ECLI:NL:RBLIM:2015:2542

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
27 maart 2015
Zaaknummer
3963973 \ CV EXPL 15-2672
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woonruimte en nieuwe huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de kantonrechter op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de stichting Wonen Zuid. [Eiseres] vorderde een verbod op de executie van een eerder vonnis dat haar verplichtte de woning te ontruimen. Dit vonnis was eerder op 9 april 2014 uitgesproken, waarbij de huurovereenkomst met [eiseres] en haar toenmalige echtgenoot was ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat Wonen Zuid recht had op executie van het vonnis, omdat [eiseres] niet voldeed aan de voorwaarden van een overeenkomst tot uitstel van executie die op 16 april 2014 was gesloten. Deze overeenkomst hield in dat [eiseres] en haar ex-echtgenoot een schadevergoeding van € 637,15 per maand zouden betalen om in de woning te kunnen blijven wonen. De kantonrechter stelde vast dat [eiseres] opnieuw in betalingsachterstand was geraakt, wat Wonen Zuid het recht gaf om het vonnis ten uitvoer te leggen. De rechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van [eiseres] niet konden leiden tot een ander oordeel, aangezien de belangen van Wonen Zuid bij de executie van het vonnis zwaarder wogen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Wonen Zuid.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3963973 \ CV EXPL 15-2672
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 24 maart 2015
in de zaak van:
[eiseres],
wonend [adres],
[woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. F.G.H.J. Niemarkt,
tegen:
de stichting
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond,
kantoor houdend Dr. Poelsstraat 8 Heerlen,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. W.V.J.M. Bonnie.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Wonen Zuid genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling op 23 maart 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wonen Zuid verhuurde aan [eiseres] en haar (toenmalige) echtgenoot [naam toenmalige echtgenoot] de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: “de woning”).
2.2.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 april 2014 (hierna ook: “het vonnis”) de huurovereenkomst ontbonden, [eiseres] en [naam toenmalige echtgenoot] veroordeeld om de woning te ontruimen en hen hoofdelijk veroordeeld om aan Wonen Zuid te betalen de achterstallige huur over november en december 2013 ad € 1.274,30 en € 637,15 voor elke ingegane maand vanaf 1 februari 2014 tot de ontruiming, met hun veroordeling in de proceskosten.
2.3.
De op grond van het vonnis verschuldigde huurpenningen en proceskosten en de kosten van de voorgenomen executie zijn kort na het vonnis door [eiseres] en [naam toenmalige echtgenoot] voldaan.
2.4.
Partijen hebben op 16 april 2014 een “overeenkomst tot uitstel van executie” gesloten, waarin kort gezegd een overeenkomst tot voortgezet gebruik van de woning voor de duur van 12 maanden wordt gesloten tegen betaling door [naam toenmalige echtgenoot] en [eiseres] van een schadevergoeding van € 637,15 per maand, en waarin Wonen Zuid zich bereid verklaart het vonnis niet door gerechtelijke ontruiming ten uitvoer te leggen, onder de voorwaarde dat die schadevergoeding stipt maandelijks bij vooruitbetaling wordt voldaan. De overeenkomst bepaalt dat deze zonder nadere ingebrekestelling of aankondiging vervalt wanneer de huurder op welke wijze dan ook in gebreke blijft.
2.5.
[naam toenmalige echtgenoot] heeft de woning in mei 2014, in verband met op de op handen zijnde echtscheiding, definitief verlaten en [eiseres] is daar met haar drie minderjarige kinderen blijven wonen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter de executie door Wonen Zuid van het vonnis, strekkende tot ontruiming van de woning, verbiedt.
3.2.
Wonen Zuid voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening volgt uit het feit dat [eiseres] en haar kinderen bij executie van het vonnis dakloos worden.
4.2.
De primaire grondslag van de vordering is dat Wonen Zuid onrechtmatig handelt door het vonnis ten uitvoer te leggen omdat zij daarna met (uitsluitend) [eiseres] een nieuwe huurovereenkomst voor de woning heeft gesloten althans heeft aangeboden deze te sluiten, in de nakoming van welke nieuwe overeenkomst [eiseres] niet (in een mate van enige betekenis) is tekortgeschoten. Deze grondslag kan niet tot toewijzing van de vordering leiden. Eerst ter zitting is immers (ook aan de advocaat van [eiseres], die daarvan onwetend de primaire grondslag van de vordering heeft gekozen) gebleken van het bestaan van de overeenkomst van 16 april 2014. In het midden latend of een overeenkomst waarbij een zaak tegen betaling in gebruik wordt gegeven anders kan worden gekwalificeerd dan als een huurovereenkomst, geldt ook bij kwalificatie van de overeenkomst van 16 april 2014 als huurovereenkomst dat Wonen Zuid zich jegens [eiseres] het recht heeft voorbehouden het vonnis te executeren wanneer zij op welke wijze dan ook in gebreke zou blijven met de nakoming van haar verplichtingen uit die (nieuwe) overeenkomst, met welk voorbehoud [eiseres] heeft ingestemd. Nu vast staat dat [eiseres] na het sluiten van de overeenkomst van 16 april 2014 opnieuw een betalingsachterstand heeft doen ontstaan door de huur althans schadevergoeding niet telkens bij vooruitbetaling te voldoen, is het recht van Wonen Zuid om het vonnis ten uitvoer te leggen door de woning te doen ontruimen, herleefd.
4.3.
De kantonrechter kan verder slechts de staking van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis bevelen, indien de (thans) gedaagde partij, mede gelet op de belangen aan de zijde van de eisende partij die door de ontruiming zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan.
4.4
De kantonrechter kan, anders gezegd, de gevorderde voorlopige voorziening slechts geven als Wonen Zuid de bevoegdheid tot executie - die zij, zoals hiervoor onder 4.2 overwogen, heeft - zou misbruiken door hem thans te gebruiken. Dit kan in het algemeen het geval zijn indien het te executeren vonnis op een klaarblijkelijke misslag berust of indien de executie op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de eisende partij een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, NJ 1984/145).
4.5.
Een juridische of feitelijke misslag in het vonnis is gesteld noch gebleken. Wellicht zal [eiseres] door de ontruiming in een noodtoestand geraken, in die zin dat zij met haar minderjarige kinderen op straat komt te staan. Dit feit, hoe wrang ook, vindt echter niet zijn oorzaak in omstandigheden die na het vonnis zijn ontstaan of gebleken. Met dit gevolg van het vonnis moet de rechter die het heeft gewezen geacht worden reeds rekening te hebben gehouden, en de persoonlijke omstandigheden van [eiseres] kunnen in de in dit executiegeschil te maken belangenafweging niet nogmaals worden afgewogen tegen het belang van Wonen Zuid bij tenuitvoerlegging.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat er in mei 2014 een huurachterstand van € 1.274,30 was, naar aanleiding waarvan Wonen Zuid zich genoodzaakt zag in juni 2014 de executie van het vonnis van 9 april 2014 aan te zeggen. Wonen Zuid heeft vervolgens afgezien van de voorgenomen uithuiszetting toen de achterstand inclusief kosten alsnog werd voldaan, maar [eiseres] is bij brief van 1 juli 2014 gewaarschuwd voor de gevolgen van een (nieuwe) betalingsachterstand, onder mededeling dat dit de laatste keer is dat de uithuiszetting wordt ingetrokken. In januari 2015 ontstond er vervolgens wederom een betalingsachterstand, deze keer van een maand. Vast staat voorts dat er thans nog steeds een betalingsachterstand van één maand is. [eiseres] heeft weliswaar aangeboden deze achterstand begin april 2015 – na ontvangst van de kinderbijslag – in te lopen, maar Wonen Zuid heeft te kennen gegeven dit aanbod, vanwege de stelselmatige wanbetaling van [eiseres], niet te aanvaarden. Dit stond Wonen Zuid, gelet op het betalingsgedrag van [eiseres] in het verleden en de niet voor tweeërlei uitleg vatbare voorwaarden voor uitstel van de executie zoals geformuleerd in de overeenkomst van 16 april 2014, vrij. Ook de primaire en (meer) subsidiaire grondslagen van de vordering, dat Wonen Zuid misbruik van bevoegdheid zou maken door het vonnis thans ten uitvoer te doen leggen althans dat dit haar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid jegens [eiseres] niet vrij zou staan, kunnen derhalve niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.7
Gelet op alle omstandigheden van het geval kan, kortom, niet worden geoordeeld dat Wonen Zuid geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot executie van het vonnis van 9 april 2014. De vorderingen van [eiseres] zullen derhalve worden afgewezen.
4.8.
[eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Wonen Zuid worden tot op heden begroot op € 600,00 (gemachtigde salaris).

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.2.
wijst de vorderingen af.
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de aan de zijde van Wonen Zuid gevallen proceskosten, tot op heden begroot op € 600,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: cb