niet gezegd dat ik bewijsstukken moest kunnen overleggen als de belastingdienst deze zou opvragen. [23]
Ten aanzien van de aangiften over de desbetreffende jaren heeft [medeverdachte 4] een vergelijkbare verklaring afgelegd. Aan zijn verklaring voegde hij nog toe dat hij van de verdachte te horen kreeg hoeveel geld hij en zijn partner terug kregen van de Belastingdienst.22
De verdachte heeft over deze cliënt verklaard:
Deze aangiften ken ik. Ik heb deze ingevuld. Ik kan nu niet meer zeggen hoe het bedrag van [Bedrag 1] aan reiskosten is samengesteld. Hiervoor moet je 3500 km gereden hebben, want de aftrek bedraagt 19 cent per km.
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd.15
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 4] opzettelijk vals heeft opgemaakt. Daarbij zij nog opgemerkt dat de verdachte weliswaar ten aanzien van [medeverdachte 4] met meer nadruk heeft betwist bij de FIOD dat er sprake was van opzet, maar dat de rechtbank dit opzet toch aanneemt.
De verdachte kan immers geen redelijke verklaring bieden voor het opvoeren van [Bedrag 1] aan reiskosten voor het jaar 2009, terwijl de Belastingdienst uiteindelijk een bedrag van [Bedrag 1] aftrekbaar acht voor dat jaar. De verdachte erkent ook dat hij in de aangifte wel erg veel kilometers heeft opgevoerd.
Ook de dieetkosten die uiteindelijk aftrekbaar bleken (ad [Bedrag 1]) staan zo niet in verhouding met de door de verdachte opgevoerde kosten (ad [Bedrag 1] en derhalve meer dan twee keer zoveel als reëel was), dat de rechtbank, wederom gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, ook hier valsheid in geschrift bewezen acht.
De aangiften van [medeverdachte 5]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011 van [medeverdachte 5] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1].
Als uitgaven worden vermeld: medicijnen, huisapotheek, verzorging en verpleging, overige hulpmiddelen, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, extra uitgaven kleding en beddengoed, eigen risico. Ook wordt een vaste aftrek arbeidsongeschiktheid/chronische ziekte vermeld.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 5] om onderbouwing had gevraagd en deze ontoereikend bleek, kwam de dienst tot de conclusie dat hij de aftrekposten slechts voor een bedrag van [Bedrag 1] aannemelijk heeft gemaakt. De aangiften werden vervolgens gecorrigeerd en deze beslissing werd na bezwaar van [medeverdachte 5] gehandhaafd. [24]
[medeverdachte 5] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
De verdachte heeft aan mij gevraagd of er ziektes in de familie voorkwamen. Ik heb gezegd dat ik 2 kinderen heb die eczeem hebben. Dat ik voor beide kinderen steeds zalf moet kopen die ik niet allemaal van de verzekering vergoed kreeg. De [Verdachte] heeft mij toen gevraagd of ik hier bonnetjes van had. Ik had er maar een paar, meer niet en dat ging om 6 of 8 euro per bon. De verdachte heeft gezegd dat hij zou berekenen hoeveel de kosten van de zalf per jaar konden zijn. Ook zei hij dat de kosten voor vervoer naar de dokter aftrekbaar waren. De verdachte zei dat ik ook recht had op aftrek voor de kosten van dekbedden. [25]
Op de vraag: werd de ingevulde aangifte eerst nog met u besproken alvorens ze digitaal werd verstuurd?
Nee, ik kreeg alleen te horen hoeveel geld ik terugkreeg. [26]
Deze aangiften zijn niet juist, aangezien hierin ziektekosten staan die ik niet heb gehad. Hier ben ik vorig jaar achter gekomen, toen ik een brief kreeg van de Belastingdienst met correcties. Ik heb nooit geweten welke bedragen de verdachte heeft ingevuld. Ik kreeg alleen van hem te horen hoeveel geld ik terug kreeg. [27]
Ik heb wel eens gevraagd hoe het kon dat ik zoveel geld terug kreeg. De verdachte zei dan dat ik daar recht op had en dat er zoveel mensen waren die geld lieten liggen, omdat ze niet wisten hoe ze belastingpapieren moesten invullen, maar dat hij dat wel wist, omdat hij bij de belastingdienst had gewerkt. [28]
Met betrekking tot de aangifte over 2010
Ik wist ook niet dat er in mijn aangifte dieetkosten in mindering waren gebracht. Ik heb ook geen speciale diëten gevolgd voor mijzelf, mijn vrouw of mijn kinderen. Ik heb hier nooit over gesproken met de verdachte. [29]
Ten aanzien van de overige aangiften heeft [medeverdachte 5] een vergelijkbare verklaring afgelegd.
De verdachte heeft over deze cliënt verklaard:
Deze aangiften ken ik, die zijn weer door mij ingevuld. Voor deze aangiften kan ik ook weer verklaren dat deze mogelijk niet juist zijn, omdat ik te lichtzinnig ben omgegaan met aftrekposten. [30] De dieetkosten komen in 2010 ineens in de aangifte voor. Hiervoor zal wel hetzelfde gelden als ik hiervoor in andere gevallen al heb verklaard. Ik heb die kosten opgevoerd zodra ik daar maar enige aanleiding toe zag. Ik blijf herhalen dat ik te lichtzinnig ben geweest. [31]
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd.15
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 5] opzettelijk vals heeft opgemaakt.
Een groot aantal?
De verdachte heeft verklaard dat hij voor veel klanten de belastingaangifte heeft verzorgd. Zelf noemt de verdachte een aantal van 400 klanten. [32] Omdat de aangiften bij de Belastingdienst digitaal werden ingezonden, heeft de Belastingdienst uitgezocht hoeveel aangiften zijn verstuurd vanaf de IP-adressen die de verdachte gebruikte.
De Belastingdienst heeft 23 aangiften onderzocht die door de verdachte waren ingevuld. Ten aanzien daarvan kon de fiscus vaststellen dat er te weinig belasting was betaald; waaronder de 18 aangiften van de hiervoor genoemde personen.
In het dossier wordt vervolgens een aantal van 1745 aangiften berekend over de periode vanaf 20 januari 2011 tot en met 7 september 2012. Vervolgens heeft de Belastingdienst steekproefsgewijs onderzocht of er sprake was van persoonsgebonden aftrek (elke 25ste aangifte). In 93 procent van de onderzochte aangiften was deze aftrek opgevoerd, hoofdzakelijk vanwege zorgkosten van gemiddeld [Bedrag 1]per aangifte. [33]
De officier van justitie heeft het aantal aangiften bijgesteld naar 1054, omdat de FIOD uitging van een langere periode dan uiteindelijk ten laste is gelegd.
De rechtbank concludeert hieruit, gelet op het zeer hoge percentage aangiften waarin door de verdachte buitengewone lasten werden opgevoerd alleen al in de jaren 2011 en 2012, dat het plegen van valsheid in geschrift zich heeft voorgedaan met betrekking tot een groot aantal aangiften. Zij acht aannemelijk dat er, naast de 18 aangiften van de vier met name genoemde personen, wat ook al een substantieel aantal oplevert, nog meer valse aangiften moeten zijn geweest. Dat volgt ook uit de verklaring van de verdachte, nu daaruit blijkt dat zijn werkwijze niet alleen betrekking had op deze vier klanten, maar door hem in het algemeen werd gebezigd. Het aantal van 1054 valt niet te bewijzen, omdat deze aangiften niet in extenso zijn onderzocht, maar dat staat aan een bewezenverklaring van het bestanddeel “een groot aantal” niet in de weg.
Medeplegen?
De vervolgvraag is of er sprake is geweest van medeplegen van de valsheid in geschrift door de betrokken belastingplichtigen voor wie de verdachte de aangifte verzorgde. De rechtbank overweegt als volgt.
De hiervoor genoemde vier personen ontvingen flinke bedragen terug van de fiscus ter zake van buitengewone lasten, terwijl zij reeds bij het doen van de aangifte niet of nauwelijks over onderbouwende stukken beschikten. Allen hebben verklaard dat de verdachte hen vertelde welke bedragen zij terugkregen, toen zij bij hem waren. Geen van hen heeft vervolgens op enig moment op enige manier navraag gedaan of de door hen ontvangen definitieve aanslagen klopten. Een van hen, [medeverdachte 4], verklaarde ook:
Wij wisten niets van belastingen en hebben helemaal op de verdachte vertrouwd. Wij hoefden geen bonnetjes te overleggen, de verdachte zei dat de Belastingdienst daar toch niet naar vroeg.
De verdachte vroeg altijd of ik tevreden was met het bedrag dat ik terugkreeg. Natuurlijk waren wij tevreden, want wij kregen best wel veel geld terug iedere keer. [34]
Uit deze verklaring maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 4] wel wist in algemene zin dat je bij de fiscus bewijs moet aanleveren. [Verdachte] nam vervolgens snel genoegen met de stelling van de verdachte dat daar niet naar gevraagd zou worden. Verder viel het [Verdachte] kennelijk op dat hij veel geld terugkreeg.
Door jaar na jaar zo gemakzuchtig te profiteren van de werkwijze van de verdachte, zonder op enig moment ook maar geprobeerd te hebben na te gaan of zijn aangiften wel juist waren, heeft [Verdachte] de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn aangiften onjuistheden bevatten. Daarmee heeft [Verdachte] derhalve opzet gehad op het (samen met de verdachte) opmaken van valse geschriften.
Dat geldt ook voor [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Zij hebben verklaard dat ze rekeningen aan de verdachte moesten laten zien van ziektekosten, als zij die hadden. Zij wisten echter dat zij die bewijsstukken niet of nauwelijks hadden. [medeverdachte 3] heeft immers verklaard dat zij in het geheel geen bewijsstukken had. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij slechts een paar bonnetjes had met kleine bedragen en heeft weleens aan de verdachte gevraagd hoe het kon dat hij zoveel terug kreeg. Dat betekent dat ook zij jaar na jaar grote bedragen terug kregen zonder daar nadere vragen over te stellen bij de Belastingdienst of in elk geval iemand anders dan de verdachte.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen is nodig dat uit de bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de personen voor wie hij de belastingaangiften invulde. Uit de hiervoor weergegeven verklaringen van die personen volgt dat zij met hun gedrag en houding ten aanzien van het doen invullen van hun aangiften door de verdachte de aanmerkelijke kans hebben genomen dat deze aangiften onjuist werden ingevuld, hetgeen uiteindelijk ook daadwerkelijk het geval was. Zij kunnen daarmee eveneens als plegers van de betreffende feiten worden gezien. Dit alles brengt mee dat de rechtbank ook het medeplegen bewezen zal verklaren.
Partiele vrijspraak
Tot slot overweegt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat de verdachte valse belastingaangiften heeft opgemaakt voor [medeverdachte]. Van de aangiften van [medeverdachte] heeft de rechtbank niet met zekerheid kunnen vaststellen dat deze met opzet onjuist zijn ingevuld door de verdachte. Verdachte heeft dit nadrukkelijk ontkend en aangevoerd dat hij ten aanzien van deze klant over bewijsstukken beschikte, hetgeen door de echtgenote van [medeverdachte] in elk geval gedeeltelijk is bevestigd. Zij heeft immers verklaard dat de specifieke zorgkosten uit de aangiften ook daadwerkelijk door haar en haar man waren gemaakt, alsmede dat zij de verdachte, zij het niet altijd, bonnen heeft laten zien. Verder heeft zij verklaard dat zij op verzoek van de Belastingdienst alsnog relevante bewijsstukken ter onderbouwing van de aangiften heeft overgelegd aan de Belastingdienst.
Weliswaar heeft de Belastingdienst de aangiften gecorrigeerd, maar de familie [medeverdachte] kwam in aanmerking voor een aftrek van buitengewone lasten in elk geval over de jaren 2007, 2008 en 2009. De enkele omstandigheid dat er correcties zijn toegepast is onvoldoende om opzet bij de verdachte aan te nemen. Op dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op twee tijdstippen in de periode vanaf de maand augustus 2011 tot en met de maand augustus 2012 in de gemeente Heerlen (Hoensbroek) telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2010 en het jaar 2011 onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde elektronische aangifte inkomstenbelasting over genoemde jaren telkens een te laag verzamelinkomen en een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
Feit 2 primair
op tijdstippen in de periode vanaf de maand februari 2008 tot en met de maand mei 2012 in de gemeente Heerlen (Hoensbroek) tezamen en in vereniging met anderen of een ander een groot aantal elektronische aangiftebiljetten inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011, waaronder
* het elektronische aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 2] over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 en
* het elektronische aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 3] over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 en
* het elektronische aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 4] over de jaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 en
* het elektronische aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 5] over de jaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en een van zijn medeverdachten telkens valselijk en in strijd met de waarheid op dat aangiftebiljet voornoemd -zakelijk weergegeven- een te laag verzamelinkomen door een te hoge en/of onjuiste aftrekpost terzake ziektekosten en/of andere buitengewone uitgaven opgegeven en/of vermeld, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde, de kwalificatie en de strafbaarheid van de verdachte
5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare misdrijven op:
Feit 1
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
Feit 2 primair
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Deze misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (feit 1) en bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (feit 2).
5.3
De stafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden gevorderd met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarde moet aan de verdachte worden opgelegd dat hij geen belastingaangiften meer doet voor anderen en dat hij zijn eigen belastingaangiften uitbesteedt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie, wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring van beide feiten komt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op grote schaal belastingfraude gepleegd gedurende een periode van meer dan vier jaar. De verdachte heeft daarmee de Staat en daarmee de samenleving voor een fors bedrag benadeeld. Verder heeft de verdachte opzettelijk inkomsten niet opgegeven aan de Belastingdienst. De fiscus is ten aanzien van de eigen aangiften van de verdachte ruim [Bedrag 1] misgelopen. Een ruwe becijfering door de FIOD en de officier van justitie op basis van het aantal van 1054 mogelijk valse aangiften in 2011 en 2012 leidt tot een mogelijk benadelingsbedrag van minimaal 1 miljoen euro. In een beperkt aantal gevallen heeft de fiscus kunnen terugvorderen, maar dat zal niet in alle individuele gevallen meer mogelijk zijn. De burgers die wél correct belasting betalen draaien daarom per saldo op voor de benadeling die de verdachte veroorzaakt heeft.
Oplegging van een gevangenisstraf ligt dan ook in de rede, gelet op de omvang en lange duur van de praktijken van de verdachte. De oriëntatiepunten LOVS die de rechtspraak hanteert in fraudezaken, geven duidelijk aan dat een taakstraf niet meer aan de orde is en dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepast is.
De officier van justitie is bij het formuleren van haar eis echter nadrukkelijk afgeweken van het uitgangspunt dat fraude van deze omvang onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Daarvoor acht zij van doorslaggevend belang dat de medische conditie van de verdachte zeer zorgelijk is. De rechtbank deelt haar visie, gelet op alle medische stukken en de rapportage van de reclassering met betrekking tot de verdachte.
Daaruit blijkt dat de verdachte terminaal ziek is en niet meer in staat geacht kan worden enige detentie te ondergaan en/of een taakstraf uit te voeren. Een hoge geldboete, waarvoor in beginsel ook gekozen zou kunnen worden, acht de rechtbank ook niet aan de orde, nu de FIOD in het dossier beschreven heeft dat de verdachte noch over voldoende inkomen, noch over noemenswaardige banktegoeden of andere vermogensbestanddelen beschikt.
Verder heeft de verdachte geen noemenswaardig strafblad en de reclassering schat het recidive-risico laag in, mede gelet op de uitzonderlijke gezondheidstoestand van de verdachte.
Dat alles brengt de rechtbank ertoe de officier van justitie te volgen in haar eis om toch nog enigszins recht te doen aan de ernst van de feiten en verder om de verdachte iedere verleiding te ontnemen opnieuw in de fout te gaan. Daarbij ziet de rechtbank ervan af de verdachte de verplichting op te leggen zijn eigen belastingaangiften uit te besteden. Voor zover de fiscus dat geïndiceerd acht, kan deze gemakkelijk de aangiften van de verdachte controleren. Dat ligt anders bij de aangiften van derden, maar ten aanzien van de verdachte zelf ziet de rechtbank de meerwaarde niet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de straf
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachtezich gedurende de proeftijd van 2 jaar onthoudt van het verzorgen van belastingaangiften/aanvragen voor derden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. M.T.A.C. Russel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 maart 2015.
Buiten staat
Mr. Krol is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: De volledige tenlastelegging luidt dat:
Feit 1
hij op twee, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf de maand augustus 2011 tot en met de maand augustus 2012 in de gemeente(n) Heerlen en/of Apeldoorn en/of Hoensbroek en/of (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 2010 en/of 2011 (D-003 tot en met D-006) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde (elektronische) aangifte(n) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag verzamelinkomen en/of een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
Feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf de maand februari 2008 tot en met de maand mei 2012 in de gemeente(n) Heerlen en/of Voerendaal en/of Landgraaf en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) een groot aantal, althans één of meerdere, (elektronische)
aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de/het
ja(a)r(en) 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011, waaronder/te weten
* het (elektronische) aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 2] over de/het jaren/jaar 2007
en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 (D-036, D-037, D-040, D-041, D-044,
D-045, D-048 en D-049) en/of
* het (elektronische) aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 3] over de/het jaren/jaar 2007
en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 (D-104, D-105, D-108, D-109, D-112,
D-113, D-116, D-117) en/of
* het (elektronische) aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 4] over de/het jaren/jaar 2007
en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 (D-127, D-128, D-131, D-132,
D-135, D-136, D-139, D-140, D-143 en D-144) en/of
* het (elektronische) aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 5] over de/het jaren/jaar 2007
en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 (D-080, D-081, D-084, D-085,
D-088, D-089, D-092, D-093, D-096 en D-097) en/of
* het (elektronische) aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen ten name van [medeverdachte] over de/het jaren/jaar 2007
en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 (D-056, D-057, D-060, D-061,
D-064, D-065, D-068, D-069, D-072 en D-073),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft verdachte en/of (een of meer) van zijn medeverdachte(n) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die/dat aangiftebiljet(ten) voornoemd -zakelijk weergegeven- (een) te lage/laag belastba(a)r(e) inkomen(s) en/of (een) te lage/laag verzamelinkomen(s) en/of (een) te hoge en/of (een) onjuiste aftrekpost(en) terzake ziektekosten en/of andere buitengewone uitgaven
opgegeven en/of vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf de maand februari 2008 tot en met de maand mei 2012 in de gemeente(n) Heerlen en/of Apeldoorn en/of Hoensbroek en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk een groot aantal, althans een of meerdere bij de
belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder/te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van:
* [medeverdachte 2] over de/het jaren/jaar 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010
(D-036, D-037, D-040, D-041, D-044, D-045, D-048 en D-049) en/of
* [medeverdachte 3] over de/het jaren/jaar 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010
(D-104, D-105, D-108, D-109, D-112, D-113, D-116, D-117) en/of
* [medeverdachte 4] over de/het jaren/jaar 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of
2010 en/of 2011 (D-127, D-128, D-131, D-132, D-135, D-136, D-139, D-140,
D-143 en D-144) en/of
* [medeverdachte 5] over de/het jaren/jaar 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of
2010 en/of 2011 (D-080, D-081, D-084, D-085, D-088, D-089, D-092, D-093,
D-096 en D-097) en/of
* [medeverdachte] over de/het jaren/jaar 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of
2010 en/of 2011 (D-056, D-057, D-060, D-061, D-064, D-065, D-068, D-069,
D-072 en D-073),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans (telkens) onjuist en/of onvolledig door voornoemde perso(o)n(en) heeft doen doen, immers hebben/heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst ingediende en/of ingeleverde (elektronische) aangifte(n) inkomstenbelasting ten name van genoemde perso(o)n(en) over genoemd(e)
ja(a)r(en) (telkens) -zakelijk weergegeven- (een) te lage/laag belastba(a)r(e) inkomen(s) en/of (een) te lage/laag verzamelinkomen(s) en/of (een) te hoge en/of (een) onjuiste aftrekpost(en) terzake ziektekosten en/of andere buitengewone uitgaven opgegeven, althans doen opgeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/995001-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 25 maart 2015 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Adresgegevens verdachte],
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. P Winkens, advocaat te Hoensbroek.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de Belastingdienst/FIOD opgemaakte proces-verbaal met Dossiernummer 51158 d.d. 5 december 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde processen-verbaal en schriftelijke bescheiden, doorgenummerd van pagina 1 t/m 679, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Dossierpagina 137, midden van de pagina, p. 142, tweede helft, p. 143, tweede helft
3.Dossierpagina 58 en 59
4.Het geschrift Ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, dossierpagina 630, aangifte 2007 van [medeverdachte 4] op 29-02-2008 en Het geschrift Ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, dossierpagina 631, aangifte 2011 van [medeverdachte 5] op 13-05-2012
5.Dossierpagina 139, tweede helft
6.Dossierpagina 141, eerste helft
7.Dossierpagina 142, eerste helf
8.Dossierpagina 153, tweede helft en p. 154, eerste alinea
9.Het Proces-verbaal inzake aangiften Inkomstenbelasting [medeverdachte 2], dossierpagina 66 t/m 69, eerste helft
10.Het Proces-verbaal van een getuige, dossierpagina 170, eerste helft
11.Het Proces-verbaal van een getuige, dossierpagina 174, 175, bovenaan
12.Het Proces-verbaal van een getuige, dossierpagina 169, tweede helft en p. 171, eerste helft
13.Het Proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina 154, tweede helft, alsmede p. 143, waarin de verdachte verklaard heeft op 1 september 2012 van het adres[Adres medeverdachte]
14.Het Proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina 155, tweede helft
15.Het Proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina 154, eerste alinea
16.Het Proces-verbaal inzake aangiften Inkomstenbelasting [medeverdachte 3], dossierpagina 75 t/m 78
17.Het Proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 181, tweede helft, p. 183, eerste zin
18.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 181, bovenaan
19.Het Proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina156, midden van de pagina
20.Het proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina 157, tweede helft
21.Het Proces-verbaal inzake aangiften Inkomstenbelasting [medeverdachte 4], dossierpagina 86 t/m 94, de laatstgenoemde twee bedragen zijn door de rechtbank berekend.(optelsom van de in het proces-verbaal vermelde bedragen op p. 94 en de bedragen genoemd m.b.t. reiskosten in de brief van de Belastingdienst d.d. 28 mei 2013, dossierpagina 654 en 655)
22.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 192, eerste helft
23.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 193, eerste helft
24.Het proces-verbaal inzake aangiften Inkomstenbelasting [medeverdachte 5], dossierpagina 96 t/m 105
25.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 205, eerste helft
26.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 206, eerste helft
27.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 207, midden van de pagina
28.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 213
29.Het proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 211, tweede helft
30.Het proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina 160, eerste helft
31.Het proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina 161, bovenaan
32.Het proces-verbaal verhoor van een verdachte, dossierpagina 140, eerste helft
33.Het aanvullend Proces-verbaal, dossierpagina 677 en 678
34.Het Proces-verbaal verhoor van een getuige, dossierpagina 192, eerste helft