Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 24 oktober 2014;
- de akte in geding brengen stukken van [gedaagde sub 2];
- de akte van [gedaagde sub 2];
- de akte van [gedaagden sub 1, 3 en 4];
- het vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 26 november 2014;
- de antwoordakte van Vitaal Wonen;
- het proces-verbaal van comparitie (aangepaste versie);
- de brieven van 28 januari 2015 waarbij de aangepaste versie van het proces-verbaal van comparitie is toegezonden aan de advocaten van partijen.
2.De verdere beoordeling
Vooraf
- op de wijze van optreden van Vitaal Wonen jegens [gedaagde sub 1] (r.o. 2.10 e.v.),
- op het Integis-onderzoek (r.o. 2.13 e.v.),
- op de beslissing van Vitaal Wonen om te procederen tegen [gedaagden sub 1, 3 en 4] (r.o. 2.15 e.v.),
- op (de al dan niet schending van) de waarheidsplicht door Vitaal Wonen (r.o. 2.22),
- op (het al dan niet voldoen aan) de substantiëringsplicht door Vitaal Wonen (r.o. 2.29),
- op de (eventuele) gevolgen van het FIOD-beslag onder [gedaagden sub 1, 3 en 4] (r.o. 2.34);
- op het beslag op de uitkering uit hoofde van de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering (r.o. 2.39),
- op het (ontbrekende) overzicht producties (r.o. 2.44
- op het (al dan niet) uitoefenen van niet-toegestane druk op derden door Vitaal Wonen (r.o. 2.50).
fair trialen op het ontbreken van
equality of arms. Daarnaast wordt een beroep gedaan op enkele bepalingen in de Nederlandse wetgeving (artt. 21 en 111 lid 3 Rv), die betrekking hebben op (dan wel verband houden met) de door artikel 6 EVRM beschermde belangen. De rechtbank stelt voorop dat geen van de genoemde bepalingen uitdrukkelijk voorziet in de sanctie ‘niet-ontvankelijkheid van eiser(es)’ als reactie op de niet-naleving ervan. Dat is niet verbazingwekkend, als wordt bedacht dat een belangrijk deel van de normen waarop [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een beroep doen, zich richt tot de rechter. Het is aan hem om (bijvoorbeeld) erop toe te zien dat hoor en wederhoor wordt toegepast. Zou een norm als deze niet worden nageleefd, dan ligt het niet voor de hand om aan die niet-naleving een sanctie te verbinden die erop neerkomt dat de vordering van Vitaal Wonen als eiseres in het geheel niet (inhoudelijk) wordt behandeld. Een (ander) deel van de normen waarnaar [gedaagde sub 1] verwijst heeft wél betrekking op Vitaal Wonen als wederpartij. Zo verwijt [gedaagde sub 1] Vitaal Wonen dat zij in het voortraject hoor en wederhoor niet in acht heeft genomen en dat zij hem in een aantal opzichten de mogelijkheid ontneemt om deugdelijk verweer te voeren. Ook hier rijst de vraag of de niet-ontvankelijkheid van Vitaal Wonen de meest voor de hand liggende sanctie is, als de normschending inderdaad zou komen vast te staan. Niet ondenkbaar is (bijvoorbeeld) dat het niet tot zijn recht komen van hoor en wederhoor in het voortraject kan worden ‘rechtgetrokken’ in de onderhavige procedure. Verder is het niet-ondenkbaar dat het civiele (proces)recht het treffen van andere sancties mogelijk maakt, die méér recht doen aan bescherming van de geschonden norm c.q. het aangetaste belang. De rechtbank wijst met name op sancties in de sfeer van het bewijsrecht (stelplicht, bewijslast, bewijswaardering), die, als daar grond voor is, aan de orde kunnen komen in het kader van de inhoudelijke beoordeling van de vordering van Vitaal Wonen. Het is tegen deze achtergrond dat de rechtbank hierna zal ingaan op de diverse
per seen in algemene zin in de weg staat aan een (tegen)vordering van de werkgever jegens de werknemer, die is gebaseerd op (onder meer) onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking, onrechtmatige daad en wanprestatie (art. 2:9 BW), gaat de rechtbank hieraan voorbij.
uitvoeringvan de desbetreffende besluiten van de directeur a.i. te
schorsen. Een dergelijk besluit zal betekenen dat de procedure niet kan worden voortgezet, omdat niet langer zonder meer kan worden gezegd dat de directeur a.i. bevoegd is om Vitaal Wonen in rechte te vertegenwoordigen. De schorsing betekent echter niet dat Vitaal Wonen niet (langer) kan worden ontvangen in haar vordering, of dat reeds verrichte proceshandelingen hun betekenis verliezen. Een en ander is afhankelijk van de wijze waarop een einde wordt gemaakt aan het - dan kennelijk bestaande - verschil van inzicht tussen de Raad van Toezicht en de directeur a.i.
fair trial-beginsel. Een en ander moet er volgens [gedaagden sub 1, 3 en 4] toe leiden dat Vitaal Wonen niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering jegens [gedaagden sub 1, 3 en 4]
stukkendie volgens [gedaagden sub 1, 3 en 4] ten onrechte niet zijn overgelegd door Vitaal Wonen. Het betreft stukken die - deels rechtstreeks, deels meer indirect - verband houden met de verwijten die Vitaal Wonen [gedaagden sub 1, 3 en 4] maakt en de daarop gebaseerde vorderingen, zoals: verslagen van de vergaderingen van de Raad van Toezicht, stukken van de zijde van de accountants van Vitaal Wonen, ministeriële verslagen en (andere) stukken waarover Integis kennelijk de beschikking heeft gehad toen zij haar onderzoek deed. Ook onder 7. bevat de akte een opsomming van volgens [gedaagden sub 1, 3 en 4] ten onrechte niet overgelegde
stukken. Daarnaast wordt in de opsomming onder 7. aangegeven over welke
onderwerpenVitaal Wonen volgens [gedaagden sub 1, 3 en 4] ten onrechte heeft gezwegen in de dagvaarding, daaronder kwesties als de cao-praktijk binnen Vitaal Wonen, de rol van (de voorzitter van) de Raad van Toezicht in het kader van de salariëring van [gedaagde sub 1], het bestaan van de tussenrekening en van verrekenoverzichten, de betrokkenheid van de Raad van Toezicht bij door [gedaagde sub 1] gedeclareerde diners, de bekendheid van de Raad van Toezicht met wijnbestellingen door [gedaagde sub 1], de (positieve) opstelling van de Raad van Toezicht en de accountant van Vitaal Wonen ten opzichte van Wonen Plus en Domez, de vergaderingen van de Raad van Toezicht over het project ‘Putstraat’ en de verslagen van de Raad van Toezicht inzake ‘Lemborgh’. Verder wijst [gedaagden sub 1, 3 en 4] op een aantal feitelijke kwesties die wel in het Integis-rapport worden vermeld, maar niet in de dagvaarding. Ten slotte wordt in de akte opnieuw gewezen op de omstandigheid dat Vitaal Wonen het haar bekende verweer van [gedaagden sub 1, 3 en 4] tegen de vordering niet heeft weergegeven.
onderwerpenbetreft, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij heeft overwogen in verband met de (gestelde) schending van de waarheidsplicht (zie r.o. 2.22).
fair trialen dient Vitaal Wonen daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
equality of armsin de verdrukking komt. De voorzieningenrechter heeft voorts geconstateerd dat tegenover het belang van [gedaagde sub 1] het belang van Vitaal Wonen staat om een verhaalsobject te hebben voor het geval in de bodemprocedure haar vordering wordt toegewezen en wel tot het bedrag dat door Chubb aan [gedaagde sub 1] zou kunnen worden betaald. De voorzieningenrechter heeft vervolgens overwogen dat [gedaagde sub 1] zijn stelling dat hij geen geld heeft om de declaraties van zijn huidige raadsman te voldoen niet heeft onderbouwd door (bijvoorbeeld) het overleggen van rekeningafschriften van zijn bankrekening(en), of het overleggen van verklaringen van degenen die hem tot in de loop van 2014 in staat hebben gesteld om de declaraties van zijn raadsman te voldoen, erop neerkomend dat zij dit thans niet meer willen - of kunnen - doen, of het overleggen van (afgewezen) aanvragen voor een lening. Dit heeft de voorzieningenrechter geleid tot het oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde sub 1] niet (meer) in staat is betaalde rechtshulp te bekostigen. Volgens de voorzieningenrechter heeft [gedaagde sub 1] aldus zijn - op zich gerechtvaardigde - verdedigingsbelang onvoldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft ten slotte geoordeeld dat aldus het belang van Vitaal Wonen op het behoud van haar verhaalsobject (op de hiervoor omschreven wijze) dient te prevaleren boven het belang van [gedaagde sub 1] bij opheffing van het beslag, waarop de voorzieningenrechter de vordering van [gedaagde sub 1] heeft afgewezen.
3.De beslissing
20 mei 2015voor het nemen van een conclusie van repliek door Vitaal Wonen,