In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding tussen een huurder ([opposant]) en een verhuurder ([geopposeerde]) over een huurovereenkomst en een betalingsachterstand. De partijen hebben op 25 januari 2010 een huurovereenkomst gesloten voor een bedrijfsruimte, waarbij de huurder verplicht was om de huurprijs en premie opstalverzekering tijdig te betalen. De huurder heeft echter een betalingsachterstand opgebouwd, wat heeft geleid tot een verstekvonnis van 27 november 2014, waarin de verhuurder werd toegewezen in zijn vordering tot ontruiming van het gehuurde.
De huurder heeft in dit kort geding verzet aangetekend tegen het verstekvonnis en vorderde om ontheffing van de veroordeling. De kantonrechter heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, waaronder eerdere vonnissen en de betalingsverplichtingen van de huurder. De huurder heeft betoogd dat na verrekening van zijn betalingsverplichtingen met door hem betaalde facturen van een dakdekker, de huurachterstand zo gering is dat deze niet tot ontbinding van de huurovereenkomst zou leiden.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder op de datum van dagvaarding een betalingsachterstand had van € 1.074,01, maar dat deze achterstand inmiddels was ingelopen. Daarom werd de vordering tot ontruiming afgewezen. Het verstekvonnis van 27 november 2014 werd vernietigd en de verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.