4.3Het oordeel van de rechtbankInleiding
De rechtbank is van oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Feit 1 acht de rechtbank bewezen en zij zal bij dat feit volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen omdat de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraakverweer is gevoerd (artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering).
Feit 2 acht de rechtbank in de primaire variant bewezen, zij het dat de rechtbank ten aanzien van de aangiften van één persoon ([medeverdachte]) tot een partiele vrijspraak komt.
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de FIOD;
- het proces-verbaal inzake aangiften Inkomstenbelasting [Verdachte] (V01).
Feit 2 primair
De verdachte heeft verklaard dat hij elektronische aangiftebiljetten inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft opgemaakt en verzonden voor derden. De aangiften zijn bij de Belastingdienst elektronisch binnengekomen vanaf de maand februari 2008 tot en met de maand mei 2012.Het betreft in het bijzonder de aangiften van:
- [medeverdachte 2] over de jaren 2007 tot en met 2010;
- [medeverdachte 3] over de jaren 2007 tot en met 2010;
- [medeverdachte 4] over de jaren 2007 tot en met 2011;
- [medeverdachte 5] over de jaren 2007 tot en met 2011.
De rechtbank zal deze aangiften afzonderlijk bespreken. De verdachte heeft met betrekking tot deze aangiften ook een specifieke verklaring afgelegd. De beoordeling van deze aangiften moet naar het oordeel van de rechtbank voorts geplaatst worden in de context van hetgeen de verdachte in meer algemene zin heeft verklaard over zijn werkwijze. Daarom zal de rechtbank alvorens zij de specifieke aangiften bespreekt, dit algemene gedeelte van de verklaring van de verdachte bij de FIOD weergeven en daar conclusies uit trekken, die zij vervolgens meeneemt bij de specifieke gevallen. De verdachte heeft het volgende verklaard:
Ik heb altijd aangenomen dat hetgeen de klanten tegen mij zeiden de waarheid was. Ik had een lijstje met specifieke ziektekosten. Ik vroeg dan aan hen of een van deze kosten op hen van toepassing waren. Indien zij dan tegen mij zeiden dat ze maagklachten hadden, dan vroeg ik hen uitdrukkelijk of ze daar een dieet voor hadden en dan vulde ik bij de aftrekposten een dieet in. Er waren ook mensen die tegen mij zeiden dat ze bijvoorbeeld 6 diëten hadden. Nou dan vulde ik dat in. Als dan achteraf bleek dat ze maar 2 diëten hadden, dan kan ik daar niets aan doen. Ik vroeg niet om bewijsstukken.
Ik ben daar soms wel te gemakkelijk in geweest. Bijvoorbeeld: als ik een klant vraag of zij last heeft van incontinentie, dan zie ik hoe zij zich ervoor schaamt om hierop antwoord te geven. Bij een volgende klant durf ik dat dan al bijna niet te vragen en ben er dan vaker vanuit gegaan dat dit wel het geval was en heb ik dit op de aangifte ingevuld zonder dat de klant mij dit verteld heeft. Zo kan ik nog veel meer voorbeelden noemen.
Ik moet wel bekennen dat het heel vaak voorkomt dat mensen geen onderliggende bescheiden bij zich hebben waarmee ze bepaalde aftrekposten kunnen aantonen. Ik vind dat ook niet zo belangrijk; als zij tegen mij zeggen dat ze die kosten hebben gemaakt en ze volgens de belastingwet aftrekbaar zijn, dan voer ik die kosten in op hun aangifte. Ik geloof mijn klanten en zij moeten dan later maar die bescheiden overleggen aan de Belastingdienst, als die erom vraagt. Ik geef wel toe dat ik hierin misschien wel iets te gemakkelijk ben geweest.
Op de vraag: Hoe kan het dat bijna alle klanten van u hele hoge aftrek buitengewone lasten claimen?
Dit komt omdat de klanten mij aangaven dat zij die aftrekposten hadden. Althans, ze hebben het mij niet altijd nadrukkelijk gezegd, maar ik heb ook als ik dacht of de indruk kreeg dat zij recht hadden op een bepaalde aftrek, deze aftrek voor hen opgevoerd. Ik was misschien wat naïef daarin, dat ik de mensen te snel geloofde of dat ik hen teveel erop attent gemaakt heb dat er mogelijk bepaalde aftrekposten op hen van toepassing waren. Waarbij ik dan vervolgens niet kritisch genoeg was om te vragen of ze die kosten wel echt gemaakt hadden.
Het is wel zo dat ik soms naar aanleiding van wat mensen zeiden vrij snel concludeerde dat ze voor een bepaalde aftrek in aanmerking kwamen. Als iemand tegen mij zei dat hij last had van hoge bloeddruk, dan voerde ik meteen een dieet op, zonder verder te vragen of hij op doktersvoorschrift een dieet moest volgen. Hetzelfde als iemand zei dat hij last had van hoge cholesterol. Ik bepaalde/berekende deze bedragen door middel van schatting. Ik vroeg bijvoorbeeld met welke frequentie zij een dokter bezochten en waar. Aan de hand daarvan maakte ik dan een schatting van de reiskosten. Ook van medicijngebruik had niet iedereen een overzicht bij zich; dan vroeg ik aan de mensen zelf hoeveel zij hadden uitgegeven. Ik nam dan het bedrag over.
Ik was ook wel vrij makkelijk in het opvoeren van aftrekposten, zoals ik hiervoor al aangaf met het opvoeren van diëten. Dit deed ik ook als ik bijvoorbeeld hoorde dat iemand psoriasis had. Ik weet dat je dan vette zalf moet gebruiken en daarvan worden je kleren en beddengoed vuil. Daarom voerde ik dan een aftrek voor extra kleding en beddengoed op.
Uit deze verklaring volgt voor de rechtbank dat de verdachte bij herhaling kennelijk aan een half woord genoeg had om buitengewone lasten op te voeren en niet om bewijs vroeg. Uit het dossier blijkt, zoals hierna nog aan de orde komt, dat de verdachte dusdanig hoge kosten opnam in de aangiften dat zijn cliënten in aanmerking kwamen voor een teruggave wegens buitengewone lasten, na aftrek van de drempel. Ook wordt duidelijk dat de verdachte naar eigen inzicht buitengewone aftrekposten opvoerde zelfs zónder dat de klant daarvan enige melding maakte. Dat laat de conclusie toe dat de verdachte gewoon kosten uit zijn duim zoog en zo de aangiften dusdanig manipuleerde dat zijn cliënten forse bedragen terugkregen van de belasting.
Daarmee heeft de verdachte met opzet valse informatie in de aangiftebiljetten gezet, ofwel in de volle wetenschap van die onjuistheid of anders in de vorm van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat hij onwaarheden in de aangifte zette. Door zo te werk te gaan moet de verdachte immers beslist geweten hebben dat het (zeer) onwaarschijnlijk was dat de door hem opgevoerde posten door zijn klanten konden worden gestaafd met relevante bewijsstukken, als de belastingdienst daarom vroeg. Deze werkwijze gaat voor de rechtbank daarom verder dan alleen het opzettelijk doen van onjuiste of onvolledige aangiften: het levert valsheid in geschrift op.
De verklaring laat ook zien dat de stelling van de verdachte ter terechtzitting, zoals verwoord door zijn raadsvrouw, dat hij nooit vermoed heeft dat de (opgevoerde aftrekposten in de) aangiften onjuist waren en dat er dus in het geheel geen sprake is geweest van opzet, niet geloofwaardig is.
Dit oordeel van de rechtbank wordt niet anders als zij meeweegt dat twee betrokken belastingplichtigen, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5], hebben verklaard dat zij juist wel bewijsstukken moesten laten zien aan de verdachte. Uit hun verklaringen blijkt namelijk dat zij deze stukken niet of maar nauwelijks hadden en ook voor hen geldt dat de verdachte na een half woord of geheel zonder aanleiding kosten bij hen opvoerde.
In geval van de hiervoor bij naam genoemde personen heeft de verdachte de volgende valse belastingaangiften opgemaakt en verzonden naar de belastingdienst:
De aangiften van [medeverdachte 2]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010 van [medeverdachte 2] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1].
Als uitgaven worden vermeld: medicijnen, huisapotheek, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, eigen risico en premie begrafenisverzekering. Ook wordt een vaste aftrek arbeidsongeschiktheid/chronische ziekte vermeld.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 2] om onderbouwing had gevraagd en deze uitbleef, kwam de dienst tot de conclusie dat zij in het geheel geen aftrekposten aannemelijk heeft gemaakt. Haar aangiften werden vervolgens gecorrigeerd.
[medeverdachte 2] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
Op de vraag: u heeft in u aangiften zeer hoge aftrekposten staan in verband met specifieke zorgkosten, wat kunt u hierover verklaren?
Ik kan hier alleen over zeggen dat ik hier niets van begrijp. Ik weet alleen dat de verdachte mij heeft gevraagd of er weleens iemand ziek was binnen de familie. Toen heb ik tegen hem gezegd dat mijn dochtertje ziek is. Mijn dochtertje is vorig jaar geopereerd.
Op de vraag: heeft u die zorgkosten ook daadwerkelijk gehad?
Ik weet niet wat de verdachte heeft ingevuld, dus ik kan hier geen antwoord op geven. Ik heb zelf weleens iets betaald aan zorgkosten, maar ik betaal iedere maand premie voor mijn ziektekostenverzekering en die verzekering betaalt normaal gesproken ook de kosten die gemaakt worden.
Ik heb niet gesproken met de verdachte over deze aftrekposten; ik heb hem alleen verteld dat mijn dochtertje ziek was. Ik heb geen bewijsstukken overgelegd. Hij heeft mij daar nooit naar gevraagd.
Met betrekking tot de aangifte over 2007
Ik heb de vervoerskosten niet gemaakt. Voor al die posten kan ik zeggen dat ik niet weet waar het over gaat. Ik heb alleen maar gezegd tegen de verdachte dat mijn dochtertje ziek was en verder heb ik niets gezegd en hij heeft niets gevraagd. Ik heb geen dieet gevolgd en heb hier dus ook geen doktersverklaring van.
Het is niet zo dat ik niet heb kunnen werken, dit heb ik ook nooit tegen de verdachte gezegd. Ik heb helemaal geen begrafenisverzekering. Ik wist ook niet dat dit in mijn aangifte was opgenomen. Van eigen risico weet ik ook niets af.
Ten aanzien van de aangiften over de andere jaren heeft [medeverdachte 2] een vergelijkbare verklaring afgelegd. Daaraan voegde zij nog toe dat zij van de verdachte alleen maar te horen kreeg hoeveel geld zij terug kreeg van de Belastingdienst.
De verdachte heeft over deze cliënte verklaard:
Ik heb deze aangiften ingevuld en verstuurd vanaf mijn huisadres (
de rechtbank: i.e. in [woonplaats medeverdachte]).
Ik ben te lichtzinnig geweest met het concluderen en invullen van bepaalde aftrekposten. Ik ben eigenlijk op de stoel van de dokter gaan zitten. Ik heb wel gevraagd of zij bepaalde klachten of aandoeningen had en heb dan vervolgens daaraan gekoppeld een bepaalde aftrek. Zo kan het goed zijn dat zij geen diëten volgt, terwijl ik hiervoor toch een aftrek heb opgevoerd.
Ik heb niet gevraagd of zij diëten volgde op doktersvoorschrift. Ik heb gehoord dat zij bepaalde klachten had en heb daarop automatisch van toepassing geacht een dieetaftrek. Ik had moeten vragen of zij een dieet had, mijn vraagstelling is niet goed geweest.
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd.
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 2] opzettelijk vals heeft opgemaakt. Dit geldt ook ten aanzien van de posten begrafenisverzekering en arbeidsongeschiktheid ten aanzien waarvan de verdachte bij zijn verhoor heeft gesteld dat hij deze heeft opgevoerd op basis van een door [medeverdachte 2] getoonde brief en mededelingen van haar kant. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 2] op deze specifieke punten. Zij zou er immers juist belang bij hebben gehad de verklaring van de verdachte te bevestigen.
De aangiften van [medeverdachte 3]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010 van [medeverdachte 3] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1]
Als uitgaven worden onder meer vermeld: medicijnen, huisapotheek, verzorging en verpleging, hulpmiddelen, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, extra uitgaven kleding en beddengoed, eigen risico en premie begrafenisverzekering.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 2] om onderbouwing had gevraagd en deze ontoereikend bleek, kwam de dienst tot de conclusie dat zij de aftrekposten slechts ten dele aannemelijk heeft gemaakt. Haar aangiften werden vervolgens gecorrigeerd.
[medeverdachte 3] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
Op de vraag: u heeft in uw aangiften zeer hoge aftrekposten staan i.v.m. specifieke zorgkosten.
Ja, inmiddels weet ik dat. Zoals ik al zei, kreeg ik nooit van de verdachte een kopie van de aangifte die hij had ingevuld. Zodoende wist ik ook niet wat er in mijn aangiften stond. Vorig jaar heb ik een vragenbrief van de Belastingdienst gekregen. Ik dacht dat het een standaardbrief was en heb toen gebeld om te vragen wat van die brief op mij betrekking had. De man van de Belastingdienst vertelde mij toen dat alles op mij van toepassing was, dat allemaal die bedragen en kosten in mijn aangiften stonden. Toen zag ik pas dat de verdachte aftrekposten had opgevoerd die helemaal niet op mij van toepassing waren. Er waren kosten bij die ik helemaal niet had besproken met de verdachte. Ik heb daarvan dus ook nooit bewijsstukken overgelegd aan de verdachte. Hij heeft daar helemaal niet met mij over gesproken.
Ten aanzien van de aangiften over de desbetreffende jaren heeft [medeverdachte 3] een vergelijkbare verklaring afgelegd. Daaraan voegde zij nog toe dat zij van de verdachte te horen kreeg hoeveel geld zij ongeveer terug kreeg van de Belastingdienst.
De verdachte heeft over deze cliënte verklaard:
Deze aangiften ken ik, ook deze zijn door mij ingevuld. Het kan zijn dat ik dit in klad heb gedaan en vervolgens bij mij thuis heb ingevuld en verzonden.
Deze aangifte is niet juist voor wat betreft de opgevoerde ziektekosten. Ik heb steeds dezelfde handelwijze gehad en met name voor wat betreft de aftrekpost diëten steeds bedragen opgevoerd die niet terecht bleken te zijn.
De aftrek van [Bedrag 1] voor kleding en beddengoed is zeker niet juist, want die was maar max [Bedrag 1]. Ik weet nu niet meer waarom ik de aftrekpost toen heb opgevoerd. Wat betreft de diëten, heb ik reeds eerder verklaard dat ik dit niet goed heb gedaan.
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd.15
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 3] opzettelijk vals heeft opgemaakt.
De aangiften van [medeverdachte 4]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011 van [medeverdachte 4] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1].
Als uitgaven worden vermeld: medicijnen, huisapotheek, verzorging en verpleging, overige hulpmiddelen, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, extra uitgaven kleding en beddengoed, eigen risico en premie begrafenisverzekering. Ook wordt een vaste aftrek arbeidsongeschiktheid/chronische ziekte vermeld.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 4] om onderbouwing had gevraagd en deze ontoereikend bleek, kwam de dienst tot de conclusie dat hij de aftrekposten slechts ten dele aannemelijk heeft gemaakt. De aangiften werden vervolgens gecorrigeerd. Na bezwaar van [Verdachte] werd het bedrag aan aftrekbare ziektekosten door de Belastingdienst bijgesteld tot een totaalbedrag van [Bedrag 1], waarvan [Bedrag 1] in verband met reiskosten.
[medeverdachte 4] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
De verdachte kreeg van mij de jaaropgaven. Verder stelde hij wat vragen. Hij vroeg of we kosten hadden gemaakt in verband met ziekte. Hij vroeg dan of ik last van mijn maag had. Ik heb hem toen gezegd dat ik ooit geopereerd was aan een maagzweer. Toen zei hij meteen: “Dan kom je in aanmerking voor een aftrek dieet.”
We hoefden geen bonnetjes te overleggen. De verdachte zei dat de Belastingdienst daar toch niet naar vroeg.
Op de vraag: u heeft in uw aangiften zeer hoge aftrekposten staan i.v.m. zorgkosten. Wat kunt u hierover verklaren?
Hij heeft dat allemaal geregeld en ingevuld, hij vroeg hier verder ook weinig over. Het was zo dat hij je de ziektes eigenlijk aanpraatte. Hij zei dan je zult toch ook wel last hebben van enz.
Op de vraag: heeft u die kosten ook daadwerkelijk gehad?
Ik heb wel kosten gehad maar niet in die mate die de verdachte in mijn aangiften heeft gezet. Ik wist toen ook niet dat je daar overal bewijsstukken van moest hebben. Daar ben ik pas achter gekomen toen ik vorig jaar de vragenbrief van de Belastingdienst kreeg. Ik heb m.b.t. die specifieke zorgkosten geen bewijsstukken overgelegd aan de verdachte, want daar heeft hij verder ook niet naar gevraagd en dat was ook niet nodig. Hij heeft toen niet gezegd dat ik bewijsstukken moest kunnen overleggen als de belastingdienst deze zou opvragen.
Ten aanzien van de aangiften over de desbetreffende jaren heeft [medeverdachte 4] een vergelijkbare verklaring afgelegd. Aan zijn verklaring voegde hij nog toe dat hij van de verdachte te horen kreeg hoeveel geld hij en zijn partner terug kregen van de Belastingdienst.22
De verdachte heeft over deze cliënt verklaard:
Deze aangiften ken ik. Ik heb deze ingevuld. Ik kan nu niet meer zeggen hoe het bedrag van [Bedrag 1] aan reiskosten is samengesteld. Hiervoor moet je 3500 km gereden hebben, want de aftrek bedraagt 19 cent per km.
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd.15
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 4] opzettelijk vals heeft opgemaakt. Daarbij zij nog opgemerkt dat de verdachte weliswaar ten aanzien van [medeverdachte 4] met meer nadruk heeft betwist bij de FIOD dat er sprake was van opzet, maar dat de rechtbank dit opzet toch aanneemt.
De verdachte kan immers geen redelijke verklaring bieden voor het opvoeren van [Bedrag 1] aan reiskosten voor het jaar 2009, terwijl de Belastingdienst uiteindelijk een bedrag van [Bedrag 1] aftrekbaar acht voor dat jaar. De verdachte erkent ook dat hij in de aangifte wel erg veel kilometers heeft opgevoerd.
Ook de dieetkosten die uiteindelijk aftrekbaar bleken (ad [Bedrag 1]) staan zo niet in verhouding met de door de verdachte opgevoerde kosten (ad [Bedrag 1] en derhalve meer dan twee keer zoveel als reëel was), dat de rechtbank, wederom gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, ook hier valsheid in geschrift bewezen acht.
De aangiften van [medeverdachte 5]
De FIOD heeft de belastingaangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2011 van [medeverdachte 5] onderzocht. Op deze aangiften worden bedragen vermeld ter aftrek van ziektekosten na vermindering van de drempel van in totaal [Bedrag 1].
Als uitgaven worden vermeld: medicijnen, huisapotheek, verzorging en verpleging, overige hulpmiddelen, vervoer zieke of invalide, dieetkosten, extra uitgaven kleding en beddengoed, eigen risico. Ook wordt een vaste aftrek arbeidsongeschiktheid/chronische ziekte vermeld.
Nadat de belastingdienst [medeverdachte 5] om onderbouwing had gevraagd en deze ontoereikend bleek, kwam de dienst tot de conclusie dat hij de aftrekposten slechts voor een bedrag van [Bedrag 1] aannemelijk heeft gemaakt. De aangiften werden vervolgens gecorrigeerd en deze beslissing werd na bezwaar van [medeverdachte 5] gehandhaafd.
[medeverdachte 5] heeft over de gang van zaken onder meer verklaard:
De verdachte heeft aan mij gevraagd of er ziektes in de familie voorkwamen. Ik heb gezegd dat ik 2 kinderen heb die eczeem hebben. Dat ik voor beide kinderen steeds zalf moet kopen die ik niet allemaal van de verzekering vergoed kreeg. De [Verdachte] heeft mij toen gevraagd of ik hier bonnetjes van had. Ik had er maar een paar, meer niet en dat ging om 6 of 8 euro per bon. De verdachte heeft gezegd dat hij zou berekenen hoeveel de kosten van de zalf per jaar konden zijn. Ook zei hij dat de kosten voor vervoer naar de dokter aftrekbaar waren. De verdachte zei dat ik ook recht had op aftrek voor de kosten van dekbedden.
Op de vraag: werd de ingevulde aangifte eerst nog met u besproken alvorens ze digitaal werd verstuurd?
Nee, ik kreeg alleen te horen hoeveel geld ik terugkreeg.
Deze aangiften zijn niet juist, aangezien hierin ziektekosten staan die ik niet heb gehad. Hier ben ik vorig jaar achter gekomen, toen ik een brief kreeg van de Belastingdienst met correcties. Ik heb nooit geweten welke bedragen de verdachte heeft ingevuld. Ik kreeg alleen van hem te horen hoeveel geld ik terug kreeg.
Ik heb wel eens gevraagd hoe het kon dat ik zoveel geld terug kreeg. De verdachte zei dan dat ik daar recht op had en dat er zoveel mensen waren die geld lieten liggen, omdat ze niet wisten hoe ze belastingpapieren moesten invullen, maar dat hij dat wel wist, omdat hij bij de belastingdienst had gewerkt.
Met betrekking tot de aangifte over 2010
Ik wist ook niet dat er in mijn aangifte dieetkosten in mindering waren gebracht. Ik heb ook geen speciale diëten gevolgd voor mijzelf, mijn vrouw of mijn kinderen. Ik heb hier nooit over gesproken met de verdachte.
Ten aanzien van de overige aangiften heeft [medeverdachte 5] een vergelijkbare verklaring afgelegd.
De verdachte heeft over deze cliënt verklaard:
Deze aangiften ken ik, die zijn weer door mij ingevuld. Voor deze aangiften kan ik ook weer verklaren dat deze mogelijk niet juist zijn, omdat ik te lichtzinnig ben omgegaan met aftrekposten.De dieetkosten komen in 2010 ineens in de aangifte voor. Hiervoor zal wel hetzelfde gelden als ik hiervoor in andere gevallen al heb verklaard. Ik heb die kosten opgevoerd zodra ik daar maar enige aanleiding toe zag. Ik blijf herhalen dat ik te lichtzinnig ben geweest.
Ik heb wel consequent het eigen risico als aftrekpost opgevoerd. Dat is niet juist, dit is fiscaal niet geoorloofd.15
De conclusie van de rechtbank uit deze bewijsmiddelen luidt dat, mede gelet op de hiervoor weergegeven algemene context, de verdachte de aangiften van [medeverdachte 5] opzettelijk vals heeft opgemaakt.
Een groot aantal?
De verdachte heeft verklaard dat hij voor veel klanten de belastingaangifte heeft verzorgd. Zelf noemt de verdachte een aantal van 400 klanten.Omdat de aangiften bij de Belastingdienst digitaal werden ingezonden, heeft de Belastingdienst uitgezocht hoeveel aangiften zijn verstuurd vanaf de IP-adressen die de verdachte gebruikte.
De Belastingdienst heeft 23 aangiften onderzocht die door de verdachte waren ingevuld. Ten aanzien daarvan kon de fiscus vaststellen dat er te weinig belasting was betaald; waaronder de 18 aangiften van de hiervoor genoemde personen.
In het dossier wordt vervolgens een aantal van 1745 aangiften berekend over de periode vanaf 20 januari 2011 tot en met 7 september 2012. Vervolgens heeft de Belastingdienst steekproefsgewijs onderzocht of er sprake was van persoonsgebonden aftrek (elke 25ste aangifte). In 93 procent van de onderzochte aangiften was deze aftrek opgevoerd, hoofdzakelijk vanwege zorgkosten van gemiddeld [Bedrag 1]per aangifte.
De officier van justitie heeft het aantal aangiften bijgesteld naar 1054, omdat de FIOD uitging van een langere periode dan uiteindelijk ten laste is gelegd.
De rechtbank concludeert hieruit, gelet op het zeer hoge percentage aangiften waarin door de verdachte buitengewone lasten werden opgevoerd alleen al in de jaren 2011 en 2012, dat het plegen van valsheid in geschrift zich heeft voorgedaan met betrekking tot een groot aantal aangiften. Zij acht aannemelijk dat er, naast de 18 aangiften van de vier met name genoemde personen, wat ook al een substantieel aantal oplevert, nog meer valse aangiften moeten zijn geweest. Dat volgt ook uit de verklaring van de verdachte, nu daaruit blijkt dat zijn werkwijze niet alleen betrekking had op deze vier klanten, maar door hem in het algemeen werd gebezigd. Het aantal van 1054 valt niet te bewijzen, omdat deze aangiften niet in extenso zijn onderzocht, maar dat staat aan een bewezenverklaring van het bestanddeel “een groot aantal” niet in de weg.
Medeplegen?
De vervolgvraag is of er sprake is geweest van medeplegen van de valsheid in geschrift door de betrokken belastingplichtigen voor wie de verdachte de aangifte verzorgde. De rechtbank overweegt als volgt.
De hiervoor genoemde vier personen ontvingen flinke bedragen terug van de fiscus ter zake van buitengewone lasten, terwijl zij reeds bij het doen van de aangifte niet of nauwelijks over onderbouwende stukken beschikten. Allen hebben verklaard dat de verdachte hen vertelde welke bedragen zij terugkregen, toen zij bij hem waren. Geen van hen heeft vervolgens op enig moment op enige manier navraag gedaan of de door hen ontvangen definitieve aanslagen klopten. Een van hen, [medeverdachte 4], verklaarde ook:
Wij wisten niets van belastingen en hebben helemaal op de verdachte vertrouwd. Wij hoefden geen bonnetjes te overleggen, de verdachte zei dat de Belastingdienst daar toch niet naar vroeg.
De verdachte vroeg altijd of ik tevreden was met het bedrag dat ik terugkreeg. Natuurlijk waren wij tevreden, want wij kregen best wel veel geld terug iedere keer.
Uit deze verklaring maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 4] wel wist in algemene zin dat je bij de fiscus bewijs moet aanleveren. [Verdachte] nam vervolgens snel genoegen met de stelling van de verdachte dat daar niet naar gevraagd zou worden. Verder viel het [Verdachte] kennelijk op dat hij veel geld terugkreeg.
Door jaar na jaar zo gemakzuchtig te profiteren van de werkwijze van de verdachte, zonder op enig moment ook maar geprobeerd te hebben na te gaan of zijn aangiften wel juist waren, heeft [Verdachte] de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn aangiften onjuistheden bevatten. Daarmee heeft [Verdachte] derhalve opzet gehad op het (samen met de verdachte) opmaken van valse geschriften.
Dat geldt ook voor [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Zij hebben verklaard dat ze rekeningen aan de verdachte moesten laten zien van ziektekosten, als zij die hadden. Zij wisten echter dat zij die bewijsstukken niet of nauwelijks hadden. [medeverdachte 3] heeft immers verklaard dat zij in het geheel geen bewijsstukken had. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij slechts een paar bonnetjes had met kleine bedragen en heeft weleens aan de verdachte gevraagd hoe het kon dat hij zoveel terug kreeg. Dat betekent dat ook zij jaar na jaar grote bedragen terug kregen zonder daar nadere vragen over te stellen bij de Belastingdienst of in elk geval iemand anders dan de verdachte.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen is nodig dat uit de bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de personen voor wie hij de belastingaangiften invulde. Uit de hiervoor weergegeven verklaringen van die personen volgt dat zij met hun gedrag en houding ten aanzien van het doen invullen van hun aangiften door de verdachte de aanmerkelijke kans hebben genomen dat deze aangiften onjuist werden ingevuld, hetgeen uiteindelijk ook daadwerkelijk het geval was. Zij kunnen daarmee eveneens als plegers van de betreffende feiten worden gezien. Dit alles brengt mee dat de rechtbank ook het medeplegen bewezen zal verklaren.
Partiele vrijspraak
Tot slot overweegt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat de verdachte valse belastingaangiften heeft opgemaakt voor [medeverdachte]. Van de aangiften van [medeverdachte] heeft de rechtbank niet met zekerheid kunnen vaststellen dat deze met opzet onjuist zijn ingevuld door de verdachte. Verdachte heeft dit nadrukkelijk ontkend en aangevoerd dat hij ten aanzien van deze klant over bewijsstukken beschikte, hetgeen door de echtgenote van [medeverdachte] in elk geval gedeeltelijk is bevestigd. Zij heeft immers verklaard dat de specifieke zorgkosten uit de aangiften ook daadwerkelijk door haar en haar man waren gemaakt, alsmede dat zij de verdachte, zij het niet altijd, bonnen heeft laten zien. Verder heeft zij verklaard dat zij op verzoek van de Belastingdienst alsnog relevante bewijsstukken ter onderbouwing van de aangiften heeft overgelegd aan de Belastingdienst.
Weliswaar heeft de Belastingdienst de aangiften gecorrigeerd, maar de familie [medeverdachte] kwam in aanmerking voor een aftrek van buitengewone lasten in elk geval over de jaren 2007, 2008 en 2009. De enkele omstandigheid dat er correcties zijn toegepast is onvoldoende om opzet bij de verdachte aan te nemen. Op dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken.